Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
ontuchtige handelingenzichtbaar zijn, waarbij een mens en een dier betrokken zou zijn. Uit de dagvaarding blijkt niet wat de feitelijke inhoud van deze afbeeldingen is. Slechts de vermelding in de tenlastelegging dat sprake was van afbeeldingen van ontuchtige handelingen, waarbij een mens en een dier was betrokken of schijnbaar was betrokken, zonder dat de feitelijke inhoud van die afbeeldingen is aangeduid, brengt met zich mee dat het tenlastegelegde feit niet voldoende feitelijk is omschreven. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AQ3710). Dat de tenlastelegging ter zake van feit 2 niet ziet op afbeeldingen in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, maar op afbeeldingen in de zin van artikel 254a van het Wetboek van Strafrecht, doet hier niet aan af.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding–
van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, aanbieden, openlijk tentoonstellen, verwerven, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen en daarvan een gewoonte maken, meermalen gepleegd
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.De straf
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
nietigten aanzien van het onder
feit 2tenlastegelegde;
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte tot een
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf
- bepaalt dat het
- zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;