3.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Voordat de rechtbank toekomt aan de bespreking van de bewijsmiddelen, zal zij hieronder, op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, kort uiteenzetten wat zich in haar visie heeft voorgedaan in de aanloop naar het onderhavige schietincident op 24 januari 2014 in coffeeshop [naam] in Heerlen.
Verdachte werkte naar zijn zeggen voor de eigenaar van coffeeshop [naam] vanaf de zomer van 2013 en ging toen bij de coffeeshop wonen. Het slachtoffer van het schietincident is in oktober van dat jaar als portier bij coffeeshop [naam] gaan werken. Hij was prospect (aspirant-lid) bij de Hells Angels. In de periode daarna is verdachte in conflict gekomen met leden van motorclub Hells Angels. De oorzaak van het conflict met de Hells Angels is volgens verdachte een mislukte drugsdeal in 1998, waarbij verdachte en het slachtoffer van het schietincident betrokken waren. Volgens het slachtoffer was er geen mislukte drugsdeal, maar was het probleem dat verdachte dealde op straat bij de coffeeshop en hij zich daarop niet liet aanspreken en dat verdachte moest verhuizen van de eigenaar van de coffeeshop.
Op 7 januari 2014 hebben drie leden van de Hells Angels verdachte in eerdergenoemde coffeeshop ernstig mishandeld. Het latere slachtoffer was hierbij niet aanwezig. Verdachte heeft als gevolg hiervan onder meer een gebroken rib opgelopen. De drie personen die zich aan deze mishandeling schuldig hebben gemaakt zijn daarvoor inmiddels veroordeeld door de politierechter in deze rechtbank. Verdachte meende dat het slachtoffer, [slachtoffer], de opdrachtgever van deze mishandeling was. Niet lang nadat verdachte in de coffeeshop is mishandeld heeft hij een vuurwapen met munitie aangeschaft. Naar eigen zeggen omdat hij zich na het conflict met de Hells Angels niet meer veilig voelde. Verdachte zegt dat hem ter ore kwam dat de Hells Angels wilden dat hij zou vertrekken bij coffeeshop [naam] en het niet goed met hem zou aflopen als hij daar bleef. In de avond van 24 januari 2014 is verdachte gewapend de stad in gegaan en daarna, onder invloed van alcohol en cocaïne, naar [naam] gegaan. Daar zat [slachtoffer] als portier bij de ingang. Verdachte is naar binnen gelopen en heeft bij enkele aanwezigen zijn woede over de Hells Angels geuit. Vervolgens is verdachte buitenom naar de ingang van de coffeeshop gelopen. Daarna heeft zich het schietincident voorgedaan.
Feiten 1 primair en subsidiair
Op vrijdag 24 januari 2014 werd bij de meldkamer van politie en de ambulance door meerdere personen, waaronder het slachtoffer, gemeld dat er een schietpartij had plaatsgevonden bij coffeeshop [naam].De politie stelde een onderzoek in. Daarbij bleek dat bij deze coffeeshop een man, die als portier bij de ingang van deze zaak stond, door een andere man meermalen was beschoten met een pistool. Het slachtoffer bleek te zijn: [slachtoffer], [slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer]. Als verdachte werd aangemerkt: [verdachte], geboren op [geboortedatum], verblijvende [adres]. Deze verdachte werd op de plaats delict aangetroffen en aangehouden. Bij de aanhouding werd in zijn broeksband een geladen pistool aangetroffen.
De politie heeft op 25 januari 2014 om 0.10 uur ter plaatse sporenonderzoek verricht. De coffeeshop was gevestigd op de begane grond. De zaak was als volgt ingedeeld: de ingang voor het publiek bevond zich in de voorgevel die direct grensde aan het openbare trottoir. De ingang bestond uit een portiek met daarin twee deuren die toegang verschaften tot de zaak. De vloer van de portiek lag op een hoogte van 30 cm van het trottoir. De hoofdingang verschafte toegang tot een ruimte waar softdrugs werden verkocht. Deze goederen werden vanuit een afgeschermd loket, bestaande uit een balie met daarboven glas, via doorgeefluiken aan de klanten verkocht. Aan de buitenzijde was de balie onder het glas bekleed met metalen traanplaat. Direct aan deze ruimte grensde een ruimte, bereikbaar via een dubbele glazen deur, waar de hennep kon worden gebruikt.
