7.3.Ingevolge artikel 1a:1, vierde lid, van de Wajong wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
8. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag een rapport van verzekeringsarts Duijzers en van bezwaarverzekeringsarts Corten. Eiser betwist de juistheid van deze medische rapportages. In dat geval dient de rechtbank te beoordelen of deze rapportages zorgvuldig tot stand zijn gekomen en of er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
9. Naar aanleiding van de aanvraag van eiser heeft verzekeringsarts Duijzers eiser onderzocht op het spreekuur van 25 september 2014. De verzekeringsarts heeft zijn conclusies in zijn rapport van gelijke datum gebaseerd op eigen onderzoek en dossiergegevens. De verzekeringsarts is tot de conclusie gekomen dat sprake is van een nierinsufficiëntie als gevolg van een IgA nefropathie en heeft de eerste arbeidsongeschiktheidsdag vastgesteld op 1 april 2014. Per de datum van einde wachttijd (52 weken na de 1e arbeidsongeschiktheidsdag) en per de datum van het potentiële recht op arbeidsondersteuning (lees: arbeidsongeschiktheidsuitkering) is sprake van geen benutbare mogelijkheden. Voorts is het niet te verwachten dat eiser binnen een jaar na de datum van einde wachttijd volledig hersteld zal zijn van de aandoening, van waaruit eiser beperkingen heeft. Voorts concludeert de verzekeringsarts dat eiser op de datum van ingang arbeidsondersteuning (lees: arbeidsongeschiktheidsuitkering) tijdelijk geen participatiemogelijkheden heeft, maar dat deze op termijn er wel zijn.
10. Blijkens het rapport van bezwaarverzekeringsarts Corten, gedateerd 28 mei 2015, heeft deze arts het dossier van eiser bestudeerd. Ook heeft de bezwaarverzekeringsarts op
26 mei 2015 telefonisch contact gehad met eiser en over haar bevindingen uitgebreid gerapporteerd. De bezwaarverzekeringsarts heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan de primaire verzekeringsarts. Daartoe heeft de bezwaarverzekeringsarts overwogen dat de eerste arbeidsongeschiktheidsdatum correct is vastgesteld. Eiser heeft een ernstige nieraandoening en vanwege de dialyse-behandeling die hij hiervoor moet ondergaan zijn er thans onvoldoende mogelijkheden tot het verrichten van strukturele arbeid. Er is door de verzekeringsarts dan ook correct geconcludeerd dat eiser geen benutbare mogelijkheden heeft. Inzake de Wajong, waarover per einde wachttijd geoordeeld dient te worden, is de vraag aan de orde of het nog kunnen ontwikkelen van arbeidsvermogen bij belanghebbende uitgesloten is voor de toekomst. Terecht heeft de verzekeringsarts aangegeven dat er op termijn nog participatiemogelijkheden aanwezig kunnen zijn. Ook dat het nog enige jaren kan duren voordat er arbeidsvermogen is. Er is bij belanghebbende een reële kans op een geslaagde niertransplantatie, waardoor er op termijn hersteld van het arbeidsvermogen zeker niet is uitgesloten. Het arbeidsvermogen in het kader van de Wajong is beschreven als het kunnen verrichten van een taak in een arbeidsorganisatie; het beschikken over basale werknemersvaardigheden; het tenminste
1. uur aaneengesloten kunnen werken en tenminste 4 uur per dag belastbaar zijn. Dit kan in de toekomst voor belanghebbende als haalbaar worden ingeschat.
11. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU8290) volgt dat aan een rapport opgesteld door een bezwaarverzekeringsarts, een bijzondere waarde toekomt in die zin, dat verweerder zijn besluiten omtrent de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene op dit soort rapportages mag baseren. Het verzekeringsgeneeskundig rapport kan deze waarde verliezen als de betrokkene aannemelijk maakt dat dit rapport niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, inconsequenties bevat of niet concludent is. Het aannemelijk maken dat van een van deze gebreken sprake is, kan gebeuren door niet medisch geschoolden. Dit geldt echter niet voor het aannemelijk maken dat de inhoudelijke medische beoordeling onjuist is. Indien een betrokkene deze beoordeling wil aanvechten zal hij in beginsel zijn stellingen moeten onderbouwen met een rapport van een (andere) reguliere medicus. 12. De rechtbank is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek op zorgvuldige wijze, volledig en ook overigens conform de eisen die aan een dergelijk
onderzoek worden gesteld, heeft plaatsgevonden. Zo heeft de verzekeringsarts eiser op zijn spreekuur gezien en onderzoek verricht. De bezwaarverzekeringsarts heeft eiser telefonisch gesproken en hiervan verslag gedaan. Niet gebleken dan wel anderszins aannemelijk is gemaakt dat die informatie onjuist is uitgelegd. Evenmin zijn er aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid of volledigheid van de rapportages van beide artsen. De bezwaarverzekeringsarts heeft geen reden gezien om af te wijken van het primair medisch oordeel. Ook volgens de bezwaarverzekeringsarts is er bij eiser op de datum in geding,
31 maart 2015, sprake van geen benutbare mogelijkheden in verband met hemodialyse. In zijn rapport heeft de bezwaarverzekeringsarts zich gebogen over de vraag of er in de toekomst mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zijn. Er is bij eiser een reële kans op een geslaagde niertransplantatie waarop op termijn herstel van arbeidsvermogen zeker niet uitgesloten is.
13. Het betoog dat er geen informatie is ingewonnen bij de behandelende sector leidt niet tot een ander oordeel. De rechtbank overweegt hierover dat het in beginsel aan de verzekeringsgeneeskundig artsen is om te bepalen welke informatie zij nodig achten om tot een weloverwogen oordeel te komen over de gezondheidstoestand van de betrokkene. Niet is gebleken dat met het achterwege laten van (nadere) informatie-inwinning bij de behandelende sector, het verzekeringsgeneeskundig onderzoek ondeugdelijk dan wel onvolledig is geweest. Immers de aard en de ernst van de aandoening is bij de verzekeringsartsen bekend.
Het betoog dat de verzekeringsartsen het verzekeringsgeneeskundig protocol Chronische Nierschade niet zou hebben toegepast leidt naar het oordeel van de rechtbank ook niet tot een ander oordeel. Volgens vaste rechtspraak is een verzekeringsarts niet gehouden om in zijn of haar rapport elk punt van het protocol te benoemen. Protocollen, zoals het protocol Chronische Nierschade, zijn immers slechts bedoeld als hulpmiddel voor de verzekeringsgeneeskundige beoordeling (ECLI:NL:CRVB:2011:BT6290). 14. Met haar aanvullende rapportage van 18 december 2015, als reactie op de aangevoerde beroepsgronden, overweegt de bezwaarverzekeringsarts terecht dat het beoordelingskader “Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen” niet aan de orde is. In de Wajong dient het arbeidsvermogen beoordeeld te worden, waarvoor andere criteria gelden als voor het vaststellen van de arbeidsbeperkingen in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Voorts komt de bezwaarverzekeringsarts niet tot een ander oordeel met betrekking tot de beoordeling van het arbeidsvermogen.
Bezwaararbeidsdeskundige Habets heeft met zijn rapport van 5 januari 2016 geconcludeerd dat eiser meer dan voldoende scholing heeft gevolgd waarmee hij na een succesvolle transplantatie in staat wordt geacht om een functie op de arbeidsmarkt te kunnen verwerven. Ook beschikt eiser over meer dan voldoende basale werknemersvaardigheden waardoor er mogelijkheden ontstaan om een taak in een organisatie uit te oefenen.
15. Zonder af te willen doen aan de aard en de ernst van de aandoening welke eiser op de datum in geding ervaart, acht de rechtbank de door de bezwaarverzekeringsarts gegeven motivering, gebaseerd op de behandelingsmogelijkheden van eiser die zijn gericht op herstel, toereikend en voldoende overtuigend gemotiveerd.
16. Uit het voorgaande volgt dat de beroepsgronden niet slagen. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.