3.3.Het oordeel van de rechtbankDe beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven (hierna) vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De bewijsmiddelen
Inleiding
Op zaterdag 23 augustus 2014 omstreeks 00:10 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de melding om naar het chaletpark aan de [adres 2] te gaan in verband met een reanimatie. Omstreeks 00.20 uur kwamen zij ter plaatse aan en zagen een man die levenloos op de grond lag tussen chalet nummer 24 en een belendend chalet. Deze man bleek te zijn [slachtoffer] , van Poolse nationaliteit. Zij zagen dat een man doende was met reanimatie. [verbalisant 2] nam de reanimatie over. Tijdens het reanimeren werden de verbalisanten aangesproken door de Poolse parkmanager [betrokkene 1] . Deze deelde mede dat het [slachtoffer] betrokken was geweest bij een vechtpartij en geslagen zou zijn door een andere Pool, genaamd [verdachte] . Omstreeks 00:25 uur zagen zij op aanwijzing van [betrokkene 1] in het chalet nummer 61 een man zitten van wie [betrokkene 1] verklaarde dat dit de persoon was die had geslagen.
Verdachteheeft verklaard dat hij [slachtoffer] in de nacht van 22 op 23 augustus 2014 in Arcen een ‘lesje’ wilde leren om te voorkomen dat deze hem en zijn moeder weer zou beledigen wanneer hij [slachtoffer] de volgende dag weer zou tegenkomen. Hij heeft [slachtoffer] met een gebalde vuist in het gezicht geslagen op het moment dat [slachtoffer] opstond van een bankje en naar voren in zijn richting kwam. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft geraakt tussen neus en kaken. Daarna heeft hij [slachtoffer] nog een of twee keer geraakt toen deze viel.
[getuige 2]heeft verklaard dat [slachtoffer] bij hem thuis een sigaretje kwam roken. Zij gingen buiten op een bankje zitten. Daarna kwam er een persoon naar hen toe genaamd [verdachte] . Deze gedroeg zich raar en daarom hebben zij hem verteld dat wanneer hij dronken of onder invloed is zij hem niet in de buurt wilden hebben. [verdachte] vroeg of [betrokkene 2] thuis was en [getuige 2] vertelde hem dat [betrokkene 2] niet thuis was. Hij hoorde [slachtoffer] aan [verdachte] vragen of hij hem misschien kon helpen. Het leek erop dat [verdachte] [slachtoffer] uitlokte om te gaan vechten. Hij zag dat [verdachte] hem zachtjes tegen zijn hoofd tikte en een uitdagende houding aannam. Hij zag dat [verdachte] wegliep en ondertussen door bleef gaan met [slachtoffer] uitdagen, door te roepen: “Kom op, durf jij”. Hij zag dat [verdachte] terug kwam lopen in de richting van [slachtoffer] en [slachtoffer] met zijn vuisten begon te slaan. [getuige 2] is toen weggerend om hulp te halen. Toen hij terugkwam, zag hij dat [verdachte] wegrende en dat [slachtoffer] op de grond lag.
[getuige 1]heeft verklaard dat hij rond middernacht met [verdachte] naar huisje nummer 24 van een persoon genaamd [betrokkene 2] is gegaan. Voor huisje 24 zaten twee jongens, [slachtoffer] en [getuige 2] . [verdachte] heeft de jongens gevraagd of [betrokkene 2] thuis was. [slachtoffer] zei dat hij moest opsodemieteren. Daarna begon een gesprek tussen [slachtoffer] en [verdachte] dat ging escaleren. Hij hoorde [slachtoffer] 'mietje' roepen naar [verdachte] . [verdachte] draaide zich om en sloeg [slachtoffer] met een gebalde vuist in zijn gezicht. [slachtoffer] is na de eerste slag op de grond gevallen. [slachtoffer] viel van het bankje waarop hij zat en [verdachte] heeft [slachtoffer] nog een paar keer geslagen terwijl hij op de grond lag. [getuige 1] stond op dat moment op een afstand van vijf à zes meter, maar hij heeft niet gezien waar [verdachte] [slachtoffer] heeft geraakt, omdat [verdachte] tussen hem en [slachtoffer] in stond. [getuige 1] probeerde [verdachte] van [slachtoffer] af te trekken. [verdachte] stond op dat moment over [slachtoffer] gebogen.
