ECLI:NL:RBLIM:2015:1581

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 februari 2015
Publicatiedatum
26 februari 2015
Zaaknummer
03/650001-14 en 03/661168-13 (ttg)
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag onder invloed van GHB

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van het veroorzaken van twee verkeersongevallen met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De eerste gebeurtenis vond plaats op 27 september 2012 te Grathem, waar de verdachte, als bestuurder van een personenauto, over een verdrijvingsvlak reed en op de verkeerde rijstrook terechtkwam. Dit leidde tot een aanrijding met een auto waarin twee slachtoffers zaten, die beiden zwaar lichamelijk letsel opliepen. De tweede gebeurtenis vond plaats op 28 december 2012 te Horn, waar de verdachte onder invloed van GHB reed en tijdens het rijden sms-berichten las. Ook dit leidde tot een aanrijding met een andere auto, waarbij een derde slachtoffer gewond raakte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig had gedragen, wat resulteerde in de zware verwondingen van de slachtoffers. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van vier maanden op, waarvan twee maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van honderdzestig uren. Tevens werd de verdachte voor drie jaar de rijbevoegdheid ontzegd.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummers : 03/650001-14 en 03/661168-13 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak : 25 februari 2015
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Limburg, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].

1.Het onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 11 februari 2015.
De rechtbank heeft op 11 februari 2015 gehoord: de officier van justitie en de verdachte.

2.De tenlastelegging

De verdachte staat terecht ter zake dat:
Ten aanzien van parketnummer 03/650001-14:
hij op of omstreeks 27 september 2012 te Grathem, in elk geval in de gemeente Leudal, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Napoleonsweg Zuid, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, een of meer over genoemde weg rijdend(e) motorrijtuig(en) in te halen en/of hierbij niet voortdurend op te letten, althans (een) verkeerstechnisch onnodige handeling(en) te verrichten, waardoor hij, verdachte, niet in staat was die handelingen te verrichten die van hem werden vereist en/althans op zodanige wijze te sturen althans te rijden, tengevolge waarvan hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig vanuit zijn rijstrook via het verdrijvingsvlak op de rijstrook, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto reeds dicht genaderd was, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto, door welk verkeersongeval
- [slachtoffer 1] nek- en/of hoofd- en/of schouder- en/of borstwervelkolom- en/of bekkenklachten, althans zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
en/of
- [slachtoffer 2] een polsfractuur, althans zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 27 september 2012 te Grathem, in elk geval in de gemeente Leudal, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Napoleonsweg Zuid,
een of meer over genoemde weg rijdend(e) motorrijtuig(en) heeft ingehaald en/of hierbij niet voortdurend heeft opgelet, althans (een) verkeerstechnisch onnodige handeling(en) heeft verricht, waardoor hij, verdachte, niet in staat is geweest die handelingen te verrichten die van hem werden vereist en/althans op zodanige wijze heeft gestuurd althans gereden,
tengevolge waarvan hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig vanuit zijn rijstrook via het verdrijvingsvlak op de rijstrook, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden, op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto reeds dicht genaderd was,
waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Ten aanzien van parketnummer 03/661168-13:
hij op of omstreeks 28 december 2012 te Horn in de gemeente Leudal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Napoleonsweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, tijdens het rijden SMS-berichten te lezen op zijn, verdachtes, telefoon, althans (een) verkeerstechnisch onnodige handeling(en) te verrichten waardoor hij, verdachte, niet voortdurend in staat was die handelingen te verrichten die van hem werden vereist en/althans op zodanige wijze te sturen, althans te rijden, althans te remmen dat hij het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, tengevolge waarvan hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig vanuit zijn rijstrook op de rijstrook, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of (hierbij) de dubbele doorgetrokken witte strepen - gelegen tussen de twee rijstroken - heeft overschreden op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto reeds dicht was genaderd, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto, door welk verkeersongeval aan [slachtoffer 3] nek- en/of hals- en/of hoofdpijn- en/of rugklachten, althans zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht of zodanig letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek van het bloed van verdachte werd GHB aangetroffen;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
a.
