Op 22 maart 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorbereiden van illegale hennepteelt. De verdachte, die een growshop exploiteerde, werd bijgestaan door mr. H.M.W. Daamen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 8 maart 2016, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het aanbieden en voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die bestemd waren voor de grootschalige illegale hennepteelt, in strijd met artikel 11a van de Opiumwet. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor feit 2, namelijk het helen van een elektriciteitsmeter, en sprak de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank concludeerde echter dat de verdachte op 3 juni 2015 in zijn growshop in de gemeente Nuth stoffen en voorwerpen te koop had aangeboden en voorhanden had, waarvan hij wist dat deze bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de grote hoeveelheid en combinatie van de aangetroffen goederen, waaronder assimilatielampen, armaturen en groeimiddelen, die allemaal duidden op een professionele hennepteelt. De verdachte had verklaard dat hij na de wetswijziging op 1 maart 2015 alle verboden goederen uit zijn winkel had verwijderd, maar de rechtbank oordeelde dat hij desondanks wist dat de in zijn pand aanwezige goederen bestemd waren voor illegale hennepteelt.
De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte zijn illegale activiteiten had gestaakt en dat hij op dat moment al gedetineerd was. De uitspraak benadrukt de ernst van de betrokkenheid bij de illegale hennepteelt en de noodzaak om dergelijke activiteiten te bestraffen.