[getuige 4]verklaart dat hij geluiden hoorde alsof er geslagen werd met een vuist. Hij is op het geluid afgelopen en zag dat iemand op de grond lag. Hij heeft de vitale functies van [slachtoffer] gecontroleerd omdat hij zag dat het niet goed met hem ging. Hij zag dat [slachtoffer] bloedde en dat hij een kleine snede in zijn hoofd had boven zijn oor en bijna boven op zijn hoofd. Hij zag dat [slachtoffer] nog ademde en dat hij ineens stopte met ademen. [getuige 4] is toen gestart met reanimeren. Toen hij bij [slachtoffer] kwam, zag hij ook een stuk hout op de grond liggen en hij zag dat er bloed op het hout zat.
Door ambulancepersoneel werd [slachtoffer] geïntubeerd. Na 10-15 minuten was er wederom herstel van de circulatie waarna hij naar het Radboudziekenhuis te Nijmegen werd overgebracht. Gezien de infauste prognose werd daar besloten de behandeling te staken. [slachtoffer] overleed op 23 augustus 2014 om 12.37 uur.
Uit het neuropathologisch onderzoek van de hersenen, uitgevoerd door dr. B. Kubat, arts en patholoog, blijkt het volgende.
Het neuropathologisch onderzoek toont traumatische veranderingen in de zin van een traumatische verscheuring van het septum pellucidum (hersenkamertussenschot) en daardoor opgetreden bloeding in de ventrikels, voorts werd basaal gelokaliseerde subarachnoïdale bloeding gevonden. Door inadequate behandeling van het materiaal voorafgaande aan de fixatie kon de cirkel van Willis niet afdoende worden onderzocht, zodat de oorzaak van deze subarachnoïdale bloeding niet nagegaan kon worden. Voor zover de basale hersenvaten te beoordelen waren, werden geen afwijkingen gevonden. Differentiaal diagnostisch dienen theoretisch de volgende oorzaken van deze subarachnoïdale bloeding te worden overwogen;
1. Ruptuur van een sacculair aneurysma in het gebied van de cirkel van Willis, deze kon wegens de bovengenoemde redenen niet worden uitgesloten.
2. Traumatische ruptuur in de voorste delen van de cirkel van Willis, deze kon wegens de bovengenoemde redenen niet worden uitgesloten.
3. Traumatische vaatbeschadiging ter plaatse van de arteriae vertebrales (deze waren niet beschikbaar voor verder onderzoek) – gelet op de lokalisatie/distributie van de subarachnoïdale bloeding is een beschadiging in de meer caudale delen van de arteriae vertebrales minder aannemelijk.
Conclusie: het neuropathologisch onderzoek van de hersenen toont een traumatische verscheuring van het septum pellucidum en dientengevolge opgetreden intraventriculaire bloeding. Voorts werd subarachnoïdale bloeding gevonden, alsmede tekenen van voorafgaande aan het overlijden opgetreden hypoxische ganglioncelbeschadiging en terminaal opgetreden hersenoedeem.
Ter terechtzitting heeft dr. Kubat uiteengezet dat een verscheuring van het septum pellucidum vooral het gevolg is van een versnelling van de beweging van het hoofd, waardoor de hersenen als het ware vervormd worden waardoor druk ontstaat. Veelal wordt gezien dat een rotationele component deel uitmaakt van die versnelling, maar dat is niet noodzakelijk.
De arts en patholoog A. Maes rapporteerde op 24 oktober 2014 het volgende.
Er waren onder meer onderhuidse bloeduitstortingen gelokaliseerd midden op het achterhoofd en er was een voor onderhuidse bloeduitstorting verdachte huidverkleuring op het voorhoofd rechts waar te nemen. Er was rechts aan het hoofd een circa vijftien centimeter grote onderhuidse bloeduitstorting met begeleidende bloeduitstorting in de rechterslaapspier. Er was links hoog in de nekspieren een circa één centimeter grote bloeduitstorting. Er waren zeer bloederige zachte hersenvliezen met veel bloed rondom de hersenstam. De hersenen waren sterk gezwollen met inklemmingsverschijnselen aan de onderzijde. Er was bloederig hersenvocht.