hij op of omstreeks 28 december 2012 te Horn, gemeente Leudal als bestuurder van een voertuig (personenauto) dit voertuig heeft bestuurd terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
art. 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994;
b.
hij op of omstreeks 28 december 2012 te Horn, gemeente Leudal, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmede rijdende op de weg, de Napoleonsweg, tijdens het rijden SMS-berichten heeft gelezen op zijn, verdachtes, telefoon, althans (een) verkeerstechnisch onnodige handeling(en) heeft verricht waardoor hij, verdachte, niet voortdurend in staat was die handelingen te verrichten die van hem werden vereist en/althans op zodanige wijze heeft gestuurd , althans gereden, althans geremd dat hij het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, tengevolge waarvan hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig vanuit zijn rijstrook op de rijstrook, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, in elk geval niet zoveel mogelijk rechts heeft
gehouden en/of (hierbij) de dubbele doorgetrokken witte strepen - gelegen tussen de twee rijstroken - heeft overschreden op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto reeds dicht was genaderd, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing of aanrijding is gekomen met die personenauto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op de weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
art. 5 Wegenverkeerswet 1994.
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad.

3.De voorvragen

Bij het onderzoek ter terechtzitting:
  • is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is;
  • is gebleken dat de rechtbank krachtens de wettelijke bepalingen bevoegd is van het ten laste gelegde kennis te nemen;
  • zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen;
  • zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat ten aanzien van beide feiten het primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Er is telkens sprake van (grove) schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) met zwaar lichamelijk letsel als gevolg. Verdachte heeft op 27 september 2012 tijdens een inhaalmanoeuvre over het verdrijvingsvlak gereden en is daardoor op de verkeerde weghelft terechtgekomen. Bovendien had hij (naar eigen zeggen) zijn blik naar beneden gericht omdat hij as geknoeid had en zat hij dus niet op het verkeer te letten. Op 28 december 2012 is verdachte over de dubbele doorgetrokken streep gereden, was hij bezig met het lezen van sms-berichten én was hij onder invloed van GHB.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft geen bewijsverweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 03/650001-14 ten laste gelegde: [1]
[slachtoffer 1]heeft bij de politie als volgt verklaard:
Op donderdag 27 september 2012 trad ik op als bestuurder van een Ford Focus. Naast mij op de bijrijdersstoel zat mijn schoonmoeder, mevrouw [slachtoffer 2]. Wij kwamen uit de richting Heel en we reden via de Napoleonsweg in de richting van de snelweg A2. Ik zag dat een tegenligger aan het inhalen was. Ik zag dat deze tegenligger over het verdrijvingsvlak reed, daar waar het verdrijvingsvlak steeds minder wordt. Ik zag dat de tegenligger op een gegeven moment over de doorgetrokken streep reed en dus op mijn weghelft reed. Ik had geen andere mogelijkheid dan uitwijken naar rechts, richting de groenstrook. Ik zag dat de tegenligger ook uitweek richting dezelfde groenstrook. Ik remde uit alle macht maar kon een aanrijding niet voorkomen. Nu, circa vier weken na het ongeval, heb ik nog steeds last van mijn rug, nek en bekken. [2]
Uit
medische informatie [3] van de GGD Limburg-Noord betreffende
[slachtoffer 1]blijkt onder meer het volgende:
Datum waarop voornoemd persoon werd onderzocht:
01-11-2012.
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel e.d.):
Pijnklachten nek, hoofd, linker schouder, borstwervelkolom en bekken, daardoor fors beperkt in het algemeen dagelijks leven-verrichtingen. Na drie behandelingen nauwelijks verbetering.
