Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het op 4 mei 2016 ter griffie ontvangen verzoekschrift van [verzoekster] ,
- de mondelinge behandeling d.d. 9 juni 2016 en de bij die gelegenheid overgelegde pleitnotities van de gemachtigde van [verzoekster] .
2.De feiten
1 april 2016.
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 5.716,14 bruto wegens de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst. [X] heeft de hoogte en de verschuldigdheid van die vergoeding niet betwist, anders dan door te verwijzen naar de intrekking van de opzegging waarvan de kantonrechter hiervoor reeds heeft geoordeeld dat die intrekking niet mogelijk was. De gevorderde vergoeding wegens onregelmatige opzegging is derhalve toewijsbaar.
1 juni 2015 tot en met 8 maart 2016 overweegt de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst daarvoor geen grondslag biedt. Daarin is immers bepaald dat het recht op vakantietoeslag wordt opgebouwd in de periode 1 januari tot en met 30 juni en 1 juli tot en met 31 december. Dat verklaart ook waarom op de salarisspecificatie van januari 2016 bij reservering vakantiegeld slechts een bedrag van € 141,14 staat vermeld. De kantonrechter zal de vakantietoeslag derhalve toewijzen over de periode van 1 januari 2016 tot en met 8 maart 2016.
- griffierecht verzoek € 79,00
- salaris gemachtigde
€ 400,00(2.0 punten x € 200,00 tarief)
5.De beslissing
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving,
- te vermeerderen, indien betekening van de beschikking heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van de beschikking, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening,