3.3Het oordeel van de rechtbank
De feiten en de mutaties van de Koninklijke Marechaussee
Op 7 januari 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee in de omgeving van het vliegveld in Eindhoven een auto met daarin verdachte, [medeverdachte] en een vrouw genaamd [naam 5] staande gehouden. Door de inzittenden werd verklaard dat [medeverdachte] en verdachte de vrouw genaamd [naam 5] kwamen ophalen van het vliegveld. Uit het procesdossier blijkt dat [naam 5] op 13 december 2012 heeft verklaard reeds drie jaar als prostituee werkzaam te zijn in de [saunaclub] .
Op 17 oktober 2012 is verdachte samen met [naam 4] door verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven waargenomen, terwijl ze [naam 3] kwamen ophalen. [naam 3] heeft toen verklaard dat ze ging werken bij de [saunaclub] en dat ze al eerder in die club heeft gewerkt. Op 5 december 2012 is verdachte eveneens samen met [naam 3] in een auto aangetroffen. [naam 3] heeft toen verklaard op weg te zijn naar [saunaclub] om te gaan werken. Uit mutaties van de Koninklijke Marechaussee blijkt dat [naam 4] en [naam 3] eerder hebben verklaard geheel vrijwillig in de [saunaclub] te werken. Bij de rechter-commissaris hebben [naam 4] en [naam 3] een zelfde verklaring afgelegd.
Op 12 juni 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven waargenomen dat verdachte en [medeverdachte] , [naam 1] kwamen ophalen. [naam 1] heeft toen verklaard dat ze in 2012 al 5 maanden in de [saunaclub] heeft gewerkt. Ze werkt in de club als prostituee en vindt het werk leuk. Op
14 november 2012 wordt verdachte eveneens samen met [naam 6] op het vliegveld te Eindhoven gesignaleerd. Verdachte heeft toen verklaard dat hij veel rijdt voor de vrouwen en dat hij weet dat de vrouwen in de prostitutie werken. Uit mutaties van de Koninklijke Marechaussee blijkt dat [naam 1] eerder heeft verklaard in de [saunaclub] als prostituee te werken. Bij de rechter-commissaris heeft [naam 1] een zelfde verklaring afgelegd.
Op 5 juli 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven verdachte en een vrouw genaamd [naam 2] gecontroleerd. Verdachte heeft toen verklaard dat [naam 2] in [saunaclub] ging werken. Uit mutaties van de Koninklijke Marechaussee blijkt dat [naam 2] eerder heeft verklaard werkzaam te zijn in de [saunaclub] en dit werk geheel vrijwillig te doen. Bij de rechter-commissaris heeft [naam 2] een zelfde verklaring afgelegd.
Op 12 juli 2012 hebben verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee op het vliegveld in Eindhoven verdachte en twee vrouwen genaamd [naam 6] en [naam 7] gecontroleerd. Verdachte kwam deze vrouwen ophalen van het vliegveld. Verdachte heeft verklaard dat de vrouwen uit Budapest kwamen en dat hij de vrouwen naar een hotel in Roermond zou gaan brengen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vrouwen ophaalde van het vliegveld in Eindhoven. Verdachte wist dat deze vrouwen als prostituee werkzaam waren. Hij deed het optreden als chauffeur uit vriendendienst, hij kende de vrouwen vanuit de [saunaclub] .
Overwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de verklaringen van verdachte vast dat hij meermalen vrouwen heeft opgehaald van het vliegveld in Eindhoven. Hij bracht deze vrouwen of tot aan de oprit van de [saunaclub] (de eigenaar stond niet toe dat verdachte de vrouwen tot aan de voordeur van de saunaclub bracht), of naar Roermond (waar na een gezamenlijk bezoek aan een terrasje de vrouwen een taxi namen naar hun eindbestemming) of naar de woning van de vrouwen in de omgeving van Roermond. Uit het dossier is niet gebleken van andere bestemmingen. Deze meerderjarige vrouwen waren werkzaam als prostituee in de [saunaclub] .
