ECLI:NL:RBLIM:2015:6593

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 augustus 2015
Publicatiedatum
3 augustus 2015
Zaaknummer
C-03-191545 - HA ZA 14-285
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van gemeenschappelijke goederen na beëindiging van een samenwoningsrelatie met betrekking tot verrekeningsaanspraken

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en samen drie kinderen hebben. De relatie eindigde in februari 2011, waarna de vrouw met de kinderen in de gezamenlijke woning bleef wonen. De man en de vrouw zijn beide voor 50% eigenaar van de woning, die een waarde heeft van € 540.000,00, met een hypotheek van € 337.000,00. De vrouw vordert onder andere de verdeling van de woning en de helft van de overwaarde, alsook de helft van de waarde van een levensverzekering die aan de hypotheek is gekoppeld. De man voert verweer en stelt dat hij aanzienlijke investeringen uit eigen middelen heeft gedaan in de woning en dat hij recht heeft op verrekening van deze investeringen.

De rechtbank overweegt dat er sprake is van een eenvoudige gemeenschap en dat beide partijen recht hebben op de helft van de waarde van de woning en de verzekering. De rechtbank concludeert dat de man geen verrekeningsaanspraken kan doen gelden tegenover de vrouw, omdat het gedrag van partijen erop wijst dat zij stilzwijgend hebben beoogd de investeringen niet te verrekenen. De vorderingen van de vrouw worden in grote lijnen toegewezen, terwijl de vorderingen van de man in reconventie worden afgewezen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
zaaknummer / rolnummer: C/03/191545 / HA ZA 14-285
Vonnis van 5 augustus 2015
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
wonende te [woonplaats vrouw] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. Chr. Nome,
tegen
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats man] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. S. Smeets.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 4 producties
- de conclusie van antwoord houdende een eis in (voorwaardelijke) reconventie met
4 producties
- producties 5 tot en met 18 zijdens de man
- de conclusie van antwoord in reconventie met producties 5 en 6
- het proces-verbaal van comparitie van 13 mei 2015
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad die in februari 2011 is geëindigd. Uit deze relatie zijn drie kinderen geboren van thans 16, 12 en 10 jaar.
2.2.
Partijen hadden aanvankelijk een gezamenlijke woning in [X] , die zij in 1997 hebben gekocht. In 2003 hebben zij de woning aan de [adres] te [plaats] gekocht. Na een grondige verbouwing hebben zij deze woning in 2007 betrokken. Toen is ook de woning te [X] verkocht.
2.3.
Partijen zijn beide voor 50 procent eigenaar van de woning te [plaats] . De woning heeft, blijkens een niet ter discussie staand taxatierapport, een waarde van € 540.000,00. Op de woning rust een hypotheek van € 337.000,00. Partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor die lening. Daarnaast hebben partijen een Opmaat Verzekering van de Rabobank met een waarde per 1 mei 2014 van € 56.159,51. Dit betreft een aan de hypotheeklening gekoppelde levensverzekering.
2.4.
Na beëindiging van de relatie is de vrouw aanvankelijk met de kinderen in de gezamenlijke woning blijven wonen. In 2013 heeft de vrouw de woning met de kinderen verlaten.
2.5.
