ECLI:NL:RBLIM:2015:1588

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
26 februari 2015
Zaaknummer
04/800089-12
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging op basis van DNA-spoor

Op 25 februari 2015 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De zaak betreft een overval op 20 april 2012 in Roermond, waarbij het slachtoffer, een oudere vrouw, werd vastgebonden met tape en haar kluis werd leeggeroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte voornamelijk is gebaseerd op een DNA-spoor dat is aangetroffen op de tape die gebruikt is bij de overval. Dit DNA-spoor is door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht en er is een match gevonden met het DNA-profiel van de verdachte, met een kans van minder dan 1 op 1 miljard dat het DNA van een willekeurig persoon afkomstig is. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en aangevoerd dat het DNA op de tape mogelijk door indirecte overdracht op de tape terecht is gekomen. De rechtbank heeft deze verdediging verworpen en geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte ook aansprakelijk is gesteld voor de schade die het slachtoffer heeft geleden door de overval.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 04/800089-12
Datum uitspraak : 25 februari 2015
Tegenspraak overeenkomstig artikel 279 Wetboek van Strafvordering
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
zonder vaste woon- of verblijfplaats.
Raadsman is mr. R.A.C. Frijns, advocaat te Arnhem.

1.Het onderzoek van de zaak

Deze zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 5 juni 2013. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op diezelfde dag gesloten. Bij tussenvonnis van 19 juni 2013 heeft de rechtbank het onderzoek heropend, omdat het niet volledig was geweest. Vervolgens is de zaak behandeld op de terechtzitting van 11 februari 2015. De rechtbank heeft op voormelde datum gehoord: de officier van justitie en de raadsman van verdachte, mr. R.A.C. Frijns voornoemd. Verdachte is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
hij op of omstreeks 20 april 2012 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kluis (met daarin een testament en/of een geldbedrag van in totaal ongeveer 40.000,- euro en/of een hoeveelheid gouden tientjes en/of een hoeveelheid gouden sieraden en/of twee horloges), in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin heeft bestaan dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- voornoemde [slachtoffer] hebben/heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] op de grond hebben/heeft geduwd/gelegd en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] op de grond hebben/heeft gehouden/gedrukt
en/of(vervolgens)
- ( met tape) de polsen van voornoemde [slachtoffer] aan elkaar hebben/heeft
vastgebonden/gemaakt en/of (vervolgens)
- ( met tape) de voeten van voornoemde [slachtoffer] aan elkaar hebben/heeft
vastgebonden/gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het feit wettig en overtuigend zal worden bewezen verklaard. De officier van justitie heeft daartoe gesteld dat naast de aangifte, het bewijs voor de betrokkenheid van verdachte wordt geleverd door het aangetroffen unieke DNA-spoor op de gebruikte tape.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat er slechts sprake is van één DNA-spoor dat een aanwijzing vormt voor de betrokkenheid van verdachte en dat daaraan niet een dusdanig grote bewijswaarde kan worden gegeven om tot een bewezenverklaring te komen. Het is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen vanwege het type DNA-spoor, een biologisch contactspoor. Bij dit type spoor is indirecte overdracht mogelijk. Bovendien is het DNA aangetroffen op een los, verplaatsbaar voorwerp, waardoor gemakkelijk iemand anders dan degene van wie het DNA is, het voorwerp op de plaats delict kan hebben achtergelaten. Dit gegeven staat de delictgerelateerdheid in de weg. Tenslotte heeft de raadsman aangevoerd dat bij het bepalen van de waarde van het aanvullende onderzoek dat is verricht door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) rekening gehouden dient te worden met de volgende punten: de omstreden Bayesiaanse methode is toegepast, er kan geen invulling worden gegeven aan de a-priori kans en daarmee ook niet aan de a-posteriori kans, de term ‘veel waarschijnlijker’ is onduidelijk, er bestaat een kans dat de deskundigen zijn beïnvloed door contextinformatie, veel variabelen zijn niet bekend en dus ook niet meegenomen in het onderzoek en het combineren van hypotheses doet afbreuk aan de diagnostische waarde van de hoofdconclusie. Bovendien is er ontlastend bewijs. Het signalement van verdachte past namelijk niet in het signalement zoals omschreven door aangeefster. Bovendien heeft getuige [getuige 1] een auto met buitenlands kenteken gezien en heeft getuige [getuige 2] een man met een Oost-Europees uiterlijk gezien.