ECLI:NL:RBLIM:2015:9905

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
27 november 2015
Zaaknummer
03/721321-13
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mensenhandel en veroordeling voor opzettelijk bezit van drugs

Op 27 november 2015 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als chauffeur optrad voor meerderjarige prostituees uit Hongarije. De verdachte werd vrijgesproken van mensenhandel, omdat de rechtbank oordeelde dat hij geen bijdrage had geleverd aan de beknotting van de vrijheid van de prostituees. De rechtbank concludeerde dat de vrouwen vrijwillig in de prostitutie werkten en dat er geen bewijs was voor enige dwang of uitbuiting. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte medeplichtig was aan mensenhandel, maar de rechtbank vond dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging.

Daarnaast werd de verdachte wel veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 7 tabletten MDMA en 0,45 gram cocaïne. De rechtbank legde een geldboete op van € 200,- voor dit feit. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld en dat de opgelegde straf passend was gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is gedaan na inhoudelijke behandeling van de zaak op zittingen in augustus en november 2015, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de betrokken vrouwen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat er geen sprake was van mensenhandel, maar wel van het bezit van drugs.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/721321-13
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum en plaats] ,
wonende te [adres en woonplaats] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. G.G.J. Geerlings, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 22 augustus 2014 en 13 november 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1 primair:samen met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel.
Feit 1 subsidiair:samen met anderen behulpzaam is geweest bij mensenhandel.
Feit 2:al dan niet samen met een ander in het bezit was van MDMA en cocaïne.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, met dien verstande dat de verdachte in de periode van 7 januari 2012 tot en met 31 december 2012 [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] heeft medegenomen uit Budapest met het oogmerk deze vrouwen in Nederland ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling. Volgens de officier van justitie heeft verdachte dit feit medegepleegd. De officier van justitie heeft hiertoe verwezen naar de verklaringen van de vrouwen, de mutaties van de Koninklijke Marechaussee, de verklaring van [medeverdachte] en de verklaring van verdachte bij de politie en ter terechtzitting. De officier van justitie heeft – onderbouwd met jurisprudentie – betoogd dat het voor een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit niet relevant is of de vrouwen zijn uitgebuit noch dat van belang is of zij uit vrije wil werkzaam waren in de prostitutie of dat sprake is geweest van enige vorm van dwang.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor wat betreft de onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de raadsman aansluiting gezocht bij een arrest van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch d.d. 17 oktober 2014 (ECLI:NL:GHSHE:2014:4705). Volgens de raadsman blijkt uit dit arrest dat voor een bewezenverklaring
‘te allen tijde sprake dient te zijn van enige verwijtbare bijdrage aan een beknotting van de vrijheid van de persoon die zich prostitueert’. Nu in onderhavige zaak geen sprake is van enige beknotting van de vrijheid van de vrouwen - de vrouwen waren immers op vrijwillige basis werkzaam in de prostitutie in Nederland en in de [saunaclub] was er op geen enkel moment sprake van een uitbuitingssituatie of een beknotting van vrijheden - dient verdachte van het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat voor een bewezenverklaring sprake moet zijn van een gedraging onder uitoefening van dwang met het
oogmerkvan uitbuiting van de ander. Daarbij dient het dwangmiddel ertoe dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt dan wel dat iemand wordt belet zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken. Volgens de raadsman komt uit het procesdossier geen enkel aanknopingspunt naar voren om dwang en/of uitbuiting aan te nemen. De raadsman is dan ook van mening dat verdachte van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde eveneens dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte 7 tabletten bevattende MDMA en 0,45 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en de mutaties van de Koninklijke Marechaussee
Op 7 januari 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee in de omgeving van het vliegveld in Eindhoven een auto met daarin verdachte, [medeverdachte] en een vrouw genaamd [naam 5] staande gehouden. Door de inzittenden werd verklaard dat [medeverdachte] en verdachte de vrouw genaamd [naam 5] kwamen ophalen van het vliegveld. Uit het procesdossier blijkt dat [naam 5] op 13 december 2012 heeft verklaard reeds drie jaar als prostituee werkzaam te zijn in de [saunaclub] .
Op 17 oktober 2012 is verdachte samen met [naam 4] door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven waargenomen, terwijl ze [naam 3] kwamen ophalen. [naam 3] heeft toen verklaard dat ze ging werken bij de [saunaclub] en dat ze al eerder in die club heeft gewerkt. Op 5 december 2012 is verdachte eveneens samen met [naam 3] in een auto aangetroffen. [naam 3] heeft toen verklaard op weg te zijn naar [saunaclub] om te gaan werken. Uit mutaties van de Koninklijke Marechaussee blijkt dat [naam 4] en [naam 3] eerder hebben verklaard geheel vrijwillig in de [saunaclub] te werken. Bij de rechter-commissaris hebben [naam 4] en [naam 3] een zelfde verklaring afgelegd.