Op het trottoir, direct nabij de ingang van de coffeeshop, lag een aantal hulzen [foto 19 en 20]. In de portiek lagen tevens hulzen en delen van verschoten projectielen. In de portiek stond tevens een plastic afvalemmer met daarin vier gaten.
Het pistool dat de verdachte bij zich had op het moment van aanhouding was een semiautomatisch pistool, merk FN, vermoedelijk type High Power, kaliber: 9 x 19 mm. In het magazijn bevond zich een houder met daarin 3 scherpe patronen [foto 31 en 32]. In de kamer bevond zich een huls (verschoten). Dit wapen werd veiliggesteld.
Binnen in de coffeeshop in de ruimte voor de balie lag op de vloer een hoeveelheid uitgelopen bloed. Op de vloer lag een huls en een scherpe patroon, beide kaliber 9 x 19 mm [foto 44 tot en met 48]. Tevens lag een scherpe patroon, kaliber 9 x 19 mm, op de vloer in de gebruikersruimte, nabij het toilet [foto 49 tot en met 51].
Een van de glazen deuren tussen de verkoopruimte en de gebruikersruimte was stuk. Het glas was volledig verbrijzeld en lag op de vloer. Tevens lagen op de vloer diverse kleinere fragmenten van verschoten projectielen [foto 52 en 53]. De omschreven munitie en delen van munitie zijn veiliggesteld.
Op zaterdag 25 januari 2014, te 12.00 uur, werd het sporenonderzoek hervat. Aan de binnenzijde van het pand werd een vervolgonderzoek ingesteld. Op een van de metalen traanplaten onder het glas van de uitgiftebalie was een beschadiging zichtbaar. Deze bevond zich aan de buitenzijde, op een hoogte van ongeveer 47 centimeter vanaf de grond en 20 centimeter vanaf de rechter zijkant [foto 70 tot en met 74]. Dit was zeer waarschijnlijk een schotbeschadiging Verder troffen zij op de vloer nog enkele kleinere fragmenten aan, waarschijnlijk afkomstig van een of meer verschoten projectielen [foto 75 tot en met 77].
Op vrijdag 17 februari 2014 stelden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een vervolgonderzoek in de verkoopruimte van de coffeeshop. Zij zagen dat de schotbeschadiging nog ongewijzigd was op de verkoopbalie [foto 132 en 133]. Met tape en pijlen markeerden zij de waarschijnlijke richting van het projectiel [foto 134 en 135]. Het slachtoffer [slachtoffer] had een lichaamslengte van 188 cm. Een mannelijk persoon met gelijke lichaamslengte en vergelijkbaar postuur nam de positie in van het slachtoffer [foto 136 tot en met 139]. Deze positie werd vastgesteld aan de hand van de camerabeelden. Daarbij kwam vast te staan dat de schotbeschadiging op de metalen plaat van de balie zich op ongeveer 30 centimeter van het hoofd van het slachtoffer bevond. Foto 140 tot en met 144 tonen de waarschijnlijk positie en houding van de schutter ten opzichte van het slachtoffer. Op deze foto’s zijn de handen en het hoofd van het slachtoffer in de positie zoals door hem aangegeven.
[slachtoffer] is op 25 januari 2014 in het ziekenhuis door de politie verhoord. Hij heeft verklaard dat hij als toezichthouder werkzaam was bij coffeeshop [naam]. Omstreeks 23.40 uur zat hij in de hoek in het halletje, vooraan de coffeeshop. Plotseling zag hij verdachte staan. Verdachte zei toen iets, maar [slachtoffer] weet niet meer wat en meteen daarop begon verdachte te knallen. Verdachte schoot van heel dichtbij en [slachtoffer] voelde in eerste instantie niets. Hij zag dat verdachte een pistool in zijn hand vasthield en dat er dampen vanaf kwamen. Verdachte stond op dat moment ongeveer 1 meter voor [slachtoffer]. Verdachte zei: “Jullie kut Hells Angels, ik maak jullie allemaal kapot. Niemand speelt met mij. Jullie weten niet wie ik ben”.
