Eiser acht het alsnog duiden van functies niet geoorloofd. Deze functies zijn hem niet voorgehouden. Verder houden deze functies geen rekening met de op het moment van duiden -september 2015- bestaande volledige arbeidsongeschiktheid zoals deze bestaat vanaf januari 2015. De functies houden ook geen, althans onvoldoende, rekening met eisers beperkingen. Verder wordt de einde wachttijd niet onderbouwd. Er zijn meerdere momenten in het dossier aan te wijzen waarop eiser toegenomen arbeidsongeschikt is en zich heeft gemeld met een toename van de klachten. Dat is ook aan de orde geweest in bezwaar. Datzelfde probleem duikt op bij de tweede beslissing op bezwaar van 23 oktober 2015 waarmee
eiser zich niet kan verenigen. Ook hier is onduidelijk wat er gebeurd is met eerdere meldingen van toegenomen arbeidsongeschiktheid. Eisers verzoek om verhoging van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt geweigerd omdat hij zou kunnen terugvallen op een loondoorbetalingsverplichting van de werkgever. Echter hoe zich dat verhoudt tot het feit dat deze al 2 jaar loon heeft betaald is onduidelijk en wordt ook niet verder onderbouwd.
In de volgende beslissing op bezwaar van 23 oktober 2015 waarmee eiser zich niet kan verenigen wordt gesteld dat er geen sprake is van een besluit. Eiser heeft echter bezwaar gemaakt tegen een specificatie waaruit blijkt dat er meer is ingehouden op zijn uitkering dan toegestaan in verband met de zogenaamde beslagvrije voet (bijlage 3). Dat er dan sprake is van een besluit en dat bezwaar mogelijk is volgt uit ECLI:NLCRVB: 2008:BD9586. Eiser verwijst naar hetgeen hij in de brief van 11 september 2015 heeft gesteld:
In de zaak van de heer Dahmazi heb ik inmiddels moeten constateren dat ondanks het feit
dat op grond van mijn fax van 72 mei 2075 en het beginsel van art. 4:725 Awb er zonder
mij daarover te informeren in de betaling over de maand juli 2075 bij besluit van 19 juli
2015, een bedrag op de uitkering van cliënt is verrekend, waardoor hij zelfs onder de
beslagvrije voet met zijn inkomen is geraakt.
Eiser heeft een formulier inkomens- en vermogensonderzoek ingediend. Dat wordt hiermee
genegeerd. De laatste beslissing op bezwaar van 16 oktober 2015 die thans voorligt is een beslissing waarin wordt gesteld dat er bezwaar zou zijn aangetekend tegen een deskundigen oordeel. Echter zoals blijkt uit de brief van het UWV van 24 maart 2015 ging het om het intrekken (‘vervallen”) van een ander besluit van het UWV. Eiser heeft op 25 maart 2015 het UWV uitgelegd waarom er hier sprake is van een besluit. Zou dit anders zijn, dan zou de beslissing van 22 december 2014 thans nog steeds gelden. Het UWV zal in beroep zich daar over moeten uitspreken of dat zo is.
Eiser merkt op dat hij tot op heden over de verhoging en nabetaling van de uitkering nog geen bericht heeft ontvangen en ook niet over de daarover te vergoeden wettelijke rente.
Eiser acht het duiden van functies prematuur omdat met het wijzigen van het standpunt van het UWV van geschikt naar ongeschikt voor eigen werk, eerst door het UWV had moeten worden getoetst of er ten aanzien van re-integratie voorander passend werk nog mogelijkheden zijn bij de eigen werkgever en of deze voldoende zijn onderzocht per de datum in geding.
Tenslotte voert eiser aan dat er maar eenmaal griffierecht verschuldigd omdat de 4 beroepzaken samenhangend zijn.