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan. Zij heeft – zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Ik woon op het adres [adres]. Vandaag, vrijdag 20 april 2012, werd er bij de voordeur aangebeld. Ik zag twee mannen staan. Ik ben met de twee mannen doorgelopen naar de aparte eetkamer. Toen ik de eetkamer in kwam zag ik dat een van de mannen aan de eetkamertafel zat. De andere man liep in de woning rond en was aan het ronkijken. Ik ben met die man naar beneden, naar de kelder/garage gelopen en toen ik halverwege de trap was ben ik weer naar boven gegaan. Toen ik boven kwam in de woonkamer was daar ineens ook nog een derde man. Dit was een grote, dikke man. Deze man is bij mij komen staan en belette mij om ergens naartoe te gaan. Ik probeerde met al mijn krachten weg te komen. Ik kon niet tegen die dikke man op en die dikke man pakte mij vast bij mijn nek, bij mijn handen en ook bij mijn benen. De man, die aan de tafel had gezeten, kwam naar mij toe en toen hij naast mij stond zag ik dat hij grijze plastic tape bij zich had. Deze persoon pakte mij vast en legde mij op de grond. Deze persoon pakte mij vervolgens bij mijn armen vast en bond met die tape mijn beide polsen aan elkaar vast. Ik heb zo’n tape niet in mijn woning liggen. Nadat die man de polsen van mij had vast getapet, werden ook mijn voeten aan elkaar vast getapet. Nadat ik was vast getapet zijn de mannen weggegaan. Ik heb met moeite een schaar uit de keukenlade kunnen pakken. Ik heb mij met deze schaar van de tape ontdaan. Ik heb 112 gebeld. Vervolgens ben ik de kelder ingelopen om te kijken of de kluis nog aanwezig was. Toen ik boven lag hoorde ik namelijk getimmer uit de kelder/garage komen. Ik zag dat de deur naar de wijnkelder open stond. In de wijnkelder zag ik dat er een groot gat in de muur zat waar eerder de kluis zat. De kluis was weg en is dus door de mannen meegenomen. In de kluis zaten waardepapieren, onder andere van de notaris, het testament en geld. Ik kan u niet precies aangeven wat het exacte weggenomen bedrag is en welke biljetten het precies waren. In de kluis had ik ook nog een stuk of tien gouden tientjes liggen. Wat betreft de sieraden zal ik het op papier beschrijven en het later sturen.
U vraagt mij om de daders te beschrijven. Ik kan u het volgende over hen vertellen:
Dader 1 (de persoon die aan de eetkamertafel heeft gezeten en die mij heeft vastgebonden): blanke man, normaal postuur, meer aan de magere dan aan de dikke kant, leeftijd achter in de 40 jaar, hij had een normale kleur haren, geen zwart, geen grijs, geen blond, geen bruin, maar een normale kleur, hij had gewoon korte haren, heel gewoon geknipt en hij sprak Nederlands [2] .
Uit het
proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1]blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik ontving een briefje van aangeefster [slachtoffer], waar goederen op stonden die weg waren genomen tijdens de overval. Ik heb hier een kopie van gemaakt en deze bijgevoegd aan dit proces-verbaal van bevindingen.
Gouden sieraden:
3 gouden trouwringen, 1 ring aquamarijn steen, 1 ring met diamantjes, 1 slavenarmband, 1 herenhorloge (pols), 1 dameshorloge vierkant, gouden band (pols), 1 schakelketting lang, 3 gouden kettingen kort, 1 hangertje met 2 bloedkoralen, 1 brede armband, 1 dunne ketting camee. [3]
De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen [4] dat op de uitdraai van de strafrechtsketendatabank (SKDB) d.d. 15 januari 2015 te zien is dat verdachte een blanke man is met een smal – eerder mager dan bol – gezicht en met korte peper- en zoutkleurige haren. Voorts blijkt uit de uitdraai dat verdachte geboren is op 2 september 1966.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd:
Op vrijdag 20 april 2012 werd door ons een forensisch onderzoek naar sporen verricht in een woning te [adres].