Uit de
schriftelijke slachtofferverklaringd.d. 9 februari 2014 (de rechtbank begrijpt: 2015) van
[slachtoffer 1]blijkt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
In oktober 2013 waren de bekkenklachten eindelijk zover hersteld dat ik geen bekkentherapie meer nodig had. In november 2013 ben ik overgestapt naar een andere fysiotherapeut voor mijn nek, rug en schouder. De revalidatiearts heeft mij in februari 2014 verwezen naar revalidatiecentrum het Roessingh in Enschede. Ik ben eind augustus met mijn behandelingen in het revalidatiecentrum begonnen. Ik krijg hier behandelingen voor mijn wervelkolom, nek en schouder. Ik heb dagelijks hoofdpijn. Ook heb ik nog steeds veel pijn aan mijn nek; gelukkig lijkt de pijn in mijn rug en schouder langzaam af te nemen. Ik slaap slecht, ben regelmatig gevallen door duizeligheid en kan niet autorijden, het huishouden doen, spelen met mijn dochter of haar in bad doen. Er is geconstateerd dat ik een laat whiplashsyndroom heb en dat ik er rekening mee moet houden dat er restverschijnselen zullen overblijven. Ik ga nu, tweeëneenhalf jaar na het ongeluk, nog steeds drie keer per week naar het revalidatiecentrum in Enschede. Ik lig (overdag) veel op bed. Ik kan niet naar vrienden toe, kan mijn sport niet meer doen en niet meer motorrijden. Ik ben totaal afhankelijk van anderen. Afgelopen november ben ik als verpleegkundige volledig afgekeurd. [4]
[slachtoffer 2]heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op 27 september 2012 zat ik naast mijn schoondochter in de auto. We waren onderweg naar Maastricht en reden over de Napoleonsweg. Ik zag dat een auto uit de tegengestelde richting aan het inhalen was over het verdrijvingsvlak. Achter deze auto reed een BMW die ook aan het inhalen was. Deze BMW kon niet meer op tijd invoegen en kwam op onze weghelft terecht. Mijn schoondochter probeerde de BMW te ontwijken, maar op de een of andere manier stuurde de BMW dezelfde kant op richting de berm. Daar volgde een hele harde klap.
Op de Eerste Hulp werd vastgesteld dat onder andere mijn rechterpols gebroken was. Er is tweemaal geprobeerd om mijn pols te zetten. Dit lukte echter niet, daarom werd ik de dag erna geopereerd. Bij die operatie werd een plaatje in mijn pols gezet. Als gevolg van mijn gebroken pols heb ik last van een frozen shoulder. Ik ben onder behandeling van een orthopeed geweest en daarna heb ik fysiotherapie gehad tot januari 2013. Daarna moest ik terug naar de orthopeed omdat fysiotherapie niet genoeg verbetering gaf. In september 2013 ben ik voor het laatst bij de orthopeed en ergotherapeut geweest. Al met al ben ik dus een jaar bezig geweest en heb zeker een half jaar niet normaal kunnen werken. De revalidatiearts constateerde dat ik als gevolg van de polsbreuk een lichte vorm van dystrofie in mijn hand heb. [5]
Uit
medische informatie [6] van de GGD Limburg-Noord betreffende
[slachtoffer 2]blijkt onder meer het volgende:
Welk letsel heeft u waargenomen bij bovengenoemd persoon?
Polsfractuur rechts – afwijkende stand.
Datum waarop voornoemd persoon werd onderzocht:
27 september 2012.
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel e.d.)
Operatie: polsbreuk: vastgezet met plaat/schroeven.
Geschatte duur van de genezing:
Maanden.