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of die handeling van verdachte, in juridische zin, kan worden gekwalificeerd als ‘mensenhandel’. Bij de beantwoording van deze vraag zoekt de rechtbank aansluiting bij de uitspraak van de Hoge Raad van
10 september 2013 en, zoals zij ook al eerder in andere soortgelijke zaken heeft gedaan, bij de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 17 oktober 2014. De Hoge Raad heeft overwogen dat artikel 273f, eerste lid, sub 3, van het Wetboek van Strafrecht aldus moet worden uitgelegd dat het oogmerk van verdachte erop gericht moet zijn dat de betrokkene zich in een ander land dan waar deze is aangeworven, meegenomen of ontvoerd, beschikbaar stelt tot het verrichten van de in dat artikel bedoelde handelingen. Het gerechtshof heeft overwogen dat voor een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit, strafbaar gesteld in artikel 273f, eerste lid, sub 3 van het Wetboek van Strafrecht, te allen tijde sprake moet zijn van enige verwijtbare bijdrage (door de verdachte) aan een beknotting van de vrijheid van de persoon die zich prostitueert.
In de visie van de officier van justitie bestond de verwijtbare bijdrage van de verdachte uit het inzetten van zogenoemde manipulatieve dwangmiddelen: het misbruik maken van de economisch zwakkere en kwetsbare positie van de veelal jongere vrouwen. De rechtbank heeft aan de hand van het procesdossier deze punten onderzocht en komt tot de conclusie dat voor deze omstandigheden het bewijs ontbreekt.
Daarbij acht de rechtbank het voor de beoordeling van deze zaak van belang dat de vrouwen, voor zover waarneembaar, zich geheel vrij konden bewegen. Zij kwamen geheel zelfstandig aan met het vliegtuig in Eindhoven en konden overigens ook weer zelf vertrekken. Het vervoer door verdachte vond plaats op verzoek van de vrouwen, verdachte werd hiervoor niet benaderd door de [saunaclub] of andere derden. Tenslotte werden de vrouwen nimmer afgezet “in” de saunaclub maar op een meer of minder grote afstand daarvan. De rechtbank leidt het vorenstaande af uit de verklaringen van verdachte en de door hem vervoerde vrouwen. Dat het anders zou zijn blijkt niet uit het dossier.
De rechtbank ziet dan ook geen bewijs voor enige belemmering van de vrouwen om zich aan de prostitutie te kunnen onttrekken.
Nu uit de feiten, zoals deze uit het procesdossier naar voren komen alsmede uit de verklaringen van de vrouwen, niet is gebleken van enige beknotting of aantasting van de vrijheid van [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] [naam 4] of [naam 5] , kan er ook niet van enige verwijtbare bijdrage daaraan worden gesproken. De rechtbank overweegt in dat verband dat bij verdachte eveneens geen vrees hoefde te bestaan voor de beknotting van de vrijheid van de vrouwen, nu verdachte zelf klant was van de [saunaclub] en zodoende op de hoogte was van het reilen en zeilen in de club. Naar zijn zeggen is hem van enige dwang in deze saunaclub nooit gebleken. Aanwijzingen in het dossier voor het tegendeel ontbreken. Het enkele gegeven dat de verdachte vrouwen heeft opgehaald vanaf het vliegveld in Eindhoven, terwijl hij weet dat die vrouwen (in Nederland) als prostituee aan de slag gaan, een beroep wat overigens legaal is in Nederland, is niet genoeg om het bestanddeel te vervullen van ‘het oogmerk een ander ertoe te brengen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een ander tegen betaling’.
Gelet op het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte zich niet schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, zowel primair als subsidiair, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad 7 tabletten MDMA en 0,45 gram cocaïne, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- proces-verbaal van binnentreden en doorzoeking ter inbeslagname op het [adres] ;
- de beslaglijst;
- het rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het opzettelijk aanwezig hebben van in totaal 1,7 gram cocaïne, nu een deel van dit in beslag genomen goed, te weten 1,25 gram, niet is getest door het Nederlands Forensisch Instituut.
Voor de vraag of verdachte dit feit heeft medegepleegd met een ander of anderen overweegt de rechtbank dat uit het procesdossier niet blijkt van een betrokkenheid van een ander persoon. Verdachte heeft geen nadere informatie verschaft die op een dergelijke betrokkenheid zou wijzen. De rechtbank zal in de hierna volgende bewezenverklaring ervan uit gaan dat verdachte de drugs alleen aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.