Wij zagen dat [slachtoffer] op een stoel zat. Wij zagen dat haar handen en polsen met grijze tape bij elkaar gebonden zaten. Door ons werd de tape van haar handen en polsen verwijderd en veiliggesteld. Hierbij is de tape afkomstig van de rechter- en de linkerhand afzonderlijk als sporendrager inbeslaggenomen (SIN AAEY6502NL en SIN AAEY6500NL. In de gang van de woning stond halverwege een dressoir; op het dressoir werd een stuk grijze tape aangetroffen. Dit stuk tape is door ons veiliggesteld onder SIN AAEY6501NL. In de wijnkelder zagen wij dat er een stuk uit de muur was gebroken. Benadeelde gaf aan dat op deze plek een kluis gemonteerd was geweest. De volgende sporen werden veiliggesteld:
plakband, merk/type: Action, kleur: grijs, SIN AAEY6500NL, tape linkerhand slachtoffer.
plakband, merk/type: Action, kleur: grijs, SIN AAEY6502NL, tape rechterhand slachtoffer.
plakband, merk/type: Action, kleur: grijs, SIN AAEY6501NL, tape op dressoir in gang. [5]
Verbalisant [verbalisant 3]heeft – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd:
Ik zag dat de stukken tape, AAEY6500NL t/m AAEY6502NL, gelijkend waren aan elkaar, voor wat betreft samenstelling. Ik zag namelijk dat de stukken tape grijs van kleur waren en een breedte van 5 cm hadden. Ik zag verder dat de buitenzijde van de stukken tape voorzien waren van een wafel- c.q. zigzagpatroon en dat over de gehele lengte van deze stukken tape een streep(indruk) liep. Ik zag dat deze streep op alle stukken tape op dezelfde plaats (2 cm vanaf zijkant) zat. Ik had een van de uiteinden van de tape, AAEY6501NL over de stukken tape, AAEY6500NL en AAEY6502NL, gelegd. Ik zag dat de stukken tape gelijk waren. [6]
Uit de
rapportage van het Nederlands Forensisch Instituutblijkt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
Onderzoek naar biologische sporen
Op het stuk tape AAEY6501NL is een mogelijk bijtspoor waargenomen. Dit spoor is bemonsterd en als AAEY6501NL#01 veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Deze bemonstering is tevens onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel. Het stuk tape AAEY6501NL is onderzocht op de aanwezigheid van mogelijk originele uiteinden. Het hierbij waargenomen mogelijk originele uiteinde is bemonsterd en als AAEY6501NL#02 veiliggesteld voor DNA-onderzoek.
Tabel: Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek
SIN
Beschrijving DNA-profiel/celmateriaal kan afkomstig zijn van
Berekende frequentie of matchkans DNA-profiel
AAEY6501NL#01 en #02
DNA-profiel van een man, onbekende man A
Kleiner dan één op één miljard
DNA-databank
Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAEY6501NL#01 van een bijtspoor op een stuk tape (gekoppeld aan onbekende man A) is op 10 juni 2012 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken met daarin aanwezige DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 20884. Het DNA-profiel van [verdachte] RAAT2828NL maakt deel uit van dit DNA-profielcluster. Dit betekent dat het celmateriaal in de bemonstering AAEY6501NL#01 (en #02) afkomstig kan zijn van [verdachte]. [7]
Uit de
rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut betreffende een soucheonderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoekblijkt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
5.2
Soucheonderzoek
5.2.1.
Methode
Om de oorspronkelijke samenhang van de stukken tape te bepalen is een soucheonderzoek verricht. Hierbij zijn alle uiteinden van de stukken tape onderling vergeleken op productiekenmerken en scheidingskenmerken.
In verband met kreuken en verklevingen van delen van de stukken tape zijn de gemeten lengten minimale waarden.
5.2.2.
Waarnemingen en resultaten
De tape is van het type duct tape en heeft de volgende opbouw (van buiten naar binnen):
  • Dragermateriaal die bestaat uit een transparant kleurloze laag, zilvergrijze laag en een witte laag;
  • Vezelversterking dat een breisel betreft van breedtedraden en 37 lengtedraden met lusverbinding;
  • Transparant kleurloze lijmlaag.
Gezien de posities van de lussen ten opzichte van de breedtedraden kunnen aan de stukken tape een richting worden toegekend. Bij de reconstructie is gebruik gemaakt van deze richting.
Het stuk tape AAEY6500NL heeft een lengte van circa 65 cm. De twee uiteinden tonen scheursporen en zijn gecodeerd met de letters “A” en “B”.
Het stuk grijze tape AAEY6501NL heeft een lengte van circa 27 cm. De twee uiteinden zijn gecodeerd met de letters “C” en “D”. Beide uiteinden tonen scheursporen.