Partijen zijn het oneens over de verdeling en verrekening van de gemeenschappelijke goederen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De vrouw vordert
Primair:
1. de man te veroordelen om tot verdeling van de woning aan de [adres] , te
[plaats] over te gaan, waarbij de man de vrouw zal voldoen de helft van de overwaarde zijnde € 101.500,00, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
2. de man te veroordelen het onder punt 1 genoemde binnen 2 maanden, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen termijn te bewerkstelligen onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, voor elke dag dat de man in gebreke blijft te voldoen aan het in dezen te wijzen vonnis;
Subsidiair:
3. de man te veroordelen om bij een eventuele verkoop van de woning, na aftrek van de hypothecaire lening de overwaarde of de schuld tussen partijen bij helfte te verdelen;
4. de man te veroordelen tot het verlenen van de nodige medewerking aan de door de vrouw te verstrekken verkoopopdracht van de woning aan een makelaar indien en vanaf het moment dat de man de woning niet zelf kan overnemen onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat de man in gebreke blijft te voldoen aan het in dezen te wijzen vonnis, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
5. de man te veroordelen tot het verlenen van de nodige medewerking aan het
toegang verschaffen aan de makelaar en potentiële verkopers in de woning onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere keer dat de man in gebreke blijft te voldoen aan het in dezen te wijzen vonnis, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
6. de man te veroordelen tot het aanvaarden van elk bod op de woning gelijk of hoger dan de meest actuele taxatiewaarde;
7. de man te veroordelen tot het verlenen van de nodige medewerking aan het opstellen en ondertekenen van de verkoopovereenkomst van de woning;
8. de man te veroordelen tot het verlenen van de nodige medewerking aan het opstellen en passeren van de transportakte van de woning;
9. te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte strekkende tot ondertekening door de man van de koopovereenkomst, alsmede tot het notarieel transport van voornoemde woning, indien de man weigerachtig is aan hetgeen onder 6, 7 en 8 hierboven is bepaald te voldoen;
Primair en subsidiair:
10. de man te veroordelen tot betaling van de helft van de waarde van de OpMaat Verzekering van de Rabobank op het moment van beëindiging van de hypotheek, welk bedrag per 1 mei 2014 volgens opgave € 28.079,74 bedroeg, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, binnen 2 maanden na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis aan de vrouw over te gaan, althans een door Uw Rechtbank in goede justitie te bepalen termijn.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
De man vordert (met overname van de door de man gehanteerde nummering):
B. Te bepalen dat uiterlijk binnen 4 maanden na het door de rechtbank te wijzen vonnis het aandeel van de vrouw in de woning op naam van de man zal worden gesteld (overgedragen) zodra ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw verleend zal kunnen worden onder nominale verrekening van de door de man gedane investeringen uit eigen middelen ad € 347.000,00 te vermeerderen met € 32.500,00 tevens onder gelijktijdige toedeling van de restschuld (verschil gedane privé-investeringen -/- overwaarde ad € 203.000,00) aan de vrouw. Voor zover de vrouw niet zal meewerken aan overdracht van haar aandeel in de woning verzoekt de man uw rechtbank hem volmacht te verlenen om alle benodigde handelingen daartoe te verrichten alsook dat de beschikking van de rechtbank daarvoor in de plaats zal kunnen treden voor het geval de vrouw weigerachtig zou blijven.
C. Te bepalen dat indien op enig moment sprake zou zijn van verkoop van de woning, de man nominaal toekomt hetgeen hij heeft geïnvesteerd in de woning van partijen voor een bedrag groot € 347.000,00, welk bedrag hij bij eventuele toekomstige verkoop als eerste volledig mag verrekenen met de verkregen verkoopopbrengst.
D. Te bepalen dat de roerende goederen:
Tafel van Piet Hein Eek twv € 7.000,-
Philips Ambilight Breedbeeld twv € 4.000,-
Apple 1-Mac twv € 1.100,-
Fiat Punto dagwaarde twv € 2.500,- alsmede
Borg voor woning + eerste huur ad € 400,-
Huur maart + april ad € 1.200, -
"startgeld" cash ad € 5.250,-
Tandartsrekeningen maart + april ad € 489,-
Renteaflossing studieschuld ad € 250,-
door de vrouw aan de man verschuldigd zijn althans voor verrekening in aanmerking komen. Indien de vrouw deze posten niet zal kunnen voldoen binnen 1 maand na het te wijzen vonnis dient afgifte in ieder geval van de roerende goederen aan de man plaats te vinden onder verbeurte van een dwangsom ad € 250,- per dag gedurende de tijd dat de vrouw daarmee in gebreke blijft.
E. Te bepalen dat de waarde van de Opmaatpolis na verrekening van (een gelijk deel) van de restschuld volledig aan de man toekomt.
3.5.
De vrouw voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie

4.1.
