ECLI:NL:RBLIM:2015:9667

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
03/702669-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de geldigheid van de dagvaarding en bewezenverklaring van kinderporno en dierenporno

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 november 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het bezit en de verspreiding van kinderporno en dierenporno. De rechtbank heeft de dagvaarding voor het tweede tenlastegelegde feit, betreffende dierenporno, gedeeltelijk nietig verklaard. De rechtbank oordeelde dat de term 'ontuchtige handeling' in de tenlastelegging onvoldoende feitelijke betekenis heeft en niet voldoende is uitgewerkt, waardoor de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Dit leidde tot de nietigheid van de dagvaarding voor dat specifieke feit.

De rechtbank heeft echter wel geoordeeld dat het eerste feit, het bezit en de verspreiding van kinderporno, bewezen kon worden. De verdachte had gedurende een periode van bijna vijf jaar afbeeldingen van kinderporno in zijn bezit en had deze ook aangeboden aan anderen via een online platform. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanbieden, openlijk tentoonstellen, verwerven en in bezit hebben van kinderporno, en dat hij van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en behandelverplichting.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de lange periode waarin de verdachte deze feiten heeft gepleegd, en het feit dat hij geen blijk van medeleven heeft gegeven voor de slachtoffers van zijn daden. De rechtbank heeft ook de psychologische rapportage van de verdachte in overweging genomen, waaruit bleek dat er geen sprake was van een ziekelijke stoornis, maar dat behandeling wel wenselijk was. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om zich te rehabiliteren, maar heeft tegelijkertijd de noodzaak van bescherming van de samenleving benadrukt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/702669-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 november 2015
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. I.T.H.L. van de Bergh, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 12 mei 2015 en 4 november 2015. De verdachte en zijn raadsman zijn op 4 november 2015 ter terechtzitting verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:kinderporno heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of verworven en/of in bezit gehad, terwijl hij van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 2:dierenporno heeft verspreid en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit gehad, terwijl hij van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

3.1
De geldigheid van de dagvaarding
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding voor wat betreft het tweede tenlastegelegde feit voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie heeft daarbij naar voren gebracht dat de rechtbank Limburg in vergelijkbare zaken een globale omschrijving van de afbeeldingen in de tenlastelegging voldoende vond.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding voor wat betreft het tweede tenlastegelegde feit niet voldoet aan de eisen, gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de uitdrukking ‘ontuchtige handeling’ in de tenlastelegging onvoldoende feitelijk is en deze nader in de tenlastelegging dient te worden uitgewerkt. De raadsman heeft in dit verband verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1497) en het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2011 (ECLI:NL:HR:2011:BS1739).
3.1.3
Het standpunt van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat aan de term ‘ontuchtige handeling’ in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Dit brengt mee dat zonder een feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging een dagvaarding niet aan de in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering gestelde eisen van opgave van het feit voldoet. Ofwel, wil de dagvaarding voldoende feitelijk zijn en daarmee voldoen aan de in artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering gestelde eis, dan dient ‘ontuchtige handeling’ in de tenlastelegging nader omschreven te zijn.
Onder feit 2 is aan verdachte tenlastegelegd dat hij afbeeldingen heeft verspreid, openlijk tentoongesteld, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd of in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen
ontuchtige handelingenzichtbaar zijn, waarbij een mens en een dier betrokken zou zijn. Uit de dagvaarding blijkt niet wat de feitelijke inhoud van deze afbeeldingen is. Slechts de vermelding in de tenlastelegging dat sprake was van afbeeldingen van ontuchtige handelingen, waarbij een mens en een dier was betrokken of schijnbaar was betrokken, zonder dat de feitelijke inhoud van die afbeeldingen is aangeduid, brengt met zich mee dat het tenlastegelegde feit niet voldoende feitelijk is omschreven. De rechtbank verwijst hiertoe naar het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2004 (ECLI:NL:HR:2004:AQ3710). Dat de tenlastelegging ter zake van feit 2 niet ziet op afbeeldingen in de zin van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, maar op afbeeldingen in de zin van artikel 254a van het Wetboek van Strafrecht, doet hier niet aan af.
De rechtbank is – in lijn met hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen – van oordeel dat de gekozen verfeitelijking niet voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging zal daarom voor wat betreft feit 2 nietig worden verklaard.
4
De beoordeling van het bewijs [1]
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide tenlastegelegde feiten bewezen zijn, met dien verstande dat verdachte onder feit 2 dient te worden vrijgesproken van het bezit van dierenporno op een harddisk met nummer 508020.