De twee stukken grijze tape AAEY6502NL hebben een lengte van respectievelijk circa 38 en 79 cm. De vier uiteinden tonen scheursporen en zijn gecodeerd met de letters “E” tot en met “H”.
Tijdens vergelijkend onderzoek tussen de uiteinden A tot en met H van de stukken tape AAEY6500NL, AAEY6501NL en AAEY6502NL is het volgende waargenomen:
  • De (in gekreukte toestand) gescheurde uiteinden B en E tonen complementair overeenkomende vormen, onregelmatigheden en vouwlijnen;
  • De (in gekreukte toestand) gescheurde uiteinden H en A tonen complementair overeenkomende vormen, onregelmatigheden en vouwlijnen;
  • De gescheurde uiteinden D en G tonen globaal overeenkomende vormen;
  • De posities van de verbroken lengte- en breedtedraden van uiteinden D en G komen complementair overeen;
  • Het patroon van de 37 verbroken lusverbindingen van uiteinden D en G komt complementair overeen.
5.2.3
Interpretatie van waarnemingen
Relatie tussen de stukken tape AAEY6500NL, AAEY6501NL en AAEY6502NL
Vouwlijnen ten gevolge van kreuken/samenkleven, de vorm van het uiteinde van een afgescheurd stuk tape en de positie van het verbreken van de lengte- en breedtedraden en de lussen, ontstaan willekeurig tijdens een handmatig proces waardoor de individuele waarde zeer hoog is. De waargenomen complementaire overeenkomsten tussen de uiteinden B en E, H en A en D en G worden alleen verwacht wanneer deze uiteinden oorspronkelijk één geheel hebben gevormd. Deze overeenkomsten worden niet voorstelbaar geacht indien de onderzochte uiteinden oorspronkelijk één geheel hebben gevormd in een andere volgorde of met uiteinden van andere stukken soortgelijke tape.
De 4 stukken vormen op basis van de overeenkomsten een samengesteld geheel.
Plaats van bemonsteringen AAEY6501NL#01 en #02
De totale lengte van het samengestelde geheel van de 4 stukken tape is circa 209 cm. De twee uiterste uiteinden van het samengestelde geheel zijn uiteinde C en uiteinden F. De bemonsteringen AAEY6501NL#01 en #02 zijn genomen op circa 0 en 27 cm van uiteinden C ofwel circa 209 en 182 cm van uiteinde F.
Positie van de ontbrekende rol tape
De onderzochte stukken tape tonen richtingskenmerken. Deze kenmerken geven informatie over de positie van de ontbrekende rol tape ten opzichte van het samengestelde geheel tape.
De onderzochte stukken tape AAEY6500NL, AAEY6501NL en AAEY6502NL hebben een laagopbouw en uiterlijke kenmerken die specifiek passen bij duct tape dat frequent geproduceerd wordt door Supertape voor de Nederlandse markt onder verschillende (huis)merknamen van onder andere bouwmarkten. De elementsamenstelling van de lijm past binnen het cluster van recent en in het verleden onderzochte elementsamenstelling van lijm dat door Supertape wordt gebruikt bij de productie van duct tape.
De kans op deze bevindingen, m.b.t. de richting van de tape (ligging van de lussen), overeenkomsten met duct tape van fabrikant Supertape en de kennis van de duct tape productie, wordt groot geacht wanneer de (ontbrekende) rol tape aan de zijde van uiteinde C heeft gezeten. De kans op deze bevindingen wordt zeer klein geacht wanneer de rol aan de zijde van uiteinde F heeft gezeten.
Lengte van één wikkel van een rol tape
De ontvangen tape is veelal afkomstig van rollen tape met een lengte van 25 meter. Rollen tape van 50 meter komen minder vaak voor.
De buitendiameter van een rol met 50 meter duct tape van dit type is maximaal 15 cm. Uitgaande van een diameter 15 cm heeft één wikkel een lengte van circa 47,1 cm.
5.2.4
Conclusie van het soucheonderzoek
Relatie tussen de stukken tape AAEY6500NL, AAEY6501NL en AAEY6502NL
Naar mijn stellige overtuiging hebben de 4 stukken tape met SIN AAEY6500NL, AAEY6501NL en AAEY6502NL oorspronkelijk één geheel gevormd in de volgorde zoals schematisch weergegeven in figuur 1.
Plaats van bemonsteringen AAEY6501NL#01 en #02
In deze schematische weergave – figuur 1 – is aangegeven wat de gemeten lengten van de stukken tape zijn en waar de bemonsteringen AAEY6501#01 en #02 zijn genomen.