Met betrekking tot de woning en Opmaatverzekering is sprake van een eenvoudige gemeenschap in de zin van artikel 3:166 lid 1 BW en partijen hebben daarin - conform de hoofdregel van artikel 3:166 lid 2 BW - een gelijk aandeel. Bij de verdeling kunnen zij daarom aanspraak maken op de helft van de (over)waarde van het goed. De (over)waarde staat ook niet ter discussie tussen partijen. Zowel de overwaarde van de echtelijke woning als de waarde van de Opmaatverzekering staan vast tussen partijen. De overwaarde van de woning bedraagt € 203.000,00 en de waarde van de Opmaat verzekering bedroeg per 1 mei 2014 € 56.159,51. Dat betekent dat de vrouw in beginsel recht heeft op de helft van deze bedragen.
4.2.
Vorenstaande laat onverlet de eventuele noodzaak om verschillen in de financiering van het goed te verevenen. Op grond van het bepaalde in artikel 3:172 BW hebben partijen immers nog een regresvordering op elkaar in verband met de door hen ingebrachte bedragen. Het moet dan gaan om uitgaven die voortvloeien uit handelingen welke bevoegdelijk ten behoeve van de gemeenschap zijn verricht.
In bijzondere gevallen kan echter van deze regel worden afgeweken. Bijvoorbeeld indien het gedrag van de partners aanleiding geeft tot de conclusie dat (stilzwijgend) anders is overeengekomen (artikel 3:33 BW jo. artikel 3:37 BW) of wanneer een en ander is geschied om te voldoen aan een natuurlijke verbintenis van de ene deelgenoot tot verzorging van de andere.
4.3.
De man heeft gesteld dat hij uit eigen middelen € 347.000,00 en € 32.500,00 in de (verbouwing van de) gezamenlijke woning heeft geïnvesteerd en dat hij alle premies ten behoeve van de OpMaat Verzekering heeft voldaan. De vrouw heeft de hoogte van de door de man gestelde investeringen – deels bij gebrek aan wetenschap – betwist. Zij heeft voorts gesteld zelf ook vermogen te hebben geïnvesteerd wat dan ook verrekend zou moeten worden en zij heeft daarnaast gesteld dat er sprake is van een bijzondere situatie die noopt tot afwijking van de hoofdregel dat de inbreng dient te worden verrekend. Volgens de vrouw, volgt uit het gedrag van partijen, dat de investeringen verband houdende met de woning niet zouden worden verevend. Dit dient volgens haar als een stilzwijgende overeenkomst te worden aangemerkt. Zij stelt voorts dat de man met zijn inbreng heeft voldaan aan een natuurlijke verbintenis jegens de vrouw ingevolge artikel 6:3 BW om ook haar in staat te stellen gedurende de relatie vermogen op te bouwen. Zij verwijst voor wat betreft haar laatste stelling naar HR 1 oktober 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9558.
4.4.
De rechtbank overweegt ter zake als volgt.
In gevallen als de onderhavige dient zowel de vraag of bepaalde afspraken zijn gemaakt, alsook de vraag welke de inhoud die afspraken hebben, te worden beantwoord aan de hand van de Haviltexmaatstaf. Daarbij zijn alle omstandigheden van belang en kan acht worden geslagen op het feitelijk handelen van partijen (HR 8 juni 2012, RFR 2012/94). Partijen hebben 18 jaar een relatie gehad, waarvan zij 14 jaar hebben samengewoond en in welke periode zij drie kinderen hebben gekregen. De vrouw is na de geboorte van het eerste kind parttime gaan werken en heeft vanaf de geboorte van het tweede kind tot het einde van de relatie van partijen niet meer in loondienst gewerkt. Partijen hebben er kennelijk, niettegenstaande ieders (verschil in) feitelijke financiële inbreng, voor gekozen de woning, de hypotheeklening en de Opmaatverzekering op beider naam te stellen. De man heeft het leeuwendeel van het inkomen ingebracht, ter betaling van de vaste lasten, waaronder de verzekeringspremie alsmede een (groter) aandeel van zijn privévermogen geïnvesteerd in de (verbouwing van de) woning, waartegenover de vrouw het leeuwendeel van de zorg voor de kinderen voor haar rekening nam. Partijen hebben nooit enig bedrag verrekend en de vrouw is ook na de beëindiging van de samenwoning met de kinderen geruime tijd in de woning blijven wonen, gedurende welke tijd de lasten door de man zijn doorbetaald. De vrouw beschikte in de periode vanaf de geboorte van het eerste kind tot het einde van en ook na de samenwoning zelf niet over voldoende middelen om in haar eigen levensonderhoud en dat van haar kinderen te voorzien en evenmin om zelf enig vermogen op te bouwen.
