ECLI:NL:RBLIM:2016:2109

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 maart 2016
Publicatiedatum
11 maart 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 125u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van de korpschef van politie inzake functietoekenning en waarnemingstoelage

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in een beroep van een ambtenaar tegen een besluit van de korpschef van politie. De eiser, werkzaam als Teamchef Recherche, had bezwaar gemaakt tegen een besluit waarin zijn functie in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) werd vastgesteld. De korpschef had in een primair besluit van 16 december 2013 functies toegekend en bepaald dat de eiser op 1 januari 2012 zou overgaan naar de LFNP-functie ‘Operationeel Expert Tactische Opsporing’. Eiser was het niet eens met deze toekenning en stelde dat de hardheidsclausule van toepassing was, omdat hij vond dat hij benadeeld was in zijn functie en de bijbehorende toelage. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de eiser niet had aangetoond dat de matching van zijn functie niet overeenkomstig de Regeling was geschied. De rechtbank oordeelde dat de korpschef bevoegd was om de Regeling en de transponeringstabel analoog toe te passen en dat de besluiten voldoende gemotiveerd waren. De rechtbank concludeerde dat de hardheidsclausule niet bedoeld is om de uitgangspositie te corrigeren en dat de beroepsgronden van eiser niet slagen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 11 maart 2016.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 15/125

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 maart 2016 in de zaak tussen

[naam] , te [woonplaats] eiser

(gemachtigde: mr. J.P.L.C. Dijkgraaf),
en

de korpschef van politie, verweerder

(gemachtigden: mr. P. Geraedts, mr. C.L.G.M. van de Walle en F.J.H. Gunther).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser over de periode van 31 december 2009 tot en met 31 december 2011 functies in het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) toegekend en bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie ‘Operationeel Expert Tactische Opsporing’, gewaardeerd in schaal 9. Daarnaast heeft verweerder met dit besluit de door eiser uitgeoefende waarnemingstaak gematcht met de LFNP-functie ‘Operationeel Specialist B’, gewaardeerd in schaal 10. Ten aanzien van de periode vanaf 1 januari 2013 heeft verweerder in dit verband een wijzigingsbesluit genomen.
Bij besluit van 13 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2015.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Bij brief van 6 oktober 2015 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om verweerder in de gelegenheid te stellen te reageren op het door de rechtbank ingenomen standpunt inzake de (analoge) toepasselijkheid van de Regeling overgang naar een LFNP-functie, Stcrt. 2013, nr. 13141 (de Regeling) op wijzigingsbesluiten. Verweerder heeft gereageerd bij brief van 19 oktober 2015. Op 23 november 2015 heeft eiser gereageerd op de toelichting van verweerder. Bij brieven van 23 december 2015 (verweerder) en 15 januari 2016 (eiser) hebben partijen de rechtbank toestemming gegeven om met toepassing van het bepaalde in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de (nadere) behandeling ter zitting achterwege te laten, waarop de rechtbank het onderzoek in de zaak heeft gesloten.

