2.11.De rechtbank overweegt als volgt:
De rechtbank neemt het deskundigenrapport tot uitgangspunt. De deskundige heeft partijen in de gelegenheid gesteld vóór de totstandkoming van het conceptrapport hun standpunt ten aanzien van de door de rechtbank geformuleerde vragen kenbaar te maken. Deze standpunten zijn door de deskundige meegewogen bij het opmaken van het rapport. Na de totstandkoming van het conceptrapport is namens de man een andersluidend standpunt ingenomen, met name ten aanzien van de zijdens de man zelf opgestelde bedrijfsbegroting. Gedurende het gehele proces dat heeft geleid tot het conceptrapport heeft de zijdens de man ingeschakelde deskundige geen aanleiding gezien zijn standpunten die in de bedrijfsbegroting zijn opgenomen, te herzien. Op 19 maart 2014 wordt namens de man nog expliciet verwezen naar de bedrijfsbegroting die naar de mening van de deskundige zijdens de man deugdelijk en goed is onderbouwd. Eerst na het conceptrapport d.d. 15 mei 2014 wordt het standpunt zijdens de man herzien zonder dat sprake is van na 19 maart 2014 drastisch gewijzigde omstandigheden. De deskundige heeft naar aanleiding daarvan opgemerkt dat het hem voorkomt dat het zijdens de man als reden opgegeven voortschrijdend inzicht niet pas na het uitbrengen van de concept–rapportage kan zijn ontstaan. De deskundige heeft dit meegewogen bij de beoordeling en beantwoording van het commentaar. Partijen zijn voorts door de deskundige in de gelegenheid gesteld te reageren op de concept-rapportage. Zij hebben beiden van die mogelijkheid gebruik gemaakt. De deskundige is vervolgens op alle gemaakte opmerkingen ingegaan en heeft per punt aangegeven of dit hem aanleiding heeft gegeven tot bijstelling van zijn rapport.
De rechtbank stelt vast, mede gelet op het hiervoor overwogene, dat het rapport van de deskundige op zeer zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Op de door partijen gemaakte opmerkingen is door de deskundige uitvoerig ingegaan. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de deskundigheid van de deskundige te twijfelen, ook niet naar aanleiding van de door partijen na het definitieve rapport gemaakte opmerkingen. De rechtbank merkt daarbij op dat zelfs wanneer men de Leidraad kasstroomoverzicht van Boringa & Lankaster hanteert dit tot positieve kasstromen voor opnames ondernemer leidt over de jaren 2011 tot en met 2014 (te weten respectievelijk: € 82.000,-, € 87.000,-, € 43.000,- en € 46.000,-). Daarbij zij opgemerkt dat kasstroomoverzichten bij het berekenen van alimentatie niet doorslaggevend zijn, maar zeker wel een nuttig hulpmiddel.
De rechtbank neemt derhalve het deskundigenrapport tot uitgangspunt en betrekt daarbij de definitieve jaarcijfers 2014 en 2015.
De deskundige heeft het inkomen uit onderneming exclusief incidentele kosten voor 2012 berekend op € 112.000,- en voor 2013 op € 98.000,-. De deskundige heeft het inkomen uit onderneming (exclusief incidentele kosten) voor 2014 en 2015 geprognotiseerd op € 15.000,- respectievelijk minus € 31.000,-. De deskundige heeft daarbij opgemerkt dat er in de laatste jaren (tot en met 2013) nagenoeg niets is geïnvesteerd in de onderneming en dat er dus weer geïnvesteerd zal moeten worden in materiële vaste activa. De deskundige heeft aangenomen dat de vrijval van het werkkapitaal zoals die heeft plaatsgevonden in de jaren 2011 tot en met 2013 in 2014 en 2015 niet gecontinueerd kan blijven. Voorts heeft hij rekening gehouden met een bedrag aan investeringen in 2015 van € 20.000,-. Uitgaande van de door de deskundige toegepaste methodiek enerzijds en de definitieve jaarcijfers anderzijds stelt de rechtbank het inkomen uit onderneming exclusief incidentele kosten voor 2014 en 2015 vast op respectievelijk € 110.000,- en -€ 23.000,-. Gelet op de ingangsdatum van de onderhoudsbijdragen, te weten 20 november 2012, zal de rechtbank voor de periode 20 november 2012 tot en met 31 december 2013 uitgaan van het inkomen uit onderneming in 2013 van € 98.000,-. Nu in 2015 het melkquotum is afgeschaft kan voor het jaar 2016 niet zonder meer van een zelfde inkomen worden uitgegaan. Uit de halfjaar cijfers 2016 blijkt van een verlies per 30 juni van € 39.309,- (exclusief afschrijvingen). Als reden voor het slechte resultaat voert de man aan dat sprake is van een dalende melkprijs, niet functionerende melkrobots met hoge onderhoudskosten en een verminderde melkproductie. De rechtbank is van oordeel dat de man in staat moet worden gesteld de noodzakelijke investeringen in zijn bedrijf te verrichten. Dit gegeven gecombineerd met het negatieve resultaat over het eerste half jaar 2016 maakt dat de rechtbank voor 2016 eveneens uitgaat van een negatief inkomen.
