ECLI:NL:RBLIM:2015:7991

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
22 september 2015
Zaaknummer
03/661048-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door vijftigjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 50-jarige verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een 15-jarige aangeefster. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte meermalen tongzoenen had gegeven aan de aangeefster en haar borsten en kont had betast. De rechtbank oordeelde dat deze handelingen seksueel getint waren en aanmerkelijk als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had een affectieve relatie met de aangeefster, maar de rechtbank stelde vast dat dit niet voldoende was om de handelingen als niet-ontuchtig te kwalificeren, gezien het aanzienlijke leeftijdsverschil en de kwetsbaarheid van de minderjarige. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de handelingen geen ontuchtig karakter hadden, en oordeelde dat de verdachte de lichamelijke integriteit van de aangeefster had geschonden. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 100 uren op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te laten behandelen bij een GGZ-instelling en zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De benadeelde partij, de aangeefster, vorderde schadevergoeding, die gedeeltelijk werd toegewezen, met een totaalbedrag van €839,80, inclusief wettelijke rente. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak en de noodzaak van bescherming van minderjarigen tegen seksuele en seksueel gerichte handelingen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661048-15
Tegenspraak (gemachtigde raadsman)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 september 2015
in de strafzaak tegen
[Naam verdachte] ,
[Geboortegegevens verdachte] ,
[Adresgegevens verdachte]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A. van der Toorn, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 september 2015. De verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Voorts is ter terechtzitting verschenen de spreekgerechtigde, tevens de benadeelde partij, genaamd [Benadeelde partij] . Zij is bijgestaan door een medewerker van Slachtofferhulp Nederland.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in een periode van ongeveer vijf maanden ontucht heeft gepleegd met een persoon die nog geen zestien jaar oud was, dan wel een minderjarige heeft bewogen tot het plegen en/of dulden van ontucht.

3.De beoordeling van het bewijs ten aanzien van het primair tenlastegelegde

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair tenlastegelegde bewezen. Hiertoe heeft zij verwezen naar de aangifte van [Benadeelde partij] en de bekennende verklaring die de verdachte bij de politie heeft afgelegd. De officier van justitie heeft aangegeven dat de handelingen van de verdachte als ontuchtige handelingen aangemerkt dienen te worden, omdat er geen sprake was van een gewone relatie tussen de verdachte en aangeefster en omdat de verdachte wist dat de maatschappij met verontwaardiging op deze relatie zou reageren, indien deze bekend zou worden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat de handelingen van de verdachte geen ontuchtig karakter hadden, nu tussen de verdachte en aangeefster een affectieve relatie bestond, waarbij beiden ‘over een langere periode bewust en kennelijk doordacht de liefde voor elkaar uitspraken’.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
De bewijsmiddelen
Op 11 februari 2015 heeft [Benadeelde partij] , geboren op [Geboortedatum benadeelde partij] , aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat de baas van haar vader, genaamd [Naam verdachte] , misbruik van haar heeft gemaakt. Aangeefster en [Naam verdachte] hadden al best lang contact. Zij zag hem als een soort vertrouwenspersoon. Zij hadden vaker contact via WhatsApp. Vanaf de kermis in Weert, in september 2014, werd het contact anders. Toen vertelde [Naam verdachte] haar dat hij haar heel leuk vond en meer voor haar voelde. Hij zei dat hij verliefd op haar was. Op enig moment hebben aangeefster en [Naam verdachte] getongzoend: twee keer in de gang in de woning van aangeefster te [Woonplaats benadeelde partij] , één keer bij [Naam verdachte] thuis in [Woonplaats verdachte] en één keer in de auto. Voorts heeft [Naam verdachte] een keer over haar kleren aan de kont en borsten van aangeefster gezeten. Dit heeft geduurd tot 6 januari 2015. [2]
Op 24 februari 2015 is de verdachte door de politie gehoord. Hij heeft verklaard dat hij sinds de kermis in Weert in september of oktober 2015 [de rechtbank begrijpt: 2014] meer voor [Benadeelde partij] , de vijftienjarige dochter van een van zijn werknemers, is gaan voelen. In de daaropvolgende periode hebben hij en [Benadeelde partij] verschillende keren getongzoend: twee keer in de gang in de woning van [Benadeelde partij] , één keer bij hem thuis in [Woonplaats verdachte] en één keer in de auto onder het rijden. Verder heeft hij een keer, over de kleren van [Benadeelde partij] , aan haar kont en borsten gezeten. [3]
3.3.2
Is er sprake van ontuchtige handelingen?
