Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.Het onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie
ECLI:NL:RBLIM:2015:1590) van mening dat hij ontvankelijk is in de vervolging van verdachte, nu de sluiting van een woning niet kan worden aangemerkt als een ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
ECLI:NL:RVS:2005:AR8730) en bovengenoemde uitspraak van de rechtbank Limburg overweegt de rechtbank dat de sluiting van een woning geen verdergaande strekking heeft dan het beëindigen van de overtreding van artikel 2, aanhef en onder b en c van de Opiumwet en niet is gericht op toevoeging van verdergaand leed of nadeel. Dat de sluiting van de woning aanzienlijke financiële en emotionele consequenties kan hebben, doet daaraan niet af. Dit brengt met zich dat de sluiting van een woning niet kan worden aangemerkt als een ‘criminal charge’ in de zin van artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het verweer van de raadsman dat er sprake is van strijd met het aan artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht ten grondslag liggende
- de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
- de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het tenlastegelegde kennis te nemen;
- er geen gronden zijn gebleken voor schorsing van de vervolging.
4.De beoordeling van het bewijs
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De oplegging van straf
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte
- veroordeelt verdachte tot
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,