De bemonsteringen AAEY6501NL#01 en #02 zijn respectievelijk ter hoogte van en op circa 27 cm vanaf het uiteinde C van het samengestelde stuk tape genomen ofwel circa 209 cm en 182 cm vanaf het andere uiteinde (uiteinde F) van het samengestelde stuk tape genomen.
Positie van de ontbrekende rol tape
De bevindingen m.b.t. de richting van de tape (ligging van de lussen), overeenkomsten met duct tape van fabrikant Supertape en de kennis van de duct tape productie, zijn veel waarschijnlijker wanneer de ontbrekende rol tape aan de zijde C heeft gezeten van het samengestelde geheel tape, dan wanneer de ontbrekende rol tape aan zijde F heeft gezeten van het samengestelde geheel tape. Ofwel, de bevindingen van het onderzoek zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 (de ontbrekende rol tape heeft oorspronkelijk aan zijde C gezeten van het samengestelde geheel tape) juist is, dan wanneer hypothese 2 (de ontbrekende rol tape heeft oorspronkelijk aan zijde F gezeten van het samengestelde geheel tape) juist is.
Indien de rol aan zijde C heeft gezeten geldt dat uiteinde F het oorspronkelijke uiteinde van de rol tape is geweest. De DNA-sporen AAEY6501NL#01 en #02 bevinden zich in dit geval op respectievelijk 209 cm en 182 cm van het uiteinde van de rol.
5.3
Evaluatie onderzoeksresultaten en beantwoording vragen
5.3.1.
Onderzoeksopdrachten en vragen
Op het stuk tape is op de locatie van bemonstering AAEY6501NL#01 (nabij de scheurrand) een mogelijk bijtspoor (tandindrukken) waargenomen. Van het celmateriaal in deze bemonstering is een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van speeksel. Op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van meer dan één persoon in de bemonstering AAEY6501NL#01. Daarom is aangenomen dat deze bemonstering celmateriaal bevat van één persoon. Het DNA-profiel van [verdachte] matcht met het DNA-profiel van deze bemonstering.
De bevindingen van het onderzoek naar biologische sporen zijn hiermee veel waarschijnlijker wanneer hypothese I ([verdachte] heeft op de locatie van bemonstering AAEY6501NL#01 in de tape gebeten) waar is dan wanneer hypothese II ([verdachte] heeft op de locatie van bemonstering AAEY6501NL#01 niet in de tape gebeten) waar is. Indien hypothese I waar is, is de kans op het aantreffen van een indruk in het stuk tape dat lijkt op een bijtspoor (tandindrukken) in combinatie met een positieve testuitslag voor speeksel en een match met het DNA-profiel van [verdachte] groot. Als hypothese II waar is, is die kans zeer klein.
5.3.2
Evaluatie onderzoeksresultaten
Hypothese I:
De verdachte [verdachte] heeft de tape afgewikkeld van de rol en om de polsen van het slachtoffer aangebracht
Hypothese II;
Iemand anders heeft de tape afgewikkeld van de rol en om de polsen van het slachtoffer aangebracht, de verdachte [verdachte] is niet bij de overval betrokken geweest.
Overwegende dat:
1. de stukken tape een geheel hebben gevormd;
2. de onderzoeksresultaten veel waarschijnlijker zijn wanneer de (ontbrekende) rol tape zich aan zijde C van de tape heeft bevonden (en de DNA-sporen AAEY6501NL#01 en #02 zich daarmee op respectievelijk 209 cm en 182 cm van het oorspronkelijke uiteinde van de rol bevinden), dan wanneer de rol zich aan zijde F heeft bevonden (en de DNA-sporen AAEY6501NL#01 en 02 zich daarmee op het oorspronkelijke uiteinde van de rol bevinden);
3. de resultaten van het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer [verdachte] in de tape heeft gebeten, dan wanneer hij dat niet heeft gedaan;
wordt geconcludeerd dat de bevindingen van het soucheonderzoek en het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese I juist is, dan wanneer hypothese II juist is.
Dit betekent dat de bevindingen van het soucheonderzoek en het onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer de verdachte [verdachte] de tape heeft gewikkeld van de rol en om de polsen van het slachtoffer heeft aangebracht, dan wanneer iemand anders de tape heeft afgewikkeld van de rol en om de polsen van het slachtoffer heeft aangebracht. [8]
Bewijsoverwegingen.
