In deze zaak, die op 14 juli 2016 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde de eiser, een zieke werknemer, betaling van achterstallig loon van zijn werkgever, RVDS Bikes b.v. De werknemer was sinds 1 maart 2012 in dienst bij RVDS en was vanaf 16 mei 2015 arbeidsongeschikt wegens ziekte. De werkgever had op 1 april 2016 haar bedrijfsactiviteiten beëindigd, waarna de werknemer geen loon meer ontving. De werknemer vorderde onder andere het loon over de maanden april, mei en juni 2016, vakantiebijslag en de wettelijke verhoging van het loon. De werkgever voerde verweer en stelde dat de werknemer geen recht had op loon omdat hij een Ziektewetuitkering had aangevraagd, die was geweigerd omdat er nog een arbeidsovereenkomst bestond.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever gehouden was tot doorbetaling van het loon, omdat de werknemer recht had op 100% doorbetaling van het loon gedurende de eerste zes maanden van zijn arbeidsongeschiktheid, en dat de werkgever niet kon volhouden dat de Ziektewetuitkering in mindering moest worden gebracht. De kantonrechter wees de vorderingen van de werknemer toe, inclusief de vakantiebijslag, en matigde de wettelijke verhoging tot 10% vanwege de financiële situatie van de werkgever. De vordering in reconventie van de werkgever werd afgewezen. De proceskosten werden aan de werkgever opgelegd.