Bij sectie waren er als gevolg van bij leven opgelopen uitwendig botsend geweld verspreid over het lichaam, ook in de behaarde hoofdhuid onderhuidse bloeduitstortingen. Deze kunnen passen bij slaan/stompen maar ook ergens tegenaanvallen met de rechterzijde van het hoofd.
Bij neuropathologisch onderzoek werd een traumatische verscheuring van het hersenkamertussenschot gevonden met bloeding in de hersenkamers. Er was ook een uitbreiding van de bloeding in en onder de zachte hersenvliezen (een subarachnoïdale bloeding). Ziekelijke vaatafwijkingen werden niet gevonden. Traumatische vaatafwijkingen, anders dan de reeds vastgestelde traumatische verscheuring van het septum pellucidum en de daarin verlopende bloedvaten, werden niet aangetoond. Er is met röntgencontrastmiddel opgespoten en er werden in de bloedvaten geen scheuren in de basale hersenvaten gezien. De traumatische verscheuring van het septum pelludicum is het gevolg van mechanisch geweld tegen/van het hoofd meestal met daarbij een rotationele component (snel wegdraaien van het hoofd). Er was een hersenzwelling met inklemming aan de onderzijde. Er was longoedeem en longontsteking, de longen waren vrijwel niet meer luchthoudend. Het overlijden wordt door hersenfunctieverlies als gevolg van inklemmingsverschijnselen zondermeer verklaard. Het longoedeem en de longontsteking vormen een verwikkeling van het hersenfunctieverlies en hebben door functieverlies van de longen aan het overlijden bijgedragen.
De arts concludeert dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van verwikkelingen van een traumatische verscheuring van het hersenkamertussenschot met als gevolg een bloeding in de hersenen(vliezen).
Ter terechtzitting heeft Maes toegelicht dat uit haar onderzoek geen bloedingen vanuit de cirkel van Willis zijn gebleken, aangezien zij die met contrastvloeistof heeft opgespoten waarna zij geen lekkage constateerde.
Overwegingen van de rechtbank
Voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde doodslag is nodig dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om het slachtoffer te doden.
Verdachte en het slachtoffer kenden elkaar niet. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer slechts een lesje wilde leren om te voorkomen dat hij een van de volgende dagen weer door [slachtoffer] beledigd zou worden. Uit het verhandelde ter terechtzitting noch uit het procesdossier is gebleken dat verdachte willens en wetens heeft gehandeld met het opzet om [slachtoffer] te doden.
Vervolgens doet zich de vraag voor of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op het doden van het slachtoffer. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg slechts aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat er in de behaarde hoofdhuid van het slachtoffer onderhuidse bloeduitstortingen waren die kunnen passen bij slaan/stompen maar ook bij ergens tegenaanvallen met de rechterzijde van het hoofd. Door de patholoog zijn onderhuidse bloeduitstortingen gelokaliseerd midden op het achterhoofd en rechts aan het hoofd. Verder was er een voor onderhuidse bloeduitstorting verdachte huidverkleuring op het voorhoofd waargenomen. Bij neuropathologisch onderzoek werd een traumatische verscheuring van het hersenkamertussenschot gevonden met bloeding in de hersenkamers, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Er was ook een uitbreiding van de bloeding in en onder de zachte hersenvliezen (een subarachnoïdale bloeding). Op basis van de rapporten en de verklaringen ter terechtzitting van de deskundigen concludeert de rechtbank dat het slachtoffer is overleden als gevolg van mechanisch geweld tegen/van het hoofd met mogelijk daarbij een rotationele component. Dat dr. Kubat niet heeft kunnen uitsluiten dat de bloeding in de hersenen door ziekelijke of traumatische vaatverscheuringen is ontstaan, waarop de verdediging heeft gewezen, doet daar niet aan af. Uit het onderzoek en de verklaring van Maes blijkt immers dat zij bij haar onderzoek heeft geconstateerd dat dat deel van de vaten in de hersenen waarop dr. Kubat heeft gedoeld, de cirkel van Willis, geen lekkage vertoonde.