Uit dit gedrag leidt de rechtbank af dat partijen stilzwijgend hebben beoogd de over en weer gedane investeringen middels inkomen dan wel vermogen niet te willen verrekenen en/of dat de man met zijn inbreng heeft voldaan aan een natuurlijke verbintenis.
4.5.
Dat partijen anders hebben beoogd heeft de man onvoldoende onderbouwd gesteld. Het ligt ook niet voor de hand dat partijen zouden hebben beoogd enkel de financiële investeringen te willen verevenen en niet de zorgtaken. Uit het gedrag van partijen blijkt daarbij van het tegenovergestelde nu door de vrouw onbetwist is gesteld dat de man haar aanvankelijk een geldbedrag van € 30.000,00 heeft geboden ter compensatie van de zeven jaar die zij als fulltime moeder gedurende de relatie van partijen niet heeft kunnen werken.
Nog daargelaten de onduidelijkheid ten aanzien van de (hoogte van de) door de man gedane investeringen uit privévermogen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat de man geen verrekeningsaanspraken tegenover de vrouw kan doen gelden.
4.6.
De vordering van de vrouw sub 1 kan dan ook in beginsel worden toegewezen. De man heeft echter aangegeven dat hij de vrouw niet kan uitkopen, zodat enkel de gevraagde verdeling kan worden toegewezen. De rechtbank zal de vorderingen van de vrouw sub 1, 3 en 10 dan ook toewijzen zoals hierna is bepaald.
Het door de vrouw sub 4 tot en met 9 gevorderde zal de rechtbank afwijzen nu niet aannemelijk is geworden dat de man niet zal meewerken aan het daarin gevorderde.
4.7.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de vorderingen van de man in reconventie ad B, C en E dienen te worden afgewezen. Zijn vordering ad D zal de rechtbank voor zover het de teruggave van de meubels en de dagwaarde van de auto betreft eveneens afwijzen nu de man onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat betreffende goederen door hem aan de vrouw in bruikleen zijn gegeven.
4.8.
Ter zake de door de man onder D gevorderde kosten ad 7.589,00 acht de rechtbank alleen het bedrag “startgeld” cash ad € 5.250,00 toewijsbaar als zijnde - naar de man onbetwist heeft gesteld - een voorschot op een totaalafspraak aangaande de verdeling tussen partijen. Dit bedrag kan de man verrekenen met hetgeen aan de vrouw toekomt in het kader van de verdeling van de overwaarde. Met betrekking tot de andere vorderingen heeft de man onvoldoende onderbouwd gesteld dat dit gelden betreft die de vrouw diende terug te betalen.
4.9.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt de man om tot verdeling van de woning aan de [adres] te [plaats] over te gaan, waarbij de man de vrouw de helft van de overwaarde ad € 101.500,00 zal voldoen;
5.2.
veroordeelt de man om bij een eventuele verkoop van de woning, na aftrek van de hypothecaire lening de overwaarde of de schuld tussen partijen bij helfte te verdelen;
5.3.
veroordeelt de man tot betaling van de helft van de waarde van de OpMaat Verzekering van de Rabobank op het moment van beëindiging van de hypotheek, welk bedrag per 1 mei 2014 € 28.079,74 bedroeg, te voldoen binnen twee maanden nadat tot verdeling van de woning als hiervoor sub 5.1 is overgegaan dan wel binnen twee maanden nadat de woning is verkocht;
5.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
bepaalt dat de man een bedrag van € 5.250,00 kan verrekenen met de vordering die de vrouw toekomt in het kader van bovenstaande;
5.7.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In conventie en in reconventie
5.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.T.J.F. Verhappen en in het openbaar uitgesproken op
5 augustus 2015 . [1]

Voetnoten

1.type: TN