[slachtoffer] heeft op 30 januari 2014 verklaard dat hij dacht dat verdachte met een nepwapen schoot. Hij voelde namelijk niets. Toen hij van zijn kruk wilde opstaan, voelde hij een brandende pijn en zakte hij door zijn been. Verdachte stond op straat, vlak voor het opstapje op de stoep voor de coffeeshop. Het opstapje is 25 tot 35 centimeter hoog en het halletje is 1,5 bij 1,5 meter. Toen hij opstond, schoot verdachte hem in zijn been. [slachtoffer] viel tegen de deur en kwam terecht op de grond in het verkoopgedeelte van de coffeeshop. Eerst lag hij bij de eerste deur, later bij de glazen deur. Verdachte begon hem toen te trappen en te slaan. Hij sloeg met zijn vuisten en met het pistool. Verdachte had de hele tijd de kans om hem in zijn hoofd te schieten, maar hij heeft het niet gedaan. Wel heeft hij een paar keer gericht. De laatste keer dat hij dat deed lag hij tegen de glazen deur. Verdachte stond naast hem en zei ‘ik schiet je kapot’. Hij lag bij de glazen deur op de grond toen verdachte de laatste keer op zijn hoofd richtte. [slachtoffer] keek toen recht in de loop van het pistool en strekte zijn handen uit naar verdachte in de hoop dat hij nog iets kon afweren. Hij zag dat verdachte iets met het wapen deed en hoorde een knal, waarna het glas van de deur over hem heen viel.
Op 25 januari 2014 is [slachtoffer] medisch onderzocht in het ziekenhuis in Heerlen. Tijdens dit onderzoek is onder meer het volgende geconcludeerd:
“Betrokkene heeft op 24 januari 2014 bij een schietincident schotwonden en een gebroken
bovenbeen, gebroken scheenbeen links alsmede schaaf- en scheurwonden ter hoogte van de linkerarm en het hoofd opgelopen. De huidletsels zullen op korte termijn zonder restverschijnselen genezen. De gebroken botten vergen een revalidatieperiode van minimaal 3 maanden en daarbij is het niet zeker dat er geen restbeperkingen zullen zijn ten aanzien van mobiliteit en statische belastbaarheid.”
Het procesdossier bevat camerabeelden waarop het gedeelde van het schietincident, dat zich binnen in de coffeeshop heeft afgespeeld, zichtbaar is.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij degene is die op de camerabeelden te zien is als de persoon die geschoten heeft.
De tijdstippen op de camerabeelden zijn niet juist. In werkelijkheid is het 20 minuten later.Bij het bekijken van de beelden heeft de rechtbank onder meer het volgende waargenomen.