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de periode van 1 september 2014 tot en met 26 januari 2015 in de gemeente Leudal (te weten te [Woonplaats verdachte] en [Woonplaats benadeelde partij] ) aangeefster meermalen heeft getongzoend en één keer de borsten en kont van aangeefster heeft betast. De vraag is of deze handelingen als ontuchtig kunnen worden gekarakteriseerd.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de betreffende handelingen seksueel getint en naar hun aard aan te merken als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. Weliswaar kan onder omstandigheden aan zodanige handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. De enkele omstandigheid dat tussen de toen vijftigjarige verdachte en de toen vijftienjarige aangeefster, zoals door de verdediging is aangevoerd, een affectieve relatie bestond, waarbij beiden ‘over een langere periode bewust en kennelijk doordacht de liefde voor elkaar uitspraken’, levert echter niet een zodanig bijzonder geval op. De door artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht beoogde bescherming van minderjarigen is immers mede daarop gebaseerd dat zodanige minderjarigen voor wat betreft relaties als de onderhavige in het algemeen niet of onvoldoende in staat zijn om de draagwijdte van hun handelen te overzien en hun wil dienaangaande in vrijheid te bepalen en dat zij in zoverre tegen een ongewenste beïnvloeding van hun wil moeten worden beschermd. (vergelijk: HR 24 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997: ZD0775)
In deze zaak blijkt ook van ongewenste beïnvloeding van aangeefster door de verdachte. Zo heeft aangeefster verklaard:
  • ‘Hij [de verdachte] zei dat hij verliefd op mij was. Ik vond dit in eerste instantie wel raar en schrok (…) ervan. (…) Ik heb toen ook meteen gezegd dat het niet kon. [Naam verdachte] draaide het dan zo dat ik ging geloven dat het wel kon.’
  • ‘Hij [de verdachte] wilde een relatie met mij en met mij samenwonen. Ik wist toen ook dat het wettelijk niet mag dat een volwassen man met een minderjarig meisje, of omgedraaid, een relatie heeft. [Naam verdachte] zei dat als het zou uitkomen mensen dan twee weken over ons zouden praten maar dat daarna iedereen weer verder ging met zijn leven en het niet meer over ons zou hebben. Ik begreep hem wel maar wist van binnen dat het niet goed was. Ik heb dit ook tegen [Naam verdachte] meerdere keren gezegd maar hij zei dat dan weer en ik kon dan niet bij mijn punt blijven.’
  • ‘(…) hij [de verdachte] is degene die begonnen is en doorging terwijl ik gezegd heb dat ik dacht dat het niet kon.’
De verdachte heeft toegegeven dat hij tegen aangeefster, nadat zij had gezegd dat hun relatie niet kon, heeft gezegd dat alles kan, als je maar wilt. [5]
Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de verdediging dat de handelingen niet als ontuchtig zijn aan te merken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
primair
in de periode van 1 september 2014 tot en met 26 januari 2015, in de gemeente Leudal, met [Benadeelde partij] , geboren op [Geboortedatum benadeelde partij] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het geven van tongzoenen en betasten van de borsten en kont van die [Benadeelde partij] .
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
primair
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft zij gevorderd de volgende bijzondere voorwaarden te stellen:
  • begeleiding van de reclassering;
  • behandeling bij GGzE ‘De Omslag’ of een vergelijkbare instelling;
  • locatieverbod ten aanzien van de [Woonplaats benadeelde partij] en de [Adresgegevens school benadeelde partij 2] .
Voor de bepaling van de strafmaat en de strafmodaliteit heeft de officier van justitie rekening gehouden met de lange duur van de affaire tussen de verdachte en de aangeefster, de leeftijd van de aangeefster en de afhankelijkheidspositie van aangeefsters vader ten opzichte van de verdachte. Voorts heeft zij aangevoerd dat de verdachte de affaire heeft doorgezet, terwijl de aangeefster aangaf dat ze fout bezig waren.
De officier van justitie heeft een locatieverbod, betrekking hebbend op aangeefsters adres en haar school, gevorderd omdat aangeefster zou hebben aangegeven dat de verdachte haar nog steeds niet met rust laat.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, in geval van een veroordeling ter zake het primair tenlastegelegde, te volstaan met een geringe (taak)straf zonder voorwaarden.
Met betrekking tot het gevorderde locatieverbod heeft de verdediging naar voren gebracht dat het juist aangeefster is die de verdachte opzoekt en dat de verdachte iedere confrontatie met aangeefster uit de weg gaat.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft als vijftigjarige man enkele malen getongzoend met de toen vijftienjarige aangeefster. Voorts heeft hij haar eenmaal, over de kleren, betast aan haar borsten en billen.