De rechtbank ziet geen aanleiding de door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (zie hierboven onder 2.9.) gevolgde redenering toe te passen. Uit het deskundigenrapport, aangevuld met definitieve jaarcijfers 2014 blijkt dat de man voor de jaren 2012 tot en met 2014 over voldoende inkomen beschikt om een bijdrage te voldoen. Voor 2015 en 2016 is dat niet het geval. De redenering van het Hof Arnhem-Leeuwarden volgend, zou dat betekenen dat de man grond zou moeten verkopen om aan zijn alimentatieverplichtingen te voldoen, grond die hij nodig heeft voor de exploitatie van zijn onderneming, nog afgezien van het feit dat de gronden met hypotheek belast zijn. Het is niet te verwachten dat de bank hiermee zal instemmen. Daarmee wordt mogelijk ook de verrekening die plaats moet vinden op grond van de door partijen gemaakte huwelijkse voorwaarden doorkruist.
Conclusie
De man heeft over 2015 een negatief inkomen genoten; voor wat betreft het eerste half jaar 2016 gaat de rechtbank daar eveneens van uit. Met ingang van 2015 zal de kinderbijdrage op de minimumbijdrage van € 50,- per maand worden gesteld. De partnerbijdrage zal met ingang van 2015 op nihil worden gesteld. De rechtbank zal de vrouw echter geen terugbetalingsverplichting opleggen, conform het eerder door de man zelf ingenomen standpunt, nu de vrouw geen inkomen heeft genoten en recent pas weer een baan heeft, waarmee zij niet in de kosten van de kinderen en haar eigen behoefte kan voorzien. Voorts acht de rechtbank relevant dat vooralsnog niet duidelijk is of de vrouw in verband met de verrekening op grond van de huwelijkse voorwaarden nog een bedrag zal ontvangen.
De rechtbank gaat voor het berekenen van de door de man te betalen kinder- en partnerbijdrage over 2012 uit van een inkomen van € 112.000,-, voor 2013 van een inkomen van € 98.000,-, en voor 2014 van een inkomen van € 110.000,-.
Kinderbijdrage 20 november 2012 tot en met 31 december 2014
De rechtbank hanteert voor het berekenen van de kinderbijdrage over de periode 20 november 2012 tot en met 31 maart 2013 de berekeningswijze zoals die tot 1 april 2013 gold en voor de periode daarna de berekeningswijze zoals die sinds 1 april 2013 geldt, met in achtneming van de uitspraken van de Hoge Raad d.d. 5 oktober 2015en 30 september 2016houdt de rechtbank bij de berekening van de draagkracht van de vrouw rekening met het kindgebonden budget waar de vrouw aanspraak op kan maken.
Periode 20 november 2012 tot 1 januari 2013.
De rechtbank houdt bij de berekening van de draagkracht voor kinder- en partneralimentatie in 2012 rekening met een inkomen van € 112.000,-.
De rechtbank houdt voorts op jaarbasis rekening met:
- € 12.566,- MKB vrijstelling
- € 7.280,- zelfstandigenaftrek
- € 4.762,- premie arbeidsongeschiktheidsverzekering
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende heffingskortingen:
- algemene heffingskorting
- arbeidskorting
Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen van de man op € 6.434,- per maand.
De rechtbank houdt rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent en een draagkrachtpercentage van 60 voor de partneralimentatie en 70 voor de kinderalimentatie.
De rechtbank neemt de volgende niet of niet langer bestreden maandelijkse lasten van de man in aanmerking:
- € 166,- € 166,- huurwaarde woongedeelte boerderij
- € 51,- € 51,- premie Zorgverzekeringswet, na aftrek van het in de bijstandsnorm begrepen nominaal deel van de premie Zorgverzekeringswet ad
€ 49,-.
Op grond van voormelde financiële gegevens en rekening houdend met het te realiseren fiscaal voordeel, heeft de man draagkracht tot betaling van een kinderbijdrage van € 332,50 per kind per maand en tot een partnerbijdrage van € 665,- per maand.
Periode 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013.
In 2013 bedraagt de geïndexeerde behoefte van de minderjarigen € 338,15 per maand en van de vrouw € 676,- per maand.
De rechtbank houdt bij de berekening van de draagkracht voor kinder- en partneralimentatie in 2013 rekening met een inkomen van € 98.000,-.
De rechtbank houdt voorts op jaarbasis rekening met:
- € 12.701,- MKB vrijstelling
- € 7.280,- zelfstandigenaftrek
- € 4.395,- premie arbeidsongeschiktheidsverzekering
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende heffingskortingen:
- algemene heffingskorting
- arbeidskorting
Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen van de man op € 5.498,- per maand.
De rechtbank houdt rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent en een draagkrachtpercentage van 60 voor de partneralimentatie en 70 voor de kinderalimentatie.
De rechtbank neemt de volgende niet of niet langer bestreden maandelijkse lasten van de man in aanmerking:
- € 176,- huurwaarde woongedeelte boerderij
- € 132,- premie Zorgverzekeringswet, na aftrek van het in de bijstandsnorm
begrepen nominaal deel van de premie Zorgverzekeringswet ad
€ 35,-.
