ECLI:NL:RBLIM:2015:7996

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2663u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking aan het openbaar verkeer van de Krommeveldweg op grond van de Wegenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 september 2015 uitspraak gedaan over de onttrekking aan het openbaar verkeer van de Krommeveldweg, gelegen in de gemeente Weert. Eiser, die aan deze weg woont, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente om de weg aan een derde-partij te verkopen en deze onttrekking te effectueren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure correct is gevolgd en dat eiser geen zienswijzen heeft ingediend tegen het voornemen tot onttrekking. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet verplicht was om eiser voorafgaand aan de onttrekking in kennis te stellen van het voornemen, aangezien het onttrekkingsbesluit een besluit van algemene strekking is en niet specifiek aan eiser gericht. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is, omdat hij niet heeft voldaan aan de vereisten van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 14/2663

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats eiser], eiser,

en

de Raad van de gemeente Weert, verweerder

(gemachtigde: H. Creemers).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
de Coöperatie Isidorus Nederpeel U.A., te Weert
(gemachtigde: mr. P.M.E.P.J. Joosten).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten tot onttrekking aan het openbaar verkeer op grond van artikel 9 van de Wegenwet van het kadastrale perceel AE, nr. 615, opgenomen in de wegenlegger als Krommeveldweg en gelegen aan de Bochelterweg tussen de huisnummers 6 en 10.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). De Afdeling heeft het beroepschrift met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doorgezonden aan deze rechtbank.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 september 2015. Eiser is verschenen in persoon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens de derde-partij is verschenen J.C.M. Noyens en de gemachtigde voornoemd.

Overwegingen

1. Eiser is woonachtig aan de [woonplaats eiser]. Naast zijn perceel ligt een zandweg, te weten de Krommeveldweg. Eiser gebruikt de Krommeveldweg als uitrit.
In de nabijheid van eisers perceel is de mengvoederfabriek met bijbehorende winkel van de derde-partij gevestigd. De ontsluiting van voornoemde fabriek en winkel op de Mastenbroekweg is volgens de derde-partij niet optimaal. De derde-partij heeft gelet hierop de mogelijkheid onderzocht om de ontsluiting van zowel de mengvoederfabriek als de winkel te verbeteren ten gunste van de verkeersveiligheid. Uitgangspunt bij dit onderzoek is geweest om de verkeersbelasting op de Mastenbroekweg te ontlasten en het verkeer van winkel en fabriek te scheiden. Verweerders gemeente heeft vervolgens in samenspraak met de derde-partij de keuze gemaakt om ter hoogte van de Krommeveldweg een nieuwe ontsluiting te maken op de Bochelterweg voor het vrachtverkeer van de mengvoederfabriek. Ten einde dit te realiseren dient de Krommeveldweg te worden verkocht aan de derde-partij en dient verweerder deze weg te onttrekken aan het openbaar verkeer.
2. Op 1 april 2014 heeft het college van burgemeester en wethouders van verweerders gemeente, na een daartoe strekkend verzoek, besloten de procedure om de Krommeveldweg aan het openbare verkeer te onttrekken op te starten en de betreffende weg aan de derde-partij te verkopen voor de realisatie van haar plannen.
3. Vervolgens heeft verweerder op 9 april 2014 het voornemen tot onttrekking aan het openbaar verkeer van de Krommeveldweg gepubliceerd in het gemeentelijk huis-aan-huisbladblad “Land van Weert/De Trompetter” en dit voorgenomen besluit zes weken ter inzage gelegd. Tegen voornoemd voornemen zijn geen zienswijzen naar voren gebracht.
4. Vervolgens heeft verweerder het thans bestreden besluit genomen.
5. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Eiser stelt zich allereerst op het standpunt dat hij in zijn beroep kan worden ontvangen. Weliswaar heeft eiser geen zienswijze als bedoeld in artikel 6:13 van de Awb ingediend, maar eiser betoogt dat hij nimmer door verweerder is geïnformeerd over de betreffende plannen. Eiser is de mening toegedaan dat hij vanwege het wonen in de directe nabijheid en het (nog te formaliseren) recht op overpad op de Krommeveldweg als belanghebbende dient te worden aangemerkt. Volgens eiser brengt artikel 3:13, eerste lid, van de Awb dan wel het zorgvuldigheidsbeginsel met zich mee dat verweerders gemeente hem op de hoogte had moeten stellen van het ontwerpbesluit. Het niet naar voren brengen van zienswijzen kan hem dan ook redelijkerwijs niet worden verweten, aldus eiser.
De rechtbank overweegt als volgt.
6. In artikel 3:13 van de Awb is neergelegd dat indien een besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, het bestuursorgaan voorafgaand aan de ter inzage legging het ontwerp toezendt aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
In artikel 3:15, eerste lid, van de Awb is vervolgens neergelegd dat belanghebbenden naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het onderwerp naar voren kunnen brengen.
In artikel 6:13 van de Awb is - voor zover hier van belang - bepaald dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb naar voren heeft gebracht.
7. Eiser heeft de stelling ingenomen dat verweerder hem op de voet van artikel 3:13 Awb vooraf in kennis had moeten stellen van het voornemen om de bewuste weg aan de openbaarheid te onttrekken. De rechtbank gaat hier niet in mee. Zoals ter zitting is voorgehouden, is het alleszins voorstelbaar dat eiser door het betreffende besluit wordt geraakt, maar een onttrekkingsbesluit is naar zijn aard, als besluit van algemene strekking, niet aan eiser gericht. Noch in de Awb noch in enig ander wettelijk voorschrift is een verplichting neergelegd dat verweerder eiser persoonlijk had dienen te wijzen op het voornemen om een onttrekkingsbesluit te nemen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 november 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BG4705).
8. Vervolgens constateert de rechtbank dat het voornemen tot het nemen van het onttrekkingsbesluit conform de bepalingen van Afdeling 3.4. van de Awb zowel in het gemeentelijk huis-aan-huisblad als op de gemeentelijke website is gepubliceerd. In dit kader overweegt de rechtbank dat de omschrijving in “Land van Weert/De Trompetter” van 9 april 2015, te weten “Onttrekking aan openbaar verkeer Krommeveldweg” voldoende duidelijk is. Het betreft immers een onverhard (doodlopend) pad/zandweg van circa 110 meter. Dat de omschrijving op de gemeentelijke website nog een fractie ruimer is, doet aan het vorenstaande niet af.
9. Eiser betoogt voorts dat de benaming Krommeveldweg niet klopt en dat hij hierin dan ook geen aanleiding had hoeven zien om zich voor het verkrijgen van nadere duidelijkheid hierover tot verweerder te wenden. Hij stelt dat de weg Koestraat heet en verwijst hiervoor naar enkele overgelegde stukken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in deze mogen baseren op de benaming van de weg, zoals die is neergelegd in de wegenlegger. Indien de neerlegging in de wegenlegger volgens eiser onjuist is en deze wijziging behoeft, kan dit onderdeel zijn van een separate, eventueel te entameren procedure. De thans geldende wegenlegger heeft in deze voor verweerder leidend mogen zijn.
10. Nu niet is gebleken dat eiser redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren te hebben gebracht, is de rechtbank van oordeel dat artikel 6:13 Awb eiser kan worden tegengeworpen. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat aan een verdere inhoudelijke beoordeling niet meer wordt toegekomen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.H.J. Laeven, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2015.
w.g. D. Laeven,
griffier
w.g. E.J. Govaers,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 22 september 2015

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.