De conclusie die de rechtbank zal trekken – namelijk dat verdachte tezamen en in vereniging de overval in de woning heeft gepleegd – berust wat betreft de betrokkenheid van verdachte grotendeels op de resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek. Dergelijk onderzoek biedt een grote mate van zekerheid bij de identificatie van lichaamsmateriaal. In de onderhavige zaak gaat het om een stuk tape, aangetroffen op de dressoirkast in de woning van het slachtoffer, waarvan op beide uiteindes celmateriaal is aangetroffen. Er is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte waarbij de matchkans kleiner is dan 1 op 1 miljard. Dat betekent dat de kans dat het celmateriaal op die uiteindes van een willekeurig gekozen persoon is, kleiner is dan 1 op 1 miljard. Anders gezegd; het DNA-profiel is extreem zeldzaam. Door de verdediging is overigens niet betwist dat het DNA-materiaal op de tape van verdachte afkomstig is. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het celmateriaal dat is aangetroffen op de uiteindes van het tape op het dressoir, van verdachte afkomstig is.
Zoals blijkt uit voormelde bewijsmiddelen zijn de in de woning aangetroffen stukken tape onderzocht door zowel verbalisant Wever als door het NFI. Op grond van dat onderzoek staat naar het oordeel van de rechtbank met voldoende zekerheid vast dat die stukken oorspronkelijk één geheel hebben gevormd, met een totale lengte van minimaal 209 centimeter en wel in de volgorde zoals weergegeven in het hierboven weergegeven schema (figuur 1): de twee uiterste uiteinden van het samengestelde geheel tape zijn uiteinden C en F.
Het NFI rapporteert dat de bevindingen met betrekking tot de richting van de tape (ligging van de lussen), de overeenkomsten met duct tape van fabrikant Supertape en de kennis van de duct tape productie, veel waarschijnlijker zijn wanneer de ontbrekende rol aan de zijde C heeft gezeten terwijl de kans op die bevindingen “zeer klein” wordt geacht wanneer de rol aan de zijde van uiteinde F heeft gezeten. Bovendien heeft de onderzoeker van het NFI in het rapport tot uitdrukking gebracht dat naar zijn “stellige overtuiging” de stukken tape oorspronkelijk één geheel gevormd hebben
in de volgorde zoals weergegeven in figuur 1; in figuur 1 is te zien dat uiteinde C aan de kant van de ontbrekende rol tape heeft gezeten.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de ontbrekende rol tape aan de zijde van uiteinde C heeft gezeten en dat uiteinde F het oorspronkelijke uiteinde van het samengestelde stuk tape is geweest. Daarmee staat, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, ook vast dat het DNA-materiaal van verdachte zich op circa 209 en 182 centimeter van het uiteinde van de rol heeft bevonden. In het NFI rapport wordt vermeld dat de lengte van één wikkel ongeveer 47,1 cm is in geval van een rol met 50 meter duct tape terwijl die rollen minder vaak voorkomen dan rollen met een lengte van 25 meter. Uitgaande van een rol van 50 meter – voor verdachte het meest gunstige scenario – betekent zulks dat het DNA-materiaal van verdachte op de tape moet zijn terechtgekomen nádat de rol tape een aantal malen is afgewikkeld. Aangezien er na de overval niemand meer in de woning is geweest, staat daarmee vast dat verdachte bij de overval aanwezig is geweest.
Aldus is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 20 april 2012 in de woning van het slachtoffer is geweest en één van drie mannen is geweest die het slachtoffer met tape heeft vastgebonden. De rechtbank beschouwt het aangetroffen DNA-materiaal dus als een daderspoor.
Bespreking van de verweren.
Het door de raadsman gevoerde [slachtoffer] dat het DNA van verdachte op de rol terecht is gekomen door indirecte overdracht, volgt de rechtbank niet. Dat [slachtoffer] berust op de stelling dat het DNA-materiaal een biologisch contactspoor op een verplaatsbaar voorwerp zou betreffen.
De rechtbank kan de raadsman niet volgen in zijn stelling dat het aangetroffen DNA-materiaal als een biologisch contactspoor dient te worden aangemerkt. Wat betreft bemonstering AAEY6501#01 heeft het NFI vastgesteld dat het vermoedelijk om een bijtspoor gaat, gelet op de verkregen aanwijzing voor speeksel en de tandindrukken; in zoverre lijkt het dus niet te gaan om een contactspoor maar om speeksel. Van de andere bemonstering (#02) heeft het NFI niet vastgesteld om wat een soort DNA-materiaal het gaat. Of het bij die bemonstering gaat om een biologisch contactspoor of een ander soort spoor, is dus überhaupt niet vast te stellen.
