ECLI:NL:RBLIM:2015:6593
Rechtbank Limburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verdeling van gemeenschappelijke goederen na beëindiging van een samenwoningsrelatie met betrekking tot verrekeningsaanspraken
In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, betreft het een geschil tussen een vrouw en een man die een affectieve relatie hebben gehad en samen drie kinderen hebben. De relatie eindigde in februari 2011, waarna de vrouw met de kinderen in de gezamenlijke woning bleef wonen. De man en de vrouw zijn beide voor 50% eigenaar van de woning, die een waarde heeft van € 540.000,00, met een hypotheek van € 337.000,00. De vrouw vordert onder andere de verdeling van de woning en de helft van de overwaarde, alsook de helft van de waarde van een levensverzekering die aan de hypotheek is gekoppeld. De man voert verweer en stelt dat hij aanzienlijke investeringen uit eigen middelen heeft gedaan in de woning en dat hij recht heeft op verrekening van deze investeringen.
De rechtbank overweegt dat er sprake is van een eenvoudige gemeenschap en dat beide partijen recht hebben op de helft van de waarde van de woning en de verzekering. De rechtbank concludeert dat de man geen verrekeningsaanspraken kan doen gelden tegenover de vrouw, omdat het gedrag van partijen erop wijst dat zij stilzwijgend hebben beoogd de investeringen niet te verrekenen. De vorderingen van de vrouw worden in grote lijnen toegewezen, terwijl de vorderingen van de man in reconventie worden afgewezen. De rechtbank compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.