Omstreeks het tijdstip 23:17:33:00 valt een mannelijke persoon via de openslaande toegangsdeur, vanuit het camerastandpunt gezien links, de coffeeshop in. De man komt terecht op zijn rug. Verdachte komt meteen daarna de coffeeshop binnen, terwijl hij een pistool in zijn rechterhand heeft. De man die op de grond ligt, ligt dan nog steeds op zijn rug en beweegt zich liggend naar de muur enkele meters verder, vanuit het camerastandpunt gezien rechts. Te zien is dat zijn linker onderbeen scheef staat ten opzichte van zijn linker bovenbeen. Ook verliest de man bloed. Verdachte maakt meermalen met zijn rechterhand een slaande beweging in de richting van de man op de grond. Ook is zichtbaar dat verdachte hem meermalen tegen het lichaam schopt en meermalen naar hem wijst. De man op de grond ligt dan zeer dichtbij de (traanplaat)muur, vanuit het camerastandpunt gezien rechts. Alleen zijn benen zijn nog zichtbaar. Verdachte gaat via de toegangsdeur naar buiten en komt enkele seconden later via dezelfde deur weer naar binnen. Verdachte maakt dan weer een slaande en schoppende beweging in de richting van de man die op de grond ligt. Het is echter niet zichtbaar of, en zo ja, waar de man op dat moment geraakt wordt. Verdachte gaat dan weer via de toegangsdeur naar buiten en komt korte tijd later via dezelfde deur weer naar binnen, terwijl het pistool zich achter zijn broeksband bevindt. Verdachte schopt vervolgens tegen het lichaam van de man op de grond. Tijdens de schoppende beweging valt het pistool van verdachte op de grond. Verdachte raapt het pistool meteen op en stopt het achter zijn broeksband. Verdachte verdwijnt vervolgens enkele seconden uit beeld. Wanneer hij weer in beeld verschijnt, richt hij het pistool op de man op de grond. Vervolgens loopt verdachte naar de toegangsdeur en kijkt naar buiten. Terwijl hij de deur vastheeft, draait hij zich plotseling om en richt hij het pistool wederom op de man op de grond. Terwijl hij dit doet, loopt hij in de richting van de man op de grond en schopt hij de man tweemaal tegen het lichaam om meteen daarna (tijdstip: omstreeks 23:20:56:00) naar boven, dat wil zeggen ‘in de lucht’, te schieten. Verdachte maakt vervolgens een schoppende beweging naar het slachtoffer en dan, met het pistool naar beneden, een zwaaiende/slaande beweging naar de man op de grond. Op datzelfde moment is zichtbaar dat het glas van de deur in de nabijheid van de camera, naar beneden valt (tijdstip: omstreeks 23:21:00:00). Vervolgens richt verdachte nog tweemaal het pistool op de man en schopt hij nog tweemaal tegen een van zijn benen. Daarna verlaat verdachte de coffeeshop.
Over de eindpositie van het slachtoffer hebben de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaard.
De getuige [getuige 1] heeft bij verhoor door de politie verklaard dat hij op 24 januari 2014 omstreeks 23.45 uur arriveerde bij de coffeeshop. Op dat moment kwam een man naar buiten met een pistool aan de voorzijde bij de broeksband. Binnen zag [getuige 1] de portier gewond op de grond liggen. Hij lag in de zaak tegen de traanplaatwand aan, half tegen het glas van de deur. Die deur was kapot.
De getuige [getuige 2] heeft bij verhoor door de politie verklaard dat hij op 24 januari 2014 omstreeks 23.40 uur een aantal schoten hoorde. Op het moment dat verdachte door de politie werd aangehouden, is [getuige 2] de coffeeshop naar binnen gegaan. Hij zag dat de bewaker tegen de balie lag, vlak voor de scheidingswand. De scheidingswand bestaat uit twee glazen deuren. De linker glazen deur was kapot. Deze was verbrijzeld. Het glas lag op de grond.
Twee medewerksters van de coffeeshop hebben onder meer over de gemoedstoestand van verdachte verklaard.
De getuige [getuige 3] heeft bij verhoor door de politie verklaard dat zij op 24 januari 2014 in coffeeshop [naam] werkzaam was als kassabediende. Omstreeks 23.40 uur zag zij verdachte de coffeeshop binnenkomen. [getuige 3] zat toen achter de balie. Verdachte kwam de ruimte achter de balie in en zei tegen [getuige 3] dat hij geslagen was. [getuige 3] zag aan zijn ogen dat verdachte woedend was. Hij had tranen van woede in zijn ogen. Ook had hij grote pupillen. Vervolgens liep verdachte naar de gebruikersruimte achterin de coffeeshop. Daar stonden [betrokkene 1] en [betrokkene 2]. Vlak daarna zag zij dat [betrokkene 2] verdachte duwde in de richting van de deur aan de zijkant van de coffeeshop. Twee à drie minuten later hoorde [getuige 3] opeens schoten.