De strafwet beschermt de belangen van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren tegen het ondergaan van seksuele en seksueel gerichte handelingen. Door zijn handelwijze heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van de aangeefster geschonden. Dit wordt in het algemeen als ingrijpend ervaren en kan nadelige psychische gevolgen met zich brengen. Dit wordt niet anders wanneer de jongere met de handelingen heeft ingestemd. De wetgever heeft er juist voor gekozen dit soort feiten strafbaar te stellen, omdat jeugdigen de impact van het handelen nog niet kunnen overzien. Dit in ogenschouw nemend, is het ook niet raar dat de aangeefster achteraf spijt heeft van en zelfs psychische problemen heeft vanwege de affaire waarmee zij aanvankelijk heeft ingestemd en bovendien boos is op de verdachte. Het was de verdachte die zich als volwassene had moeten realiseren dat dergelijk handelen volstrekt ongeoorloofd was. De verdachte is echter voorbijgegaan aan de belangen van aangeefster en is kennelijk slechts uit geweest op bevrediging van zijn eigen behoeftes. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Bij de bepaling van de strafsoort en de hoogte van de straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd. Gelet hierop zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, opleggen.
Tegenover de reclassering heeft de verdachte, die overigens geen strafblad heeft, erkend dat hij het in het contact met aangeefster nooit zo ver had mogen laten komen en dat hij bereid is om deel te nemen aan een behandeltraject dat is gericht op mensen die zich schuldig maken aan zedendelicten. De reclassering heeft geadviseerd aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandeling.
De rechtbank kan zich vinden in het reclasseringsadvies ten aanzien van de op te leggen bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal de meldplicht en de behandelverplichting dan ook als bijzondere voorwaarden stellen. Met oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf met deze bijzondere voorwaarden wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan de behandeling van de verdachte en daarmee het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal niet het door de officier van justitie gevorderde locatieverbod als bijzondere voorwaarde stellen, nu dit in het onderhavige geval voor de verdachte te verstrekkende gevolgen zou hebben en het voor de rechtbank bovendien niet duidelijk is wie met wie contact zoekt.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [Benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 2.089,80, te vermeerderen met de wettelijke rente, ter zake van het tenlastegelegde. De vordering behelst de volgende posten:
- reiskosten: € 66,94;
- kosten voor medicijnen: € 22,86;
- immateriële schade: € 2.000,00.
Voorts vordert zij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van de benadeelde partij voldoende onderbouwd en heeft gevorderd deze volledig toe te wijzen. Daarnaast heeft zij gevorderd voor datzelfde bedrag de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, subsidiair 36 dagen hechtenis.
7.3
Het standpunt van de verdediging
Enerzijds betwist de verdediging dat de benadeelde partij psychische schade heeft geleden en betwist zij de noodzaak van de afspraken van de benadeelde partij met GGZ en de Mutsaersstichting, waarnaar de benadeelde partij heeft verwezen. Anderzijds stelt de verdediging zich op het standpunt dat de verdachte, in geval van een bewezenverklaring, aansprakelijk is voor de door de benadeelde partij geleden schade, maar dat de hoogte ervan in belangrijke mate wordt bepaald door de eigen schuld van de benadeelde partij. Om de hoogte van de schade te bepalen zouden getuigen gehoord moeten worden, hetgeen echter het strafproces te veel zou verstoren, aldus de verdediging. Primair heeft de verdediging dan ook verzocht de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Subsidiair heeft de verdediging verzocht bij wijze van voorschot een gering bedrag aan de benadeelde partij toe te kennen en de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten slotte heeft de verdediging aangevoerd dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, omdat:
  • de reiskosten en de kosten van medicatie geen rechtstreekse kosten zijn van het betreffende feit;
  • de ter onderbouwing van de immateriële schade overgelegde jurisprudentie voor wat betreft de inhoud niet overeenkomt met de onderhavige zaak.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de gebezigde bewijsmiddelen, de stukken met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, voldoende komen vast te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De vordering tot vergoeding van materiële schade
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de reiskosten en de kosten voor medicijnen een direct gevolg zijn van het bewezenverklaarde feit. Nu de hoogte van deze kosten door de verdediging niet is betwist en de vordering de rechtbank in zoverre onrechtmatig noch ongegrond voorkomt, stelt de rechtbank de hoogte van de materiële schadevergoeding vast op het gevorderde bedrag van € 89,80.
De vordering tot vergoeding van immateriële schade
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank dat in gevallen waarbij geen sprake is van fysiek letsel, slechts in een beperkt aantal gevallen immateriële schade kan worden toegekend. Deze gevallen zijn limitatief in de wet opgesomd, te weten in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Eén van deze gevallen is als de benadeelde op een andere wijze - anders dan door het oplopen van lichamelijk letsel of het geschaad zijn in zijn eer of goede naam - in zijn persoon is aangetast. Op grond van het bewezenverklaarde feit leidt het, naar het oordeel van de rechtbank, geen enkele twijfel dat de benadeelde partij in haar persoon is aangetast. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om gehoor te geven aan het verzoek van de raadsman om de gehele vordering niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de ingewikkeldheid ervan.