Overwegingen

1. Eiser was vóór de overgang naar de LFNP-functie werkzaam als ‘Teamchef Recherche’ van het (voormalige) korps Limburg-Zuid. Daarnaast heeft eiser vanaf
1 januari 2013 de functie van ‘Chef Bedrijfsvoering/Plaatsvervangend Chef basiseenheid’ waargenomen. Eiser heeft voor deze waarneming een toelage op basis van schaal 10 ontvangen.
2. Bij brief van 22 april 2011 heeft verweerder eiser in kennis gesteld van het voornemen inzake zijn uitgangspositie voor de toekomstige LFNP-functie.
3. Bij brief van 24 oktober 2011 heeft verweerder de uitgangspositie van eiser voor de overgang naar een LFNP-functie vastgesteld op de korpsfunctiebeschrijving ‘Teamchef Recherche’ met als referentiefunctiebeschrijving ‘Teamchef A (Recherche)’. Eiser heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddel ingesteld.
4. Bij brief van 2 maart 2012 heeft verweerder eiser een aanvullend besluit uitgangspositie doen toekomen. Hierin is opgenomen dat de uitgangspositie van eiser niet wordt aangevuld met specifieke werkzaamheden (taakaccenten). Tegen dit besluit heeft eiser evenmin een rechtsmiddel ingesteld.
5. Bij brief van 14 mei 2013 heeft verweerder eiser in kennis gesteld van het voornemen inzake de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie. Hierin heeft verweerder aangegeven voornemens te zijn de functie van eiser, zoals die gold op 31 december 2011, over te laten gaan naar de LFNP-functie ‘Operationeel Expert Tactische Opsporing’ en de per 1 januari 2013 door eiser waargenomen functie eveneens te matchen met de LFNP-functie ‘Operationeel Expert Tactische Opsporing’. Daarnaast heeft verweerder eiser middels deze brief in kennis gesteld van het voornemen de door eiser uitgeoefende waarnemingstaak van de korpsfunctie ‘Chef Bedrijfsbureau (Wijkpolitie) / plaatsvervangend Chef Basiseenheid’ te willen matchen met de LFNP-functie ‘Operationeel Specialist B’, gewaardeerd in salarisschaal 10. Eiser heeft tegen dat voornemen op 12 juni 2013 bedenkingen ingediend. De door eiser ingediende bedenkingen hebben geen wijziging gebracht in het voornemen van verweerder.
6. Bij het primaire besluit heeft verweerder aan eiser over de periode van
31 december 2009 tot en met 31 december 2011 functies in het LFNP toegekend en bepaald dat eiser op 1 januari 2012 overgaat naar de LFNP-functie van ‘Operationeel Expert Tactische Opsporing’, met als referentiefunctiebeschrijving ‘Teamchef A (Recherche), gewaardeerd in schaal 9. Daarnaast heeft verweerder met dit besluit de door eiser uitgeoefende waarnemingstaak van de korpsfunctie ‘Chef Bedrijfsbureau (Wijkpolitie) / plaatsvervangend Chef Basiseenheid’ gematcht met de LFNP-functie ‘Operationeel Specialist B’, gewaardeerd in salarisschaal 10. Ten aanzien van de periode vanaf 1 januari 2013 heeft verweerder in dit verband een wijzigingsbesluit genomen.
7. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit gehandhaafd.
8. Eiser heeft zich in eerste instantie op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit onbevoegd genomen is, maar heeft deze beroepsgrond tijdens de zitting laten vallen, zodat de bevoegdheid van verweerder inzake het bestreden besluit niet meer ter discussie staat. Voorts heeft eiser betoogd dat nu niet uitgesloten kan worden dat de transponeringstabel, waarvan verweerder gebruik heeft gemaakt bij de LFNP-match, als algemeen verbindend moet worden beschouwd en eiser hier dus niet inhoudelijk, maar slechts met een beroep op de hardheidsclausule tegen kan ageren, er sprake is van een dusdanige ernstige vorm van benadeling (als bedoeld in artikel 6:22 van de Awb) dat een proceskostenveroordeling aangewezen is.
Eiser heeft vanaf augustus 2011 (informeel) leiding gegeven aan het Team Grootschalig Optreden (TGO) Zuurmoorden en had hierbij misschien geen eindverantwoordelijkheid, maar gelet op de opgedragen werkzaamheden, toch zeker een voortgangs-verantwoordelijkheid op grond waarvan hij gematcht had moeten worden met de functie ‘Operationeel Specialist C’. In de aanvullende gronden van 23 november 2015 heeft eiser daaraan toegevoegd dat hij het op zich wel eens is met de indeling van de door hem waargenomen functie van ‘Chef Bedrijfsbureau’ in het domein ‘Uitvoering’ en in het vakgebied ‘Operationeel Specialismen’, maar dat hij vervolgens verweerders redenering (volgens het functievergelijkingsformulier) dat het schaalniveau leidend is en dat als gevolg daarvan deze functie per 1 januari 2013 overgaat naar de LFNP-functie ‘Operationeel Specialist B’ niet kan volgen. Volgens eiser is bij deze stap in de matching het schaalniveau niet meer dan een relevante factor die in overweging moet worden genomen. Gelet hierop dient verweerder de enkele mededeling dat het schaalniveau bepalend is voor de keuze van de functie beter te motiveren. Eiser heeft mede op grond van zijn goede functioneren per
1 januari 2013 feitelijk als voortgangsverantwoordelijke de functie van ‘Operationeel Specialist C’ vervuld voor twee basiseenheden die in Maastricht zijn samengevoegd en die sinds 1 januari 2013 werken als Robuust Basis Team, conform het inrichtingsplan van de Nationale Politie. Dat eiser de functie van ‘Operationeel Specialist C’ vervult blijkt ook uit het verslag van het functioneringsgesprek dat zich in het dossier bevindt.
Vervolgens doet eiser een beroep op de hardheidsclausule, neergelegd in artikel 5, vierde lid, van de Regeling. Er is sprake van een onbillijkheid, dan wel een bijzondere situatie gelet op het feit dat eiser een tweetal opleidingen (Operationele Leergang voor Leidinggevende in 2008, kosten € 23.678,- en Tactische Leergang Leidinggevenden in 2011, kosten € 38.728,-) heeft gevolgd teneinde klaar te zijn voor de hem op HBO-niveau opgedragen werkzaamheden en er nu sprake is van een grote desinvestering. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 15 januari 2015.