De getuige [getuige 4] heeft bij verhoor door de politie verklaard dat zij ten tijde van het schietincident in de coffeeshop werkzaam was als kassabediende. Zij denkt dat de schietpartij twintig minuten voor sluitingstijd heeft plaatsgevonden. Verdachte kwam op enig moment woedend de ruimte achter de balie naar binnen. Hij sprak snel en zwaaide met zijn armen. Vervolgens liep verdachte via de deur naar het horecagedeelte. Na een minuut ongeveer zag zij verdachte naar buiten lopen. Een paar minuten later kwam hij terug en begon hij te schieten.
Verdachte heeft bij verhoor door de politie verklaard dat hij op vrijdagavond (de rechtbank begrijpt: op 24 januari 2014) vijf blikken Bacardi Cola had gedronken. Daarna had hij bij ‘[naam 2]’ ook nog Bacardi Cola gedronken, naar eigen zeggen ‘drie of zo’.
De getuige [getuige 5], werkzaam als beveiliger bij ‘[naam 2]’, heeft bij verhoor door de politie verklaard dat hij op 24 januari 2014 een man had verzocht om weg te gaan. Dit, omdat de man vervelend was. De man kon moeilijk op zijn benen staan. Volgens [getuige 5] had de man flink gedronken en gesnoven. Volgens een collega van [getuige 5] was de man omstreeks 21.00 uur binnengekomen. Rond 22.30/23.00 uur was de man weggegaan.
Ter terechtzitting heeft verdachte desgevraagd verklaard dat hij dronken was op het moment dat hij ‘[naam 2]’ binnenkwam, maar dat hij weer nuchter was toen hij later bij de coffeeshop aankwam. Voorts heeft verdachte verklaard dat hij na het alcoholgebruik een lijntje cocaïne had gesnoven. Dat hij bij aankomst in de coffeeshop grote pupillen had, zoals een getuige verklaart, is een gevolg van het gebruik van cocaïne.
Verdachte heeft ter terechtzitting –zakelijk weergegeven– verder verklaard dat hij het pistool, een semiautomatisch wapen, waarmee hij op [slachtoffer] heeft geschoten, op 24 januari 2014 reeds tijdens het uitgaan eerder die avond bij ‘[naam 2]’ bij zich had. Hij had het wapen aangeschaft kort nadat hij op 7 januari 2014 in de coffeeshop door drie leden van de Hells Angels was mishandeld. Hij heeft het wapen vervolgens uitgeprobeerd, waarbij het per ongeluk af ging. Toen hij op 24 januari 2014 na het bezoek aan ‘[naam 2]’ bij de coffeeshop arriveerde, zag hij [slachtoffer] in het halletje bij de ingang zitten. Hij schoot driemaal in de prullenbak om [slachtoffer] bang te maken. [slachtoffer], volgens verdachte een kickbokser, stond echter op waardoor verdachte schrok. Vervolgens schoot hij in het been van [slachtoffer]. Hij wilde [slachtoffer] bang maken en hem duidelijk maken dat de Hells Angels hem met rust moesten laten. Dat was de reden dat hij onder meer “Ik schiet je neer” heeft geroepen en hem in de coffeeshop meermalen heeft geschopt. Hij heeft nooit de intentie gehad [slachtoffer] te vermoorden, terwijl hij daar vanaf het eerste moment bij het halletje de gelegenheid toe had. Het schot tegen de metalen traanplaat onder de uitgiftebalie heeft hij bewust afgevuurd. Verdachte wilde dus niet [slachtoffer], maar de traanplaat raken. Hij heeft niet per ongeluk tegen de traanplaat geschoten. Voorts heeft hij ter terechtzitting verklaard dat hij anders dan hij bij de politie heeft verklaard, waar hij heeft gezegd dat hij enkel als kind wel eens tegen blikjes heeft geschoten, een geoefend schutter is. Op de wc van de naastgelegen [naam 3] had hij het pistool voor het eerst uitgeprobeerd. Daarbij is het pistool toen per ongeluk afgegaan. Hierna heeft hij niet meer met het wapen ‘geoefend’. Naar aanleiding van het incident op de wc wist hij namelijk hoe het pistool werkte.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat verdachte ten tijde van het schietincident verkeerde in een hevige gemoedstoestand – hij was woedend - en onder invloed was van alcohol en cocaïne. Dat verdachte dient te worden beschouwd als een geoefend schutter, die zijn wapen volledig onder controle had, zoals hij ter terechtzitting (voor het eerst) heeft gesteld, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Behalve dat dit niet is onderbouwd, wijst de gang van zaken met het “oefenen” met het betreffende wapen daar niet op. Toen ging het wapen per ongeluk af. De hierboven beschreven camerabeelden hebben bij de rechtbank de indruk gewekt dat verdachte het pistool niet onder controle heeft gehad.