Uit de
schriftelijke slachtofferverklaringvan
[slachtoffer 2]d.d. 4 februari 2015 blijkt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
In november 2012 ben ik met fysiotherapie begonnen voor mijn arm. De orthopeed heeft mij in januari 2013 doorverwezen naar een revalidatiearts. Deze heeft mij vervolgens doorverwezen naar een ergotherapeut in verband met een lichte vorm van dystrofie. In september 2013 is deze therapie gestopt. Door de problemen in mijn rechterhand en arm had ik ook last van een stijve schouder. In mijn rechterhand heb ik tot op de dag van vandaag nog altijd een zeurende pijn en pijnlijke en stijve vingers. Mijn fijne motoriek is niet meer optimaal. [7]
Verbalisant [verbalisant 1]heeft als volgt gerelateerd:
Op donderdag 27 september 2012 kreeg ik kennis van een verkeersongeval met lichamelijk letsel op Napoleonsweg Zuid te Grathem. [8]
Verdachteheeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik ben de bestuurder van de BMW. Vandaag, donderdag 27 september 2012, kwam ik uit de richting Ittervoort. Ik wilde een taxi-bus inhalen. Ik kwam op de verkeerde rijbaan terecht. Ik zag de auto die ik geraakt had op mij afkomen. Ik kon alleen maar naar links uitwijken. De tegenligger deed dat ook. Zoals ik me kan herinneren raakten we elkaar op de groenstrook. [9]
Er reed een kleine Duitse auto voor mij. Hij bestuurde de eerste auto en ik de tweede. Hij heeft het hele stuk gebruikt om in te halen. We kwamen aan bij het verdrijvingsvlak en toen kon ik er niet meer tussen. Ik weet dat de Napoleonsweg bekend staat als een weg waar veel verkeersongelukken voorkomen. Ik reed in die tijd heel vaak over die weg. Na het ongeval heb ik de bestuurster horen schreeuwen om haar baby. [10]
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822, NJ 2005/252).Verdachte is op een weg, die hem bekend is en waarvan hij weet dat er veel verkeersongelukken plaatsvinden, gaan inhalen. Bij dat inhalen is verdachte over het verdrijvingsvlak gereden en daardoor terecht gekomen op de rijstrook die is bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, waardoor hij in botsing is gekomen met de personenauto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden. Verdachte heeft aldus op zeer onverantwoorde wijze zijn inhaalmanoeuvre ingezet en heeft die manoeuvre niet (tijdig) afgebroken. Aldus heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zeer onvoorzichtig gereden en is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Het door het slachtoffer [slachtoffer 1] opgelopen letsel kwalificeert de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt immers dat zij behoorlijk letsel heeft opgelopen, verschillende therapieën heeft moeten ondergaan en dat zij jaren na de botsing nog steeds pijnklachten heeft en meerdere malen per week naar een revalidatiecentrum gaat. Bovendien is er na al die jaren nog steeds geen uitzicht dat zij volledig zal herstellen. Integendeel, zij is nu nog steeds afhankelijk van anderen voor haar dagelijks functioneren en kan haar werk niet meer uitoefenen.
Het door het slachtoffer [slachtoffer 2] opgelopen letsel kwalificeert de rechtbank eveneens als zwaar lichamelijk letsel. Voor de breuk in haar pols was namelijk een operatie noodzakelijk en als gevolg van het ongeval heeft ze een frozen shoulder en een lichte vorm van dystrofie in haar hand. Zij heeft bijna een jaar therapie gehad en de gevolgen zijn blijvend aangezien zij tot op heden nog altijd pijn heeft en haar fijne motoriek niet meer optimaal is.