9. De rechtbank overweegt als volgt.
10. De match naar de LFNP-functie ‘Operationeel Expert Tactische Opsporing’ heeft plaatsgevonden op grond van de Regeling en de transponeringstabel (bijlage bij de Regeling). De Centrale Raad van Beroep (Raad) heeft in zijn uitspraken van 1 juni 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:1550 en ECLI:NL:CRVB:2015:1663) overwogen dat de transponeringstabel weliswaar geen algemeen verbindend voorschrift (avv) is, maar dit niet wegneemt dat aan deze tabel een zwaarwegende betekenis moet worden toegekend en dat in beginsel niet van deze tabel wordt afgeweken. Verweerder mag bij het nemen van besluiten over de toekenning van en overgang naar een LFNP-functie er dus van uitgaan dat toepassing van de voor het matchingsproces geldende regels tot de in de tabel vermelde uitkomst leidt en ter motivering mag in beginsel worden volstaan met een verwijzing naar de transponeringstabel. Gelet hierop is het bestreden besluit voldoende gemotiveerd en kan het verzoek van eiser om een proceskostenvergoeding ten aanzien van dit onderdeel van het beroep niet gehonoreerd worden.
11. Het is verder aan de betrokken politieambtenaar om aannemelijk te maken dat de matching niet overeenkomstig de Regeling is geschied of dat het resultaat van de matching anderszins onhoudbaar is te achten. Het enkele feit dat een andere uitkomst ook verdedigbaar zou zijn geweest, is niet voldoende. De politieambtenaar kan zich in dit verband niet beroepen op feiten of omstandigheden die hij reeds in het kader van de vaststelling van de uitgangspositie naar voren had kunnen brengen. Dat eiser, zoals hij ter zitting heeft aangegeven, geen functie-onderhoud meer heeft kunnen vragen ten aanzien van zijn feitelijke werkzaamheden, doet niet af aan het feit dat hij wel rechtsmiddelen had kunnen aanwenden tegen de besluiten inzake het vaststellen en aanvullen van de uitgangspositie, hetgeen hij heeft nagelaten. Uitgaande van de korpsfunctiebeschrijving is de match naar de LFNP-functie ‘Operationeel Expert Tactische Opsporing’ niet kennelijk onhoudbaar, althans van het tegendeel is de rechtbank niet gebleken.
12. Ten aanzien van de match van de door eiser vanaf 1 januari 2013 waargenomen functie van ‘Chef Bedrijfsbureau’ overweegt de rechtbank allereerst dat verweerder op grond van de uitspraak van de Raad van 19 november 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:4098) bevoegd was de Regeling en de transponeringstabel analoog op deze LFNP-match toe te passen en dat een LFNP-match bij waargenomen werkzaamheden enkel wordt verricht in verband met het recht op een eventueel toe te kennen toelage. Eiser heeft bevestigd deze toelage te hebben ontvangen. Ten aanzien van de ingangsdatum van de gematchte waarnemingswerkzaamheden overweegt de rechtbank dat voor de door eiser gewenste ingangsdatum (augustus 2011) geen aanleiding bestaat nu daaromtrent door verweerder geen formeel besluit is genomen. Eisers betoog verder dat de match van de door hem waargenomen functie in het domein ‘Uitvoering’ en in het vakgebied ‘Operationeel Specialismen’ op zich correct is, maar de salarisschaal voor de match met de meest vergelijkbare functie binnen het toegekende vakgebied niet meer dan een relevante factor is wordt door de rechtbank, daargelaten het feit dat eiser ook niet verder toelicht welke waarde dan aan de salarisschaal zou moeten worden gehecht, niet gevolgd. Uit voornoemde uitspraken van 1 juni 2015 volgt immers ook dat het in artikel 3 van de Regeling neergelegde uitgangspunt dat matching plaatsvindt op basis van de formele (schriftelijke) korpsfunctiebeschrijving en dat voor de match met de meest vergelijkbare functie binnen het toegekende vakgebied de salarisschaal van de korpsfunctie in beginsel bepalend is, niet maakt dat aan de inhoud of de wijze van totstandkoming van de Regeling zodanige ernstige feilen kleven dat deze niet als grondslag kan dienen voor daarop in concrete gevallen te baseren besluiten. Eisers betoog dat door de vastlegging van zijn feitelijke werkzaamheden in een verslag van een functioneringsgesprek sprake zou zijn van formalisering van de waarneming, zodat eiser in aanmerking had moeten komen voor de LFNP-functie ‘Operationeel Specialist C’ slaagt ook niet, omdat eiser dit had moeten aanvoeren in het kader van het vaststellen van zijn uitgangspositie en hij dit heeft nagelaten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de match naar de LFNP-functie van ‘Operationeel Specialist B’ in verband met de door eiser waargenomen werkzaamheden niet kennelijk onhoudbaar is.
13. Ten aanzien van het beroep op de hardheidsclausule overweegt de rechtbank onder verwijzing naar de uitspraken van de Raad van 1 juni jongstleden dat de hardheidsclausule niet bedoeld is om (alsnog) rekening te houden met werkzaamheden waarvoor functie-onderhoud gevraagd had kunnen worden of met extra werkzaamheden, specifieke werkzaamheden, bijzondere situaties en afspraken die in de uitgangspositie vastgelegd hadden kunnen zijn. De hardheidsclausule is niet bedoeld om de uitgangspositie te corrigeren.
14. Nu geen van de beroepsgronden slagen, is het beroep ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.M.M. Gijselaers (voorzitter), en mr. E.P.J. Rutten en mr. T.G. Klein, leden, in aanwezigheid van mr. I.M.T. Wijnands, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2016.
w.g. I.M.T. Wijnands,
griffier
w.g. R.A.M.M. Gijselaers,
voorzitter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 11 maart 2016

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.