In deze zaak heeft de werkgever, Wasserij en Stomerij Parkstad B.V., op bedrijfseconomische gronden ontbinding van de arbeidsovereenkomsten van zeven werknemers verzocht. Tijdens de procedure is gebleken dat voor twee van de verzoeken een alternatieve oplossing was gevonden, waardoor deze verzoeken niet meer aan de orde waren. Voor één van de verzoeken is een proceskostenveroordeling uitgesproken. Bij vier van de zeven werknemers was er sprake van arbeidsongeschiktheid op het moment van indiening van de verzoeken, wat complicaties met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat de bedrijfseconomische noodzaak onvoldoende was onderbouwd en dat de arbeidsongeschiktheid van de werknemers mogelijk een rol heeft gespeeld in het verzoek tot beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. Daarnaast zijn twee verzoeken van de werkgever, die mede gegrond waren op dringende redenen (uitlatingen op Facebook), ook afgewezen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten dat de procedure beëindigd is zonder dat op de verzoeken beslist hoeft te worden, en heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de verwerende partij, vastgesteld op € 200,00 voor het salaris van de gemachtigde.