Ten aanzien van het onder 03/661168-13 ten laste gelegde: [11]
[slachtoffer 3]heeft op 31 januari 2013 bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op vrijdag 28 december 2012 reed ik over de Napoleonsbaan ter hoogte van Horn in een personenauto. Ik reed in de richting van de A2. Ik zag vanuit de tegenovergestelde richting een aantal personenauto’s aan komen rijden. Plotseling kwam een van deze personenauto’s op mijn weghelft rijden. Ik kon niet naar links of naar rechts uitwijken. Rechts was een fietspad en een hoge stoeprand en links van mij was er tegemoetkomend verkeer. Ik zag die auto recht op mij af komen. Ik zag dat de bestuurder bezig was met iets in zijn handen. Ik interpreteerde dat als dat deze bestuurder met een telefoon bezig was. Toen volgde de harde klap, een frontale aanrijding. Ik kreeg een behoorlijke klap. Ik ben vervolgens gelopen naar de man waarmee ik een aanrijding had gehad. Hij stopte snel zijn telefoon, die hij nog vast had, weg. Die bestuurder kwam bij mij verdwaasd over. Hij kwam sloom en versuft over. Ik heb sinds die tijd last van mijn nek/hals en ik heb last van hoofdpijn. Dit heb ik nog steeds. Ik loop nu bij een fysiotherapeut. Ik ga nu twee keer per week naar de fysiotherapeut. Ik ben nu onder behandeling via mijn huisarts dr. Boode uit Landgraaf. [12]
Uit de
medische verklaring [13] van huisarts J.P. Boode, opgemaakt op 10 december 2013 blijkt onder meer het volgende:
Mevrouw [slachtoffer 3] is op 31/12/2012 bij mij in de praktijk geweest i.v.m. nek- en hoofdpijnklachten sinds een ongeval op 28/12/2012. Ik constateerde fors gespannen spieren in de bovenrug en nek bij mijn lichamelijk onderzoek. In de loop van het afgelopen jaar bleef zij klachten houden waarvoor zij doorverwezen werd naar de revalidatiearts.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd:
De rijbaan van de Napoleonsweg was middels een dubbel doorgetrokken streep verdeeld in twee rijstroken, bestemd voor verkeer in twee richtingen.
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5]hebben als volgt – zakelijk weergegeven – gerelateerd:
Op vrijdag 28 december 2012 was ik, [verbalisant 4], ter plaatse. Ik, [verbalisant 5], was enkele seconden voor [verbalisant 4] ter plaatse. Ik, [verbalisant 5], zag in de personenauto, merk BMW, een manspersoon achter het stuur zitten. Ik zag en merkte dat ik geen contact met de bestuurder kon krijgen. Ik zag dat de bestuurder meermalen deels bijkwam waarbij hij ongecontroleerde bewegingen maakte met zijn armen en benen.
Gezien het gedrag van de bestuurder van de BMW werd besloten om een bloedproef te nemen. [14]
Het rapport van het
Nederlands Forensisch Instituutvermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Resultaten toxicologisch onderzoek in bloed van [verdachte]
Stof: Stof(groep): Concentratie/Resultaat:
GHB GHB 99 milligram per liter
Interpretatie van resultaten
GHB (gamma-hydroxyboterzuur) is een stof met vergelijkbare effecten als alcohol. De eerste effecten van GHB zijn meestal al binnen 15 minuten na inname/toediening merkbaar. Concentraties boven 5 mg/l in bloed wijzen op inname of toediening van GHB of een stof waaruit GHB gevormd kan worden. Bij concentraties tussen ongeveer 50 en 150 mg/l treedt lichte slaap op.
In het bloed van [verdachte] is een concentratie van GHB gemeten waarbij doorgaans (lichte) slaap op kan treden.