Voorbedachte raad
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg. Haar conclusie is dan ook dat het handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd als poging tot moord. Zij heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar het feit dat verdachte gewapend naar de coffeeshop is gegaan en daar aangekomen diverse uitlatingen heeft gedaan waaruit blijkt wat zijn bedoeling was:
- “ Jullie kut Hells Angels, ik maak jullie allemaal kapot”. (De verklaring van het slachtoffer [slachtoffer]);
- “ Ik maak jullie allemaal kapot”. (Dit werd geroepen door een man met een pistool die [naam] uitkwam; de verklaring van de getuige [getuige 1]);
- “ Ik ga ze kapot maken”. (De verklaring van de getuige [getuige 6]; Verdachte was aan het huilen toen hij dit zei. Even later ging verdachte weg en weer een paar minuten later hoorde [getuige 6] knallen. [getuige 6] zag de portier naar binnen op de grond vallen en hij zag heel veel bloed.);
- Meldkamermelding van het slachtoffer: Er is een knal te horen en de woorden “ik schiet je
neer motherfucker, ik schiet je neer.”
- “ Ik ga hem pakken, ik ga hem pakken” (De verklaring van de getuige [getuige 7]);
- na zijn aanhouding heeft verdachte meermalen gezegd: “lk ga hem vermoorden”.
Voorts heeft de getuige [getuige 3] verklaard dat verdachte had gezegd dat hij was geslagen en terwijl verdachte dat zei had hij tranen in zijn ogen. Dat was rond 23.40 uur. Hij zag er woedend uit. Het waren tranen van woede. Even later hoorde [getuige 3] schoten.
Op de beelden is bovendien te zien dat verdachte een aantal keren de coffeeshop in- en uitloopt voordat hij uiteindelijk in de richting van het hoofd van [slachtoffer] schiet. Hij is dus weggegaan van de plaats delict, heeft letterlijk afstand genomen, maar keert er telkens terug. De laatste keer om richting het hoofd van het slachtoffer te schieten.
De verdediging heeft gesteld dat er geen sprake is van voorbedachte raad omdat verdachte in een verregaande staat van opgewondenheid en stress verkeerde, waarbij er geen sprake was van voldoende tijd zich te kunnen beraden over het te nemen of genomen besluit. Op zijn minst zijn er voldoende contra-indicaties die er toe leiden dat er geen sprake was van voorbedachte raad.
De rechtbank overweegt dat om te kunnen bewijzen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad vast moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijk gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap kon geven. (Hoge Raad 28-2 2012 NJ 2012 518)
Indien vaststaat dat de verdachte de gelegenheid tot nadenken over de betekenis en gevolgen van zijn daad heeft gehad, is het redelijk ervan uit te gaan dat hij van die gelegenheid gebruikt heeft gemaakt en dus ook heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven van de gevolgen. Dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs. Echter, de overige feitelijke omstandigheden moeten ook meegewogen worden zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. De rechter moet bij een gevolgtrekking tot voorbedachte raad dan ook aandacht besteden aan alle contra-indicaties. (Hoge Raad 30 september 2014: ECLI:NL:HR:2014:2841) Voorts overweegt de rechtbank dat de door de officier van justitie naar voren gebrachte bedreigende uitlatingen en het feit dat verdachte gewapend naar de coffeeshop is gegaan en ook daarmee op het slachtoffer heeft geschoten, in beginsel erop duiden dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Echter, uit de feiten en omstandigheden blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er een contra-indicatie is waardoor niet tot een bewezenverklaring van voorbedachte raad kan worden gekomen.