Met betrekking tot de hoogte van het gevorderde bedrag overweegt de rechtbank het volgende. Door de benadeelde partij is verwezen naar een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 26 februari 2015 (ECLI:NL:RBNHO:2015:1601), waarin aan de benadeelde partij een vergoeding van immateriële schade is toegekend tot een bedrag van € 2.500,00. In die zaak ging het echter om een veel langere periode waarin de ontucht had plaatsgehad. Daarnaast waren de ontuchtige handelingen naar hun aard ernstiger dan die in de onderhavige zaak. Beide zaken zijn dan ook niet soortgelijk.
De rechtbank stelt de hoogte van de immateriële schadevergoeding thans naar redelijkheid en billijkheid vast op een bedrag van € 750,00. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 839,80, inclusief wettelijke rente. Voor het overige zal de rechtbank de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Daarnaast legt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op voor een bedrag van € 839,80, nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor deze schade die door het strafbare feit is toegebracht, met vervangende hechtenis van 16 dagen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het primair tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het onder primair bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd:
  • zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit of
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of
  • geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt voorts de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
de veroordeelde moet zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij de reclassering in Roermond op telefoonnummer 0475 - 39 91 20, waarna hij zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde wordt verplicht om zich te laten behandelen bij de GGzE ‘De Omslag’ te Eindhoven of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • veroordeelt de verdachte voor het onder primair bewezenverklaarde voorts tot een taakstraf voor de duur van 100 uren;
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [Benadeelde partij] , wonende te [Woonplaats benadeelde partij] , ten aanzien van een gedeelte van de post ‘immateriële schade’, groot € 1.250,00, niet ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 839,80, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 26 januari 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
  • legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [Benadeelde partij] , van € 839,80, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 26 januari 2015 tot aan de dag van de volledige voldoening;
  • bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. H.H. Dethmers en mr A.K. Kleine, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Goevaerts, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 september 2015.
Buiten staat
Mr. H.H. Dethmers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
primair
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 26 januari 2015
te [Woonplaats verdachte] , in de gemeente Leudal, in elk geval in het arrondissement
Limburg, met [Benadeelde partij] , geboren op [Geboortedatum benadeelde partij] , die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het
geven van een of meer tongzoenen en/of betasten en/of vastpakken van de
borsten en/of kont van die [Benadeelde partij] ;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2014 tot en met 26 januari 2015
te [Woonplaats verdachte] , in de gemeente Leudal, in elk geval in het arrondissement
Limburg, door giften te weten het geven van parfum aan [Benadeelde partij] ,
geboren op [Geboortedatum benadeelde partij] , en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen
voortvloeiend overwicht te weten het psychisch overwicht van hem, verdachte,
ten opzichte van die [Benadeelde partij] onder meer bestaande uit,
* het zijn van een goede kennis en/of baas van de vader van die [Benadeelde partij]
en/of
* het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen hem, verdachte, en die [Benadeelde partij]
en/of
* het versturen van (vele) whats-appberichten met seksueel getinte teksten aan
die [Benadeelde partij] ,
van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd
van achttien jaren nog niet had bereikt,
opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige
handelingen van verdachte, te weten het geven van een of meer tongzoenen en/of
betasten en/of vastpakken van de borsten en/of kont van die [Benadeelde partij] .
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661048-15
Proces-verbaal van de openbare zitting van 22 september 2015 in de zaak tegen:
[Naam verdachte] ,
[Geboortegegevens verdachte] ,
[Adresgegevens verdachte]
De verdachte werd ter terechtzitting d.d. 8 september 2015 bijgestaan door mr. A. van der Toorn, advocaat, kantoorhoudende te Roermond.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat hij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Dienst Regionale Recherche (LB), OPS-dossiernummer 2015016569, gesloten d.d. 25 februari 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 42.
2.Het proces-verbaal aangifte van [Benadeelde partij] d.d. 11 februari 2015 op de pagina’s 19, 20, 21 en 23.
3.Het proces-verbaal verhoor verdachte [Naam verdachte] d.d. 24 februari 2015 op de pagina’s 34, 38, 39 en 41.
4.Het proces-verbaal aangifte van [Benadeelde partij] d.d. 11 februari 2015 op pagina 21.
5.Het proces-verbaal verhoor verdachte [Naam verdachte] d.d. 24 februari 2015 op pagina 39.