De officier van justitie heeft haar standpunt inzake feit 1 gebaseerd op het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal, waaruit blijkt dat de concreet in de tenlastelegging van feit 1 beschreven afbeeldingen zijn aangetroffen op de Hitachi harde schijf die aan verdachte toebehoorde. De beschrijving in de tenlastelegging omvat mede de handelingen die op de afbeeldingen te zien zijn. Voorts heeft de officier van justitie verwezen naar de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zake van feit 1 gesteld dat geen sprake is van het verspreiden van kinderporno. Verdachte heeft de kinderporno in mappen op zijn computer geplaatst, welke toegankelijk waren voor anderen. Hiermee kan bewezen worden verklaard dat verdachte kinderporno heeft aangeboden. Voor het verspreiden van kinderporno is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, met als gevolg dat verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ter zake van feit 1
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte afbeeldingen – te weten foto’s en video’s – en gegevensdragers bevattende afbeeldingen met kinderporno heeft aangeboden, openlijk tentoongesteld, verworven en in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 november 2015; [2]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2014; [3]
- kennisgeving van inbeslagneming d.d. 13 november 2014; [4]
- kennisgeving van inbeslagneming d.d. 5 december 2014; [5]
- het proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 10 maart 2015. [6]
Verspreiding?
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de mappen op zijn computer met daarin kinderpornografische afbeeldingen via Gigatribe heeft laten inzien door andere personen. Verdachte had de mappen met kinderpornografische afbeeldingen beveiligd met een wachtwoord. Tijdens chatgesprekken heeft verdachte het wachtwoord van deze mappen aan andere personen gegeven, met als gevolg dat deze personen de mappen van verdachte konden inzien. Deze verklaring van verdachte wordt ondersteund door de op zijn gegevensdragers aangetroffen chatgesprekken, waarin verdachte de wachtwoorden van de mappen doorgeeft aan andere personen.
De rechtbank kan echter niet vaststellen dat verdachte vanaf zijn computer kinderporno heeft verstuurd, met als gevolg dat verdachte van het deel van de tenlastelegging dat ziet op verspreiding moet worden vrijgesproken.
Openlijk tentoonstellen?
Volgens het algemeen spraakgebruik betekent tentoonstellen het laten zien, overleggen of ten tonele voeren van een afbeelding of een video. Hieruit kan worden afgeleid dat voor tentoonstellen in het algemeen een actieve handeling vereist is. Het openlijk tentoonstellen van kinderpornografisch materiaal vergt dan ook een actieve handeling, gericht op de kennisname van het materiaal door derden. Daarvan is onderhavige strafzaak sprake geweest, nu verdachte het wachtwoord van de mappen waarin kinderpornografisch materiaal te zien was aan derden heeft gegeven. Dit brengt met zich mee dat verdachte eveneens de kinderporno openlijk ten toon heeft gesteld.
Gelet op de omstandigheid dat verdachte over een lange periode een verzameling kinderpornografische foto’s en video’s heeft aangelegd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het aanbieden, verwerven en in bezit hebben van kinderporno een gewoonte heeft gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
in de periode van 1 januari 2010 tot en met 05 december 2014 te Stevensweert, in de gemeente Maasgouw, in elk geval in Nederland, meermalen, afbeeldingen – te weten foto’s en video's – en gegevensdragers bevattende afbeeldingen – te weten een computer en harddisks – heeft aangeboden (door het plaatsen in openstaande mappen) en openlijk tentoongesteld en verworven en in bezit gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het vaginaal penetreren (met de penis en een voorwerp en een vinger) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en
het vaginaal penetreren van het lichaam van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met de hand);
Bestandsnamen:
- [bestandsnaam 1] en
- [bestandsnaam 2] en
- [bestandsnaam 3]
en
- [bestandsnaam 4]
en
- het aanraken van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met een vinger)
en
het aanraken van de geslachtsdelen van een ander persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met de hand);
Bestandsnaam:
- [bestandsnaam 2]
en
- het geheel naakt laten poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, waarbij deze persoon opgemaakt is en poseert in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij haar leeftijd past en door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling;
Bestandsnaam:
- [bestandsnaam 5]
en
- het masturberen bij een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en
het houden van een penis naast het gezicht van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (terwijl op die penis een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is)
en
het geheel naakt laten poseren van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, terwijl op het lichaam van deze persoon een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, waarbij de afbeelding aldus een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
Bestandsnamen):
- [bestandsnaam 6] en
- [bestandsnaam 7]
van welke misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1
een afbeelding
en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding
van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, aanbieden, openlijk tentoonstellen, verwerven, in bezit hebben en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen en daarvan een gewoonte maken, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De psycholoog drs. T. ‘t Hoen heeft over de geestvermogens van de verdachte op 20 april 2015 een rapport uitgebracht. Voorts heeft de rechtbank deze psycholoog op de terechtzitting d.d. 4 november 2015 als deskundige gehoord. De rechtbank komt op basis van de in dat rapport vervatte bevindingen, het daarin vervatte advies en de verklaring van de deskundige ter terechtzitting, niet tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Aan deze proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en de verplichting om zich te laten behandelen bij GGZe De Omslag of soortgelijke ambulante forensische zorg te worden gekoppeld.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit, waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk dient te worden gesteld aan de duur die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Ten aanzien van de duur van de proeftijd en de oplegging van bijzondere voorwaarden heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarnaast heeft de raadsman de oplegging van een taakstraf bepleit.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft in de periode van 1 januari 2010 tot en met 5 december 2014 kinderporno in zijn bezit gehad. Daarbij heeft verdachte deze foto’s en video’s ook aan anderen aangeboden.