Immers, de schoten die verdachte in het halletje voor de coffeeshop heeft gelost, op een afstand van ongeveer 1 meter van het slachtoffer, hebben het slachtoffer niet geraakt (drie schoten zijn in de vuilnisemmer terechtgekomen) dan wel in zijn linkerbeen geraakt (twee schoten). Op zo’n korte afstand had de verdachte als hij dat had gewild, ook al is hij geen geoefend schutter, het slachtoffer dodelijk kunnen raken. Ook toen het slachtoffer daarna in de coffeeshop weerloos op de grond lag, had verdachte ruim de gelegenheid om van korte afstand het slachtoffer in een vitaal lichaamsdeel te raken. Verdachte heeft echter uiteindelijk de coffeeshop verlaten met het wapen met daarin nog drie patronen, voldoende om de klus te klaren als hij dat had gewild. Dit past bij de verklaring van het slachtoffer dat verdachte de hele tijd de kans heeft gehad om hem in het hoofd te schieten, maar dat niet heeft gedaan. Dit past ook bij hetgeen verdachte zowel bij verhoor door de politie als ter terechtzitting steeds heeft verklaard, te weten dat hij het slachtoffer niet wilde doden. Dat hij tijdens en direct na het schietincident riep dat hij hem of ze ging pakken of vermoorden, weegt niet op tegen de feitelijke constatering dat verdachte veel kansen om [slachtoffer] in vitale lichaamsdelen te raken, niet heeft benut.
Vrijspraak feit 1 primair
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gepoogd het slachtoffer met voorbedachte raad te doden. Verdachte zal daarom van feit 1 primair worden vrijgesproken.
Opzet/voorwaardelijk opzet
De rechtbank onderscheidt twee momenten. Het eerste betreft de schoten die bij de ingang van de coffeeshop zijn afgevuurd. De tweede betreft het laatste schot in de verkoopruimte van de coffeeshop.
In het halletje voor de coffeeshop heeft verdachte vijf schoten afgevuurd. Driemaal is de daar aanwezige vuilnisemmer geraakt en tweemaal is het slachtoffer in zijn been geraakt. Met betrekking tot deze schoten overweegt de rechtbank dat niet kan worden vastgesteld of verdachte heeft gericht op vitale lichaamsdelen van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte, zoals eerder overwogen, het slachtoffer niet gedood, hoewel hij daartoe toen in de gelegenheid is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte toen het opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad om het slachtoffer door middel van deze schoten te doden.
Na de schoten in het halletje te hebben afgevuurd, heeft verdachte binnen in de verkoopruimte van de coffeeshop nogmaals in de richting van het slachtoffer geschoten. De afgevuurde kogel is terechtgekomen op de metalen traanplaat van de balie. De schotbeschadiging bevond zich op ongeveer 30 centimeter boven de vermoedelijke positie van het hoofd van het slachtoffer. Op de hierboven omschreven camerabeelden is zichtbaar dat verdachte, met het pistool naar beneden gericht op de man op de grond, een zwaaiende/slaande beweging maakt. Op datzelfde moment is zichtbaar dat het glas, dat zich in de nabijheid van de camera bevindt, kapot springt. De rechtbank concludeert dat het glas kapot is gesprongen ten gevolge van het door verdachte geloste schot (door middel van een ricochet). Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bewust op de traanplaat heeft gericht.
Op de camerabeelden ziet de rechtbank dat verdachte schiet terwijl hij het slachtoffer schopt en tegelijkertijd een ongecontroleerde zwaaiende/slaande beweging maakt met het vuurwapen in zijn hand in de richting van het slachtoffer. Zij acht verdachtes verklaring, inhoudende dat hij gericht op de traanplaat schoot, daarom niet aannemelijk geworden.
