Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreektde verdachte
vrijvan het tenlastegelegde.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de politierechter in Maastricht op 26 april 2016 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als ongewenst vreemdeling in Nederland verbleef. De verdachte, een EU-burger, was op 31 januari 2016 aangetroffen in Heerlen. De officier van justitie had gevorderd om de verdachte een gevangenisstraf van vier weken op te leggen, gebaseerd op de ongewenstverklaring die aan de verdachte was opgelegd op 30 juli 2010. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ongewenstverklaring in strijd is met de rechtstreeks werkende bepalingen van EU-recht, met name de Richtlijn 2004/38/EG, die het recht op vrij verkeer van personen waarborgt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte geen actuele, werkelijke en voldoende ernstige bedreiging voor de openbare orde vormde, en dat aan het recht op vrij verkeer een zwaarder belang moet worden toegekend dan aan het mogelijke gevaar voor de openbare orde. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.