Door het bezit van het kinderpornografisch materiaal heeft verdachte de vraag naar dergelijk materiaal mede in stand gehouden en daarmee tevens de daaraan ten grondslag liggende uitbuiting en seksueel misbruik van minderjarigen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik nog lange tijd nadelige psychische gevolgen daarvan ondervinden, soms zelfs de rest van hun leven. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich om dit alles niet heeft bekommerd en louter zijn eigen lustbevrediging voorop heeft gesteld. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de kinderpornografische afbeeldingen slechts in zijn bezit had als ruilmiddel tijdens chatgesprekken. Wat daar ook van zij, het doet niet af aan de ernst van het gepleegde feit. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij geen blijk van medeleven heeft gegeven voor de (zeer) jonge slachtoffers op de kinderpornografische afbeeldingen. En dat terwijl verdachte zelf vader is van nog jonge kinderen en als leraar in het basisonderwijs dagelijks omging met jonge kinderen. Voor verdachte was het zoals hij heeft verklaard een virtuele wereld waarin hij zich begaf, maar voor de misbruikte kinderen was het de harde werkelijkheid.
De psycholoog drs. T. ’t Hoen heeft geconcludeerd dat verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Voorts heeft de deskundige geconcludeerd dat onvoldoende aanleiding is om van een parafilie of een andere psychiatrische stoornis te spreken. Alhoewel het zeker wenselijk is dat verdachte een behandeling ondergaat, is het wat de deskundige betreft, gezien het feit dat geen stoornis is aan te duiden en er daarmee ook geen doorwerking is, gevoegd bij een recidiverisico dat als beperkt wordt ingeschat, niet noodzakelijk om de reeds gestarte behandeling vanuit een juridisch kader op te leggen.
De reclassering heeft in haar rapport de bijzondere voorwaarde van meldplicht geadviseerd, met daarnaast een behandelverplichting bij GGzE De Omslag of een soortgelijke instelling.
Bij het bepalen van de straf acht de rechtbank de aantallen van de afbeeldingen en video’s niet doorslaggevend, maar de ernst van het gepleegde feit en de lange periode waarin verdachte dit feit heeft gepleegd. Gedurende bijna vijf jaren heeft verdachte blijk gegeven van dit grensoverschrijdende gedrag, waarbij hij kinderpornografische afbeeldingen (mede) gebruikte om in chatgesprekken met derden indruk te maken en een virtuele wereld voor zich in stand te houden. De rechtbank is zeer bezorgd over het gedrag van verdachte in de toekomst en acht het van het grootste belang anderen daartegen te beschermen.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank er in het voordeel van de verdachte rekening mee gehouden dat de verdachte een blanco strafblad heeft. Verder acht de rechtbank het van belang dat de verdachte zich op vrijwillige basis onder behandeling bij GGzE De Omslag heeft gesteld. Daarnaast houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met de verstrekkende gevolgen die onderhavige strafzaak heeft gehad voor het privéleven van de verdachte.
Gelet op de aard van het strafbare feit is de rechtbank van oordeel dat enkel een gevangenisstraf passend is. Die gevangenisstraf dient te bestaan uit een onvoorwaardelijk deel en een voorwaardelijk deel, om de kans op recidive te reduceren. De rechtbank merkt in dit verband op dat, ondanks de andersluidende conclusie van psycholoog drs. T. ’t Hoen, zij het noodzakelijk acht om de reeds gestarte behandeling vanuit een juridisch kader op te leggen. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat verdachte zich lange tijd schuldig heeft gemaakt aan het bezit en aanbieden van kinderporno en er dus geen sprake is van een incident. Verdachte zal moeten blijven inzien dat zijn gedrag niet getolereerd wordt en zal geruime tijd dienen te worden behandeld. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, nu een gevangenisstraf van hierna te noemen duur voldoende recht doet aan de ernst van de zaak. Dit alles betekent dat de rechtbank komt tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk.