Of de verdachte toen hij schoot het opzet heeft gehad om het slachtoffer te doden, door het wapen af te vuren terwijl het slachtoffer op de grond lag, kan de rechtbank niet uit de bewijsmiddelen afleiden. Hij zou daarvoor in elk geval bewust de trekker moeten overhalen. Het slachtoffer verklaart dat kort voor het laatste schot het wapen op zijn hoofd werd gericht. Op de camerabeelden is echter niet zichtbaar of verdachte toen hij schoot heeft gericht op vitale lichaamsdelen van het slachtoffer. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte toen het opzet heeft gehad om het slachtoffer dood te schieten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van voorwaardelijk opzet op de dood, dat in het algemeen kan worden gesteld dat wie met een geladen vuurwapen op zeer korte afstand schiet in de richting van een persoon, die weerloos op de grond ligt, de aanmerkelijke kans op de koop toeneemt dat daardoor dodelijk letsel ontstaat. De intentie om iemand niet te raken is alleen van invloed op de aanmerkelijke kans als de schutter die intentie ook kan waarmaken. Dit laatste doet zich in het onderhavige geval echter niet voor. Verdachte, geen geoefend schutter, bevond zich bij het lossen van het schot weliswaar op zeer korte afstand van het slachtoffer, maar op de camerabeelden is naar het oordeel van de rechtbank zichtbaar dat van een gericht schot (met de intentie om het slachtoffer
niette raken) geen sprake is geweest. De rechtbank heeft op de camerabeelden immers waargenomen dat verdachte vlak bij het lichaam van het slachtoffer staande, terwijl hij hem schopt, een geheel ongecontroleerde zwaaiende/slaande beweging maakt met het vuurwapen in zijn hand, waarbij hij in de richting van het slachtoffer een kogel afvuurt. De kogel is vlak boven het hoofd van het slachtoffer terecht gekomen. Dit schot had het slachtoffer makkelijk kunnen raken als het pistool door de zwaaiende beweging net iets anders gericht was geweest. Het schot had het slachtoffer ook dodelijk kunnen treffen als het slachtoffer zich had opgericht en in de schotbaan terecht was gekomen, een omstandigheid die verdachte niet in de hand had. Daarbij komt dat verdachte woedend was en onder invloed verkeerde van alcohol en cocaïne, omstandigheden die ongecontroleerd schieten bevorderen. De kans dat het slachtoffer door dit ongecontroleerde schot dodelijk had kunnen worden getroffen, is naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven omstandigheden dan ook aanmerkelijk. Dat het slachtoffer door het schot niet is geraakt, is dan ook op geen enkele wijze aan verdachte te danken. Dit is slechts een kwestie van geluk geweest.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat verdachte bij het lossen van het laatste schot in de richting van het slachtoffer, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer ten gevolge daarvan dodelijk zou worden geraakt. Derhalve heeft verdachte het voorwaardelijk opzet gehad op de dood van het slachtoffer [slachtoffer].
Op grond van de hierboven omschreven bewijsmiddelen, bezien in samenhang met hetgeen is overwogen met betrekking tot het voorwaardelijk opzet, acht de rechtbank feit 1 subsidiair bewezen.
Partiële vrijspraak met betrekking tot schoppen tegen het hoofd en/of lichaam
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer [slachtoffer] niets heeft verklaard over de plek waar verdachte hem heeft geraakt toen verdachte hem in de coffeeshop schopte en sloeg. Op de camerabeelden is zichtbaar dat verdachte het slachtoffer tegen het lichaam heeft geschopt, maar aan de hand van de beelden kan niet worden vastgesteld dat verdachte tegen het hoofd van het slachtoffer heeft geschopt. Evenmin kan aan de hand van de beelden worden vastgesteld of het schoppen met een dusdanige kracht gepaard ging dat het schoppen zou hebben kunnen leiden tot de dood. Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor zover het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde ziet op schoppen tegen het hoofd en/of lichaam.
Feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- de beschikking van 23 december 2008 waarbij verdachte ongewenst is verklaard;
- het proces-verbaal van aanhouding.
Feit 03/702530-15
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank acht het feit bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting;
- het proces-verbaal ‘Kennisgeving van inbeslagneming’;
- het proces-verbaal van ‘Forensische Opsporing, Expertise Wapens, Munitie en
Explosieven’.