Verdachte en het slachtoffer bevonden zich tegenover elkaar. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer tussen diens neus en kaken heeft geraakt op het moment waarop deze op wilde staan en zich naar voren bewoog. Op grond daarvan stelt de rechtbank vast dat verdachte het slachtoffer in ieder geval aan de voorzijde van het hoofd heeft geraakt. Uit het feit dat het slachtoffer als gevolg van die klap van verdachte ondanks zijn voorwaartse beweging achterover is gevallen, leidt de rechtbank voorts af dat verdachte zeer hard heeft geslagen. Uit de verklaringen van verdachte en de getuigen blijkt niet dat verdachte het slachtoffer na diens val nog
tegen het hoofdheeft geslagen. Weliswaar heeft [getuige 1] de verdachte nog slaande bewegingen zien maken na de eerste klap, maar omdat de verdachte met zijn rug naar [getuige 1] en over het slachtoffer gebogen stond, kan de rechtbank, mede gezien de verklaring van de verdachte, niet vaststellen dat de verdachte het slachtoffer toen ook nog heeft geraakt. Wel blijkt uit het rapport van de patholoog dat er meerdere bloeduitstortingen op diverse andere plaatsen – aan de linkerzijde – van het lichaam van het slachtoffer waren. Deze constatering past bij de verklaring van verdachte en de verklaring van de getuigen dat verdachte meer keren heeft geslagen. De getuigen geven geen uitsluitsel over de plaatsen waar het slachtoffer is geraakt. [getuige 4] heeft verklaard dat zich op een stuk boomstam dat bij het slachtoffer lag bloed heeft bevonden. Onderzoek daarvan heeft echter niet plaatsgevonden. De rechtbank constateert dat de mogelijkheid open blijft dat de dood van het slachtoffer mede door de val op dat stuk boomstam is veroorzaakt. Noch uit het onderzoek ter terechtzitting, noch uit de inhoud van de op de strafzaak betrekking hebbende stukken is komen vast te staan dat verdachte met zijn vuist het hoofd van het slachtoffer aan de rechterzijde heeft geraakt. Ook kan niet onomstotelijk worden vastgesteld of het letsel aan het hoofd als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden, een gevolg is van de vuistslag(en) dan wel (mede) van een val op een stuk boomstam. Ook de bevindingen uit het pathologisch onderzoek en de verklaringen van de deskundigen ter terechtzitting geven hierover geen uitsluitsel. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of het dodelijk letsel is veroorzaakt door de slag(en) van verdachte tegen het hoofd van het slachtoffer dan wel door de val op het stuk boomstam.
Hard slaan tegen de voorzijde van het hoofd, tussen neus en kaken, levert over het algemeen een grote kans op lichamelijk letsel op. Er kan echter niet gezegd worden dat dit een
aanmerkelijkekans op de dood oplevert, laat staan dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Dat het slachtoffer als gevolg van het toegepaste geweld met zijn hoofd op een stuk boomstam zou vallen, was niet in redelijkheid voor verdachte te voorzien, zodat ook deze omstandigheid geen aanmerkelijke, door verdachte bewust aanvaarde, kans op de dood van het slachtoffer oplevert.
De hierboven beschreven omstandigheden bieden onvoldoende aanknopingspunten om onomstotelijk aan te nemen dat verdachte de kans op de dood van het slachtoffer bewust heeft aanvaard. De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer.
Nu het opzet tot het doden van het slachtoffer ontbreekt, zal de rechtbank verdachte van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zodanig hard heeft geslagen dat het slachtoffer door dat handelen van verdachte ten val is gekomen. Dit handelen moet derhalve zodanig heftig zijn geweest dat dit gericht is geweest op het toebrengen van pijn dan wel letsel bij het slachtoffer. Ten gevolge van dit handelen is het slachtoffer ten val gekomen en komen te overlijden. Nu het letsel van het slachtoffer kan worden aangemerkt als lichamelijk letsel, dit letsel is ontstaan door het handelen van verdachte, en de dood is ingetreden als gevolg van dit letsel, is er sprake van mishandeling, de dood ten gevolge hebbend.