De rechtbank zal de proeftijd op 3 jaren stellen. Hoewel een langere proeftijd wenselijk zou zijn, staat het bepaalde in artikel 14b, tweede lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafrecht hieraan in de weg.
Aan de voorwaardelijke straf zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden verbinden dat verdachte zich bij de reclassering dient te melden en dat hij de reeds gestarte behandeling bij de GGzE De Omslag zal ondergaan zolang deze instelling dit noodzakelijk acht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Dagvaarding nietig
- verklaart de dagvaarding
nietigten aanzien van het onder
feit 2tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf
  • bepaalt dat het
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde moet zich binnen 5 dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis melden bij de Reclassering in Roermond. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde wordt verplicht om de reeds gestarte behandeling bij de GGzE De Omslag te ondergaan, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.M. Engels, voorzitter, mr. M.E. Kramer en
mr. R.M.M. Kleijkers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.J.M. Voncken, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 november 2015.
Buiten staat
mr. R.M.M. Kleijkers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 05 december 2014 te Stevensweert, in de gemeente Maasgouw, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) (een) afbeelding(en) - te weten (een) foto('s) en/of (een) video('s) en/of (een) film(s) - en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) - te weten een of meer computer(s) en/of (een) harddisk(s) - heeft verspreid en/of aangeboden (door het plaatsen in een of meer openstaande map(pen)) en/of openlijk tentoongesteld en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit (onder meer):
- het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren (met de penis en/of (een) voorwerp(en) en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong) van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong)
Bestandsna(a)m(en):
- [bestandsnaam 1] (zie p. 134 pv, zaaksdossier) en/of
- [bestandsnaam 2] (zie p. 135 pv, zaaksdossier) en/of
- [bestandsnaam 3]
(zie p. 135-136 pv, zaaksdossier) en/of
- [bestandsnaam 4] (zie p. 136 pv, zaaksdossier)
en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of en/of de billen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong)
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of (een) voorwerp(en) en/of de mond/tong)
Bestandsnaam:
- [bestandsnaam 2] (zie p. 135 pv, zaaksdossier)
en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed is/zijn en/of opgemaakt is/zijn en/of poseert/poseren in een omgeving en/of met (een) voorwerp(en) en/of in (een)(erotisch getinte) houding(en) (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) en/of de uitsnede van de afbeelding(en)/film(s) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
Bestandsnaam:
- [bestandsnaam 5] (zie p. 135 pv, zaaksdossier)
en/of
- het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt
en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (terwijl op dat gezicht/lichaam en/of op die penis een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is)
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, terwijl op het lichaam van deze perso(o)n(en) een op sperma gelijkende substantie zichtbaar is, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
Bestandsna(a)m(en):
- [bestandsnaam 6] (zie p. 134 pv, zaaksdossier) en/of
- [bestandsnaam 7] (zie p. 134-135 pv, zaaksdossier)
van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt;
MEDEDELINGEN:
De officier van justitie deelt mede dat een representatieve collectie van
bovengenoemde afbeeldingen/filmfragmenten is samengesteld, maar ter
voorkoming van strafbare feiten en verdere verspreiding van bovengenoemd materiaal, niet in het dossier zijn gevoegd en ook niet in afschrift zullen worden verstrekt. De officier van justitie zal deze collectie als stuk van overtuiging op de terechtzitting aanwezig hebben en aan de rechtbank overleggen. Voorafgaand aan de terechtzitting kan inzage in genoemd materiaal verleend worden op afspraak met de officier van justitie.
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2010 tot en met 05 december 2014 te
Stevensweert, in de gemeente Maasgauw, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) afbeelding(en) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) (te weten één of meer harddisk(s) met goednr. 508043 en/of 508020 en/of 520284, zie p. 133, 134 en
p. 131 zaaksdossier), heeft verspreid en/of openlijk ten toon gesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een mens en een dier was betrokken of schijnbaar was betrokken, van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, een gewoonte heeft gemaakt.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen en de motivering van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Zuid opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL23-2014122627 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 4 november 2015.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2014, p. 22 tot en met 24 van het zaaksdossier.
4.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 13 november 2015, p. 219 van het beslagdossier.
5.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 5 december 2014, p. 274 van het beslagdossier.
6.Proces-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal d.d. 10 maart 2015, p. 129 tot en met 137 van het zaaksdossier.