Op grond van voormelde financiële gegevens en rekening houdend met het te realiseren fiscaal voordeel, becijfert de rechtbank draagkracht bij de man tot betaling van een kinderbijdrage van € 338,- per kind per maand en tot een partnerbijdrage van € 676,- per maand.
Periode 1 april 2013 tot en met 31 december 2013.
Uitgaande van een winst uit onderneming van € 98.000,- in 2013 en rekening houdend met de ondernemersaftrek, becijfert de rechtbank een netto besteedbaar inkomen (in verband met de kinderbijdrage) van € 5.132,- per maand. Aan de hand van de draagkrachttabel 2013 (70% [NBI – (0,3 x NBI + 850)]) becijfert de rechtbank een draagkracht aan de zijde van de man van € 1.920,- per maand.
De man heeft in 2013 recht op een fiscaal voordeel van € 71,- per kind per maand, zodat zijn totale draagkracht € 515,50 per kind per maand bedraagt.
Aan de zijde van de vrouw houdt de rechtbank rekening met een minimale draagkracht van
€ 50,- per maand, gelet op haar geringe inkomen.
Aangezien de draagkracht van partijen de behoefte van de minderjarigen overstijgt, kan de man zijn aanspraak op de zorgkorting van 25 %, zijnde € 84,-, compleet verzilveren.
De rechtbank becijfert het aandeel van de man met ingang van 1 april 2013, rekening houdend met het fiscaal voordeel en na aftrek van de zorgkorting van € 84,- per kind per maand op € 246,- per kind per maand (€ 1.031,-: € 1056,- x € 338,- - € 84,-).
De rechtbank houdt bij de berekening van de draagkracht voor partneralimentatie op jaarbasis rekening met:
- € 12.701,- MKB vrijstelling
- € 7.280,- zelfstandigenaftrek
- € 4.395,- premie arbeidsongeschiktheidsverzekering
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende heffingskortingen:
- algemene heffingskorting
- arbeidskorting
Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen van de man op € 5.498,- per maand.
De rechtbank houdt rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent en een draagkrachtpercentage van 60.
De rechtbank neemt de volgende niet of niet langer bestreden maandelijkse lasten van de man in aanmerking:
- € 176,- huurwaarde woongedeelte boerderij
- € 132,- premie Zorgverzekeringswet, na aftrek van het in de bijstandsnorm
begrepen nominaal deel van de premie Zorgverzekeringswet ad
€ 35,-.
Op grond van voormelde financiële gegevens en rekening houdend met het te realiseren fiscaal voordeel en de kinderbijdrage inclusief de zorgkorting, becijfert de rechtbank draagkracht bij de man tot betaling van een partnerbijdrage van € 676,- per maand.
Periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014.
In 2014 bedraagt de geïndexeerde behoefte van de minderjarigen € 341,- per kind per maand en de behoefte van de vrouw € 682,- per maand.
Uitgaande van een winst uit onderneming van € 110.00,- in 2014 en rekening houdend met de ondernemersaftrek, becijfert de rechtbank een netto besteedbaar inkomen van € 6.228,- per maand.
Voor 2014 becijfert de rechtbank een draagkracht aan de zijde van de man van € 2.450,- per maand (70% [NBI – (0,3 x NBI + € 860,-)]).
Aan de zijde van de vrouw houdt de rechtbank rekening met een minimale draagkracht van
€ 50,- per maand, gelet op haar geringe inkomen.
Rekening houdend met het fiscaal voordeel in 2014 van € 50,- per kind per maand, becijfert de rechtbank het aandeel van de man in 2014, na aftrek van de zorgkorting van
€ 85,- per kind per maand, op € 249,- per kind per maand (€ 1.275,- : € 1300,- x € 341,- - € 85,-).
De rechtbank houdt bij de berekening van de draagkracht voor partneralimentatie op jaarbasis rekening met:
- € 15.470,- investeringsaftrek
- € 12.215,- MKB vrijstelling
- € 7.280,- zelfstandigenaftrek
- € 4.143,- premie arbeidsongeschiktheidsverzekering
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de volgende heffingskortingen:
- algemene heffingskorting
- arbeidskorting
Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het besteedbaar inkomen van de man op € 6.573,- per maand.
De rechtbank houdt rekening met de bijstandsnorm voor een alleenstaande, exclusief de woonkostencomponent en een draagkrachtpercentage van 60.
De rechtbank neemt de volgende niet of niet langer bestreden maandelijkse lasten van de man in aanmerking:
- € 290,- huurwaarde woongedeelte boerderij
- € 133,- premie Zorgverzekeringswet, na aftrek van het in de bijstandsnorm
begrepen nominaal deel van de premie Zorgverzekeringswet ad
€ 39,-.
Op grond van voormelde financiële gegevens en rekening houdend met het te realiseren fiscaal voordeel en de kinderbijdrage inclusief de zorgkorting, becijfert de rechtbank draagkracht bij de man tot betaling van een partnerbijdrage van € 682,- per maand.