Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.Het onderzoek van de zaak
2.De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
3.De beoordeling
4.De beslissing
21 januari 2015.
Rechtbank Limburg
Op 21 januari 2015 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van oplichting in een amusementshal. De rechtbank heeft deze uitspraak gedaan naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 januari 2015, waar de officier van justitie en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.H.M. Nijsten, aanwezig waren. De officier van justitie vorderde de ontneming van het voordeel dat de verdachte zou hebben verkregen door middel van de tenlastegelegde feiten, geschat op € 3.225,00. De verdediging voerde echter aan dat de vordering op nihil moest worden gesteld, nu vrijspraak was bepleit voor de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank heeft op 21 januari 2015 eerst vonnis gewezen in de strafzaak, waarbij de verdachte integraal is vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten. Aangezien er geen veroordeling was in de strafzaak, heeft de rechtbank het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. F.M. van Maanen Winters, en de rechters mr. F.A.G.M. Vluggen en mr. R.M.M. Kleijkers. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van griffier mr. R.E.J. Maas en is openbaar uitgesproken.