Op 12 juni 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven waargenomen dat verdachte en [medeverdachte] , [naam 1] kwamen ophalen. [naam 1] heeft toen verklaard dat ze in 2012 al 5 maanden in de [saunaclub] heeft gewerkt. Ze werkt in de club als prostituee en vindt het werk leuk. Op
14 november 2012 wordt verdachte eveneens samen met [naam 6] op het vliegveld te Eindhoven gesignaleerd. Verdachte heeft toen verklaard dat hij veel rijdt voor de vrouwen en dat hij weet dat de vrouwen in de prostitutie werken. Uit mutaties van de Koninklijke Marechaussee blijkt dat [naam 1] eerder heeft verklaard in de [saunaclub] als prostituee te werken. Bij de rechter-commissaris heeft [naam 1] een zelfde verklaring afgelegd.
Op 5 juli 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven verdachte en een vrouw genaamd [naam 2] gecontroleerd. Verdachte heeft toen verklaard dat [naam 2] in [saunaclub] ging werken. Uit mutaties van de Koninklijke Marechaussee blijkt dat [naam 2] eerder heeft verklaard werkzaam te zijn in de [saunaclub] en dit werk geheel vrijwillig te doen. Bij de rechter-commissaris heeft [naam 2] een zelfde verklaring afgelegd.
Op 12 juli 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven verdachte en twee vrouwen genaamd [naam 6] en [naam 7] gecontroleerd. Verdachte kwam deze vrouwen ophalen van het vliegveld. Verdachte heeft verklaard dat de vrouwen uit Budapest kwamen en dat hij de vrouwen naar een hotel in Roermond zou gaan brengen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vrouwen ophaalde van het vliegveld in Eindhoven. Verdachte wist dat deze vrouwen als prostituee werkzaam waren. Hij deed het optreden als chauffeur uit vriendendienst, hij kende de vrouwen vanuit de [saunaclub] .
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van verdachte vast dat hij meermalen vrouwen heeft opgehaald van het vliegveld in Eindhoven. Hij bracht deze vrouwen of tot aan de oprit van de [saunaclub] (de eigenaar stond niet toe dat verdachte de vrouwen tot aan de voordeur van de saunaclub bracht), of naar Roermond (waar na een gezamenlijk bezoek aan een terrasje de vrouwen een taxi namen naar hun eindbestemming) of naar de woning van de vrouwen in de omgeving van Roermond. Uit het dossier is niet gebleken van andere bestemmingen. Deze meerderjarige vrouwen waren werkzaam als prostituee in de [saunaclub] .
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of die handeling van verdachte, in juridische zin, kan worden gekwalificeerd als ‘mensenhandel’. Bij de beantwoording van deze vraag zoekt de rechtbank aansluiting bij de uitspraak van de Hoge Raad van
10 september 2013 en, zoals zij ook al eerder in andere soortgelijke zaken heeft gedaan, bij de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17 oktober 2014. De Hoge Raad heeft overwogen dat artikel 273f, eerste lid, sub 3, van het Wetboek van Strafrecht aldus moet worden uitgelegd dat het oogmerk van verdachte erop gericht moet zijn dat de betrokkene zich in een ander land dan waar deze is aangeworven, meegenomen of ontvoerd, beschikbaar stelt tot het verrichten van de in dat artikel bedoelde handelingen. Het gerechtshof heeft overwogen dat voor een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit, strafbaar gesteld in artikel 273f, eerste lid, sub 3 van het Wetboek van Strafrecht, te allen tijde sprake moet zijn van enige verwijtbare bijdrage (door de verdachte) aan een beknotting van de vrijheid van de persoon die zich prostitueert.
In de visie van de officier van justitie bestond de verwijtbare bijdrage van de verdachte uit het inzetten van zogenoemde manipulatieve dwangmiddelen: het misbruik maken van de economisch zwakkere en kwetsbare positie van de veelal jongere vrouwen. De rechtbank heeft aan de hand van het procesdossier deze punten onderzocht en komt tot de conclusie dat voor deze omstandigheden het bewijs ontbreekt.
Daarbij acht de rechtbank het voor de beoordeling van deze zaak van belang dat de vrouwen, voor zover waarneembaar, zich geheel vrij konden bewegen. Zij kwamen geheel zelfstandig aan met het vliegtuig in Eindhoven en konden overigens ook weer zelf vertrekken. Het vervoer door verdachte vond plaats op verzoek van de vrouwen, verdachte werd hiervoor niet benaderd door de [saunaclub] of andere derden. Tenslotte werden de vrouwen nimmer afgezet “in” de saunaclub maar op een meer of minder grote afstand daarvan. De rechtbank leidt het vorenstaande af uit de verklaringen van verdachte en de door hem vervoerde vrouwen. Dat het anders zou zijn blijkt niet uit het dossier.
De rechtbank ziet dan ook geen bewijs voor enige belemmering van de vrouwen om zich aan de prostitutie te kunnen onttrekken.
