ECLI:NL:RBLIM:2015:7381

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
28 augustus 2015
Publicatiedatum
28 augustus 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 1201u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering UWV uitkering Werkloosheidswet voor grensarbeider met zelfstandige werkzaamheden

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de weigering van het UWV om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toe te kennen aan eiser, die als grensarbeider heeft gewerkt. Eiser was fulltime in dienst bij een Duitse werkgever, maar had daarnaast ook een zelfstandige activiteit in Duitsland. Na beëindiging van zijn dienstverband heeft hij een WW-uitkering aangevraagd. Het UWV heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser volgens hen niet volledig werkloos was, aangezien hij als zelfstandige bleef werken. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante Europese regelgeving, met name Verordening 883/2004, en eerdere arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. De rechtbank concludeert dat eiser niet als volledig werkloos kan worden aangemerkt, omdat hij nog steeds als zelfstandige werkzaam was in Duitsland. Hierdoor is Duitsland de bevoegde lidstaat voor het verstrekken van een WW-uitkering, en niet Nederland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 15/1201

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2015 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Hengelo), verweerder,
(gemachtigde: M.A. Kuilderd).

Procesverloop

Bij besluit van 21 januari 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) afgewezen.
Bij besluit van 13 maart 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar dat eiser tegen het primaire besluit heeft gemaakt, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juli 2015, waar eiser is verschenen en waar verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser, die in [woonplaats] woont, is vanaf 1983 als grensarbeider full time (40 uur per week) werkzaam geweest bij een in Goch (BRD) gevestigde werkgever, [werkgever] . Daarnaast is eiser sedert augustus 2013 gedurende 13 uur per week als zelfstandige in Duitsland werkzaam. In verband met beëindiging van het contract met de Duitse werkgever heeft eiser op 1 december 2014 bij verweerder een werkloosheidsuitkering aangevraagd.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder geweigerd eiser een WW-uitkering toe te kennen. Aangezien onderzoek gaande was of Nederland of Duitsland de bevoegde lidstaat is om uitkering te verstrekken, heeft verweerder aan eiser voorschotten verleend. Eiser heeft tegen de weigering WW-uitkering toe te kennen bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser met ingang van 1 januari 2015, de eerste werkloosheidsdag, gedeeltelijk werkloos is geworden. Op die datum is weliswaar zijn full time dienstverband met de Duitse werkgever geëindigd, maar op 1 januari 2015 was eiser nog steeds als zelfstandige in Duitsland geregistreerd en als zodanig werkzaam. Volgens verweerder is daarom geen sprake van volledige werkloosheid. Ingevolge het bepaalde in Verordening 883/2004 heeft eiser als gedeeltelijk werkloze grensarbeider recht op uitkering in het werkland en niet in het woonland. Voor de uitleg van het begrip ‘gedeeltelijke werkloosheid’ heeft verweerder gewezen op Besluit nr. U3 van de Administratieve Commissie van 12 juni 2009.
4. Eiser is het niet eens met de weigering van de WW-uitkering. Eiser betoogt dat hij na beëindiging van het dienstverband met zijn Duitse werkgever met ingang van 1 januari 2015 volledig werkloos is geworden. Dat is ook het standpunt van het Arbeitsamt, zoals blijkt uit een bijgevoegde beslissing van 7 januari 2015 van de Bundesagentur für Arbeit. Volgens de bevoegde Duitse instantie doen voor beantwoording van de vraag of sprake is van geheel of gedeeltelijke werkloosheid de naast de beëindigde dienstbetrekking uitgevoerde werkzaamheden als zelfstandige niet ter zake. De bevoegde Duitse instantie beslist of sprake is van geheel of gedeeltelijke werkloosheid en niet de Nederlandse instanties, aldus eiser.
5. Per faxbericht van 1 juni 2015 heeft eiser het Widerspruchsbescheid van 21 mei 2015 van de Bundesagentur für Arbeit toegezonden waarbij het bezwaar dat eiser tegen de beslissing van 7 januari 2015 heeft gemaakt, ongegrond is verklaard.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Artikel 65, tweede lid van de Verordening 883/2004, die per 1 mei 2010 de Europese Verordening 1408/71 (en de uitleg die daaraan is gegeven in het arrest Miethe, zaak C-1/85) vervangt, bepaalt dat de volledig werkloze, die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden al dan niet in loondienst in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde en in die lidstaat blijft wonen of ernaar terugkeert zich ter beschikking stelt van de arbeidsvoorzieningendiensten van de lidstaat waar hij woont. Uit dit artikellid volgt dat volledig werkloze grensarbeiders aangewezen zijn op een werkloosheidsuitkering van de woonstaat. De hoogte van de uitkering, de duur en de overige voorwaarden worden derhalve door de wetgeving van de woonstaat bepaald. Ook komt de uitkering voor rekening van de woonstaat. Achterliggende gedachte is dat grensarbeiders nauwere banden hebben met hun woonland en daar dus meer kans hebben nieuw werk te vinden.