Bovendien is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant of het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte al dan niet (beide) biologische contactsporen betreffen nu op geen enkele wijze aannemelijk is geworden hoe in geval van indirecte overdracht DNA-materiaal van verdachte
tussenlagen van een rol tape terecht kan zijn gekomen. In dat verband merkt de rechtbank op dat, hoewel een stuk tape – al dan niet op een rol gewikkeld - op zichzelf beschouwd een verplaatsbaar object is, het geenszins aannemelijk is dat een stuk tape éérst is afgewikkeld, dat toen het DNA van verdachte op onschuldige wijze er op is gekomen (en ook nog toevallig op twee uiteinden) en dat het stuk tape vervolgens door de overvaller is meegenomen en in de woning van het slachtoffer is achter gelaten. De rechtbank beschouwt het aangetroffen DNA op het stuk tape daarmee wel degelijk als delictgerelateerd.
De rechtbank volgt de raadsman evenmin in zijn stelling dat er ontlastend bewijs in de vorm van contra-indicaties is. Zo past het door aangeefster gegeven signalement van dader 1 (blanke man, normaal postuur, meer aan de magere kant, leeftijd achter in de 40 jaar, normale kleur korte haren en sprak Nederlands) juist goed bij verdachte. Zoals de rechtbank heeft vastgesteld is verdachte immers een blanke man met een smal (mager) gezicht met korte peper- en zoutkleurige haren. Uit de verhoren bij de politie is gebleken dat hij Nederlands spreekt en verdachte was ten tijde van de overval 45 jaar. Dat onderstreept nog eens de delictgerelateerdheid van het spoor nu dader 1 degene is geweest die volgens aangeefster haar heeft vastgetaped. Wat betreft de verklaringen van getuige [getuige 1] en [getuige 2] merkt de rechtbank op dat de door hen waargenomen auto met buitenlands kenteken of de man met het Oost-Europees uiterlijk op geen enkele wijze in verband kan worden gebracht met de overval in de woning van het slachtoffer. Hoe die verklaringen voor verdachte als ontlastend zouden kunnen worden beschouwd, ziet de rechtbank dan ook niet in.
Wat betreft het [slachtoffer] dat de methode van onderzoek door het NFI als omstreden moet worden beschouwd en overigens onbetrouwbaar is, overweegt de rechtbank dat de door het NFI gehanteerde methode van onderzoek, te weten de Bayesiaanse methode, algemeen wetenschappelijk aanvaard is en alom wordt beschouwd als een wetenschappelijk verantwoorde methode van onderzoek. De rechtbank is derhalve van oordeel, mede gelet op de inhoud van de NFI rapportage, dat de door het NFI gehanteerde onderzoeksmethode als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Dat in het onderhavig geval deze onderzoeksmethode niet op juiste wijze zou zijn gehanteerd of sprake is geweest van een onaanvaardbare beïnvloeding van de onderzoeker is evenmin aannemelijk geworden. Voor het overige vindt de rechtbank dat het standpunt van de raadsman onvoldoende is onderbouwd.
Bijgevolg worden de verweren verworpen en acht de rechtbank op grond van de voornoemde bewijsmiddelen en overwegingen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 20 april 2012 tezamen en in vereniging met anderen diefstal met geweld in vereniging heeft gepleegd in de woning van mevrouw [slachtoffer], gelegen aan [adres].