Nu uit de feiten, zoals deze uit het procesdossier naar voren komen alsmede uit de verklaringen van de vrouwen, niet is gebleken van enige beknotting of aantasting van de vrijheid van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] [naam 4] of [naam 5] , kan er ook niet van enige verwijtbare bijdrage daaraan worden gesproken. De rechtbank overweegt in dat verband dat bij verdachte eveneens geen vrees hoefde te bestaan voor de beknotting van de vrijheid van de vrouwen, nu verdachte zelf klant was van de [saunaclub] en zodoende op de hoogte was van het reilen en zeilen in de club. Naar zijn zeggen is hem van enige dwang in deze saunaclub nooit gebleken. Aanwijzingen in het dossier voor het tegendeel ontbreken. Het enkele gegeven dat de verdachte vrouwen heeft opgehaald vanaf het vliegveld in Eindhoven, terwijl hij weet dat die vrouwen (in Nederland) als prostituee aan de slag gaan, een beroep wat overigens legaal is in Nederland, is niet genoeg om het bestanddeel te vervullen van ‘het oogmerk een ander ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen betaling’.
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, zowel primair als subsidiair, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Feit 2 [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad 7 tabletten MDMA en 0,45 gram cocaïne, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting; [2]
- proces-verbaal van binnentreden en doorzoeking ter inbeslagname op het [adres] ; [3]
- de beslaglijst; [4]
- het rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut. [5]
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het opzettelijk aanwezig hebben van in totaal 1,7 gram cocaïne, nu een deel van dit in beslag genomen goed, te weten 1,25 gram, niet is getest door het Nederlands Forensisch Instituut.
Voor de vraag of verdachte dit feit heeft medegepleegd met een ander of anderen overweegt de rechtbank dat uit het procesdossier niet blijkt van een betrokkenheid van een ander persoon. Verdachte heeft geen nadere informatie verschaft die op een dergelijke betrokkenheid zou wijzen. De rechtbank zal in de hierna volgende bewezenverklaring ervan uit gaan dat verdachte de drugs alleen aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 2
op 5 november 2013 in [plaats] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 7 tabletten bevattende MDMA en 0,45 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en cocaïne middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 uiterst subsidiair de oplegging van een taakstraf bepleit. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman de oplegging van een geldboete bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft op 5 november 2013 7 tabletten bevattende MDMA en 0,45 gram cocaïne aanwezig gehad.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 14 oktober 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis aansluiting gezocht bij een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en het onder feit 2 tenlastegelegde. Nu de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een wezenlijk lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Voor het bewezen verklaarde feit 2 zijn door het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) geen oriëntatiepunten ontwikkeld. Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, in combinatie met het feit dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld, acht de rechtbank de oplegging van een geldboete ter hoogte van € 200,- passend en geëigend.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte
vrijvan de onder
feit 1 primair en subsidiairten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor feit 2 tot een
  • beveelt dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal volgt, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 4 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze geldboete in mindering zal worden gebracht, naar rato van € 50,00 per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter,
mr. R.A.J. van Leeuwen en mr. P. van Blaricum, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. K.J.M. Voncken, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2015.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de periode van 7 januari 2012
tot en met 31december 2012 in de gemeente Eindhoven en/of de gemeente
Roermond, in elk geval in Nederland en/althans in Boedapest en/althans
Hongarije en/althans Luik en/althans België (telkens) tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te weten [naam 1]
en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] ,
(telkens) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk die
[naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] in een ander land,
te weten Nederland en/of België ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen
tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde tegen
betaling;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
een of meer onbekende andere(n), meermalen, althans eenmaal in of omstreeks de
periode van 7 januari 2012 tot en met 31december 2012 in de gemeente Eindhoven
en/of de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland en/althans in Boedapest
en/althans Hongarije en/althans Luik en/althans België (telkens) tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander of anderen, te
weten [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5]
, (telkens) heeft aangeworven, medegenomen of ontvoerd met het oogmerk
die [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] in een ander
land, te weten Nederland en/of België ertoe te brengen zich beschikbaar te
stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met en/of voor een derde
tegen betaling, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte,
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft verdachte tezamen met een of meer anderen althans alleen
transport/vervoer geregeld naar een seksinrichting en/of heeft verdachte dit
transport/vervoer begeleid en/of heeft verdachte een transport- vervoermiddel
ter beschikking gesteld;
2.
hij op of omstreeks 05 november 2013 in de [plaats] ,,
in elk geval in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7
tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA
en/of 1,7 gram en/althans 0,45 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee, dossiernummer 28-125495, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 892.
2.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 13 november 2015.
3.Proces-verbaal van binnentreden en doorzoeking ter inbeslagname, adres: [adres] , p. 472 en 473.
4.Beslaglijst d.d. 5 november 2013, p. 475.
5.Rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 17 december 2013.