8. Voor de gedeeltelijk werkloze grensarbeider geldt een andere regeling. Artikel 65, eerste lid van de Verordening bepaalt dat de gedeeltelijke of door onvoorziene omstandigheden werkloos geraakte werkloze die tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden al dan niet in loondienst in een andere dan de bevoegde lidstaat woonde zich ter beschikking stelt van zijn werkgever of van de arbeidsvoorzieningsdiensten van de bevoegde lidstaat. Hij heeft recht op uitkering volgens de wetgeving van de bevoegde lidstaat alsof hij in die lidstaat woont. Deze uitkering wordt door het orgaan van de bevoegde lidstaat verleend.
9. In dit geschil ligt de vraag voor of eiser geheel of gedeeltelijk werkloos is in de zin van voormeld artikel. De rechtbank constateert dat de Verordening zelf geen definitie geeft van het begrip “gedeeltelijke werkloosheid”. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen “De Laat” van 15 maart 2001 (C-444/98, EU:C:2001:165) volgt dat het antwoord op deze vraag op grond van eenvormige communautaire criteria moet worden beoordeeld. Aan die beoordeling mogen geen nationaalrechtelijke criteria ten grondslag worden gelegd. Verder volgt uit dit arrest dat pas wanneer de werknemer geen enkele band meer met de bevoegde lidstaat heeft en volledig werkloos is hij zich voor hulp bij het zoeken naar werk dient te wenden tot het orgaan van zijn woonplaats.
10. Naar aanleiding van dat arrest nam de Administratieve Commissie, die ingevolge artikel 72 van de verordening tot taak heeft alle vraagstukken van administratieve of van interpretatieve aard te behandelen die in verband met de verordening gerezen zijn, in 2005 een besluit (destijds nog onder Verordening nr. 1408/71), waarin een definitie van gedeeltelijke werkloosheid werd gegeven (Pb C2006, p 37). Dat besluit is in 2009 vervangen door Besluit U3 (Pb C106/45 2010). Deze definitie luidt dat de aard van de werkloosheid te weten gedeeltelijk of volledige werkloosheid afhankelijk is van het feit of enige contractuele arbeidsverhouding tussen partijen bestaat of behouden blijft. Dit criterium wijkt af van het door het Hof gehanteerde criterium dat de grensarbeider geen enkele band met de bevoegde lidstaat meer heeft.
11. Bij arrest van het Hof van 5 februari 2015 (C-655/13) heeft het Hof, naar aanleiding van een door de Centrale Raad van Beroep bij beslissing van 9 december 2013 ingediend verzoek om een prejudiciële beslissing (ECLI:NL:CRVB:2013:2655), de uitleg van het begrip gedeeltelijk respectievelijk geheel werkloos zoals gegeven in voormeld arrest van “De Laat” bevestigd en uitdrukkelijk overwogen dat een situatie van volledige werkloosheid impliceert dat de betrokken werknemer volledig heeft opgehouden te werken (zie punt 27).
12. Alhoewel voormelde arresten van het Hof de uitleg van Verordening nr. 1408/71 betreffen, constateert de rechtbank dat de inhoud en het doel van deze verordening grotendeels overeenkomen met de thans geldende Verordening 883/2004. Daarom acht de rechtbank de door het Hof gegeven uitleg onder het huidige recht nog van belang.
13. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser na beëindiging van het contract met [werkgever] voor 13 uur per week werkzaam is gebleven als zelfstandige in Duitsland. De rechtbank gaat uit van de juistheid hiervan. Op grond van de gegeven uitleg van de begrippen in voormelde arresten dient te worden geconcludeerd dat eiser niet is aan te merken als een volledig werkloze grensarbeider in de zin van artikel 65, tweede lid, van de Verordening, aangezien er in het geval van eiser per de in geding zijnde datum geen sprake is van het verbreken van alle banden met de lidstaat waarin hij in loondienst werkzaam was nu hij als zelfstandige daar werkzaam was en is en derhalve niet volledig is gestopt met werken. Een andere uitleg zou naar het oordeel van de rechtbank niet overeenstemmen met het nog steeds geldende uitgangspunt van de Verordening dat aan de migrerende werknemer werkloosheidsuitkeringen worden uitgekeerd onder voorwaarden die het gunstigst zijn voor het zoeken van nieuw werk. Overigens staat de meer formele benadering zoals neergelegd in Besluit U3 van de onder rechtsoverweging 10 gemelde Administratieve Commissie niet aan dit oordeel in de weg aangezien uit dit besluit volgt dat indien een zelfstandige geen enkele beroeps-of handelsactiviteit meer uitoefent in de lidstaat waar hij dat voorheen heeft gedaan hij wordt beschouwd als volledig werkloos. A contrario : wanneer een zelfstandige wel nog een beroeps- of handelsactiviteit uitoefent in de lidstaat waar hij dit voorheen heeft gedaan kan hij als gedeeltelijk werkloos worden beschouwd
.
14. Slotsom is dat verweerder terecht heeft besloten dat eiser niet voor een Nederlandse werkloosheidsuitkering in aanmerking komt. Het bestreden besluit kan in rechte stand houden. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.A. Timmers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2015.
w.g. F. Timmers,
griffier
w.g. N. Derks-Voncken,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op: 28 augustus 2015

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.