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op 20 april 2012 in de gemeente Roermond tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een testament en een geldbedrag en een hoeveelheid gouden tientjes en een hoeveelheid gouden sieraden en twee horloges, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin heeft bestaan dat verdachte en/of zijn mededaders:
- voornoemde [slachtoffer] hebben vastgepakt en vervolgens
- voornoemde [slachtoffer] op de grond hebben gelegd en vervolgens
- met tape de polsen van voornoemde [slachtoffer] aan elkaar hebben vastgebonden en vervolgens
- de voeten van voornoemde [slachtoffer] aan elkaar hebben vastgebonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op het navolgende strafbare misdrijf:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het misdrijf is strafbaar gesteld bij de artikelen 312 junctis 311 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezen verklaarde. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn beide mededaders op lafhartige wijze schuldig gemaakt aan diefstal met geweld in een woning. Uit het door het slachtoffer beschreven verloop van de overval kan worden afgeleid dat verdachte en zijn mededaders op voorhand op de hoogte waren van het feit dat mevrouw [slachtoffer] over een kluis beschikte; zij zijn immers recht op hun doel afgegaan. Daarmee hebben verdachte en zijn mededaders deze overval goed voorbereid en koelbloedig uitgevoerd. Bij deze overval zijn verdachte en zijn mededaders onder valse voorwendselen de woning binnengedrongen en hebben zij het slachtoffer mevrouw [slachtoffer], een vrouw op hoge leeftijd, vastgebonden met tape en kabelbinders en vervolgens aan haar lot overgelaten nadat ze geld en goederen – waaronder sieraden met grote emotionele waarde voor het slachtoffer – uit de woning hadden meegenomen. Mevrouw [slachtoffer] was erg bang voor verdachte en zijn mededaders, ze was alleen en vreesde dat er iets met haar zou gebeuren. Hiermee heeft verdachte grote inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer, hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent. Mevrouw [slachtoffer] durfde sindsdien ‘s avonds niet meer alleen in haar woning te blijven terwijl zij zich daar juist veilig zou moeten kunnen voelen. Slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen kunnen nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten ondervinden. Bovendien versterkt dergelijk gewelddadig optreden de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank mede gelet op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 januari 2015, waaruit blijkt dat hij eerder – ook terzake vermogens-en geweldsdelicten - onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank is van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf van hierna te melden duur. De rechtbank zal, conform de eis van de officier van justitie, aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De benadeelde partij

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering ingediend tot vergoeding van de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade. Wegens materiële schade vordert zij een geldbedrag van € 3.200,00, zijnde het geldbedrag dat in de ontvreemde kluis lag opgeborgen. Wegens immateriële schade vordert zij € 277,00 euro. Tevens heeft [slachtoffer] verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 20 april 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. Tenslotte heeft [slachtoffer] verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ter terechtzitting heeft de gemachtigde van de benadeelde partij, de heer [naam gemachtigde slachtoffer], aangegeven dat mevrouw [slachtoffer] inmiddels is overleden.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in diens vordering dient te worden verklaard, gelet op de verzochte vrijspraak.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en aan verdachte zal ter zake van dat feit een straf worden opgelegd. Door dat feit is aan de benadeelde rechtstreeks schade toegebracht. De benadeelde is daarom ontvankelijk in haar vordering.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering, die door verdachte onvoldoende is weersproken, geheel voor toewijzing vatbaar. De omstandigheid dat de benadeelde partij in de tussentijd is overleden, staat niet aan toewijzing van de vordering in de weg. [9] De rechtbank zal de hiervoor genoemde materiële en immateriële schade vaststellen op een totaalbedrag van € 3.477,00.
Het bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf
20 april 2012 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal hem veroordelen tot uitbetaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 20 april 2012 tot de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 3.477,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf
20 april 2012 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 44 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer] voornoemd.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vier jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst toe de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling ten behoeve van voornoemde benadeelde partij te betalen een bedrag van
  • legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van 3.477,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 20 april 2012 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair
  • bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van 3.477,00 euro, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag te rekenen vanaf 20 april 2012 tot de dag der algehele voldoening ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
  • veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.S. Dijks, voorzitter, mr. H.H. Dethmers en D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 februari 2015.
Buiten staat
Mr. D.L.F. de Vocht is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen, verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie Limburg-Noord, district Midden-Limburg, Recherche-eenheid Midden-Limburg opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL2300 2012037674 d.d. 30 april 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 20 april 2012, pagina’s 35 tot en met 39.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2013, pagina’s 144 en 145.
4.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 11 februari 2015.
5.Proces-verbaal Sporenonderzoek d.d. 12 mei 2012, pagina’s 114 tot en met 142.
6.Proces-verbaal Vergelijkend tape onderzoek, genummerd PL236E 2012037674-42, d.d. 7 mei 2013.
7.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2012.05.25.115 (aanvraag 001), d.d. 9 juli 2012, opgemaakt door dr. J.H.A. Nagel, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, bij afwezigheid ondertekend door R.J. Bink, pagina’s 105 tot en met 111.
8.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 februari 2014, opgemaakt door dr. B. Kokshoorn, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, en door ing. R.P. Visser, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als NFI-deskundige kras-, indruk- en vormsporenonderzoek.
9.Zie ook het arrest van de Hoge Raad d.d. 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9105.