Conclusie
Op grond van de concentratie GHB in het bloed van [verdachte] kan worden geconcludeerd dat ten tijde van de bloedafname de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig beïnvloed was. [15]
Verdachteheeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik was de bestuurder van mijn auto. Het is een personenauto, merk BMW 525. Ik reed over de Napoleonsbaan vanuit de richting Ittervoort. Ik was met mijn hoofd niet bij het autorijden. Ik was in gedachten en ik reed plotseling op de andere weghelft. Daar kreeg ik een aanrijding met een tegenligger. Ik was bezig met sms-berichten lezen op mijn telefoon. Hierdoor lette ik niet goed op en kwam ik op de andere weghelft. [16]
Ik erken dat ik op vrijdag 28 december 2012 GHB heb gebruikt kort voordat ik als bestuurder van mijn personenauto ben opgetreden. [17]
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht, op grond van voornoemde bewijsmiddelen, voldoende omstandigheden aanwezig om te kunnen concluderen dat verdachte aan het aldus ontstane verkeersongeval schuld in de zin van artikel 6 WVW heeft gehad. Verdachte heeft zijn personenauto op dusdanige wijze bestuurd dat hij over de dubbele doorgetrokken streep is gereden en daardoor terecht is gekomen op de rijstrook die is bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, waardoor hij frontaal op de auto van het slachtoffer [slachtoffer 3] is gebotst. Verdachte was zwaar onder invloed van GHB en niet met zijn hoofd bij het autorijden. Hij lette niet op en was bezig met het lezen van sms-berichten op zijn telefoon. De rechtbank merkt dit rijgedrag van verdachte aan als zeer onvoorzichtig.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer meer dan een jaar na het ongeval nog klachten heeft als gevolg van het ongeval en dat zij voor de klachten moest worden doorverwezen naar een revalidatiearts. Gelet op die lange genezingsduur en het gegeven dat het slachtoffer klaarblijkelijk nog steeds zodanig werd belemmerd in de dagelijkse bezigheden merkt de rechtbank het door het slachtoffer opgelopen letsel aan als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dit letsel niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank geen acht slaan op de door het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde verklaring. Deze verklaring kan namelijk niet worden gebezigd voor het bewijs omdat het slachtoffer niet als getuige is opgetreden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 03/65001-14:
hij op 27 september 2012 te Grathem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Napoleonsweg Zuid, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig een of meer over genoemde weg rijdende motorrijtuigen in te halen, tengevolge waarvan hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig vanuit zijn rijstrook via het verdrijvingsvlak op de rijstrook, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen, op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto reeds dicht genaderd was, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met die personenauto, door welk verkeersongeval
- [slachtoffer 1] nek- en hoofd- en schouder- en borstwervelkolom- en bekkenklachten, zijnde zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht
en
- [slachtoffer 2] een polsfractuur, zijnde zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht.
Ten aanzien van parketnummer 03/661168-13:
hij op 28 december 2012 te Horn in de gemeente Leudal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Napoleonsweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend, tijdens het rijden SMS-berichten te lezen op zijn, verdachtes, telefoon, waardoor hij, verdachte, niet voortdurend in staat was die handelingen te verrichten die van hem werden vereist, en op zodanige wijze te rijden, dat hij het door hem bestuurde motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad, tengevolge waarvan hij met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig vanuit zijn rijstrook op de rijstrook, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer terecht is gekomen en hierbij de dubbele doorgetrokken witte strepen - gelegen tussen de twee rijstroken - heeft overschreden op het moment dat een hem, verdachte, tegemoetkomende personenauto reeds dicht was genaderd, waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig in botsing is gekomen met die personenauto, door welk verkeersongeval aan [slachtoffer 3] nek- en hals- en hoofdpijn- en rugklachten, zijnde zodanig letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994: bij onderzoek van het bloed van verdachte werd GHB aangetroffen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie

5.1
De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde is strafbaar.
5.2
De kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
Ten aanzien van het onder 03/650001-14 tenlastegelegde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 03/661168-13 tenlastegelegde:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en de schuldige verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdachte is strafbaar voor het bewezen verklaarde. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.

7.De oplegging van straf en/of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, een taakstraf voor de duur van honderdzestig uren te vervangen door honderdtwintig dagen hechtenis (de rechtbank begrijpt: tachtig dagen hechtenis) en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar. De officier van justitie heeft bij de vordering rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafecht en de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd dat hij misschien zijn baan zal verliezen indien hem een (hoge) onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Een onvoorwaardelijk straf zoals gevorderd zou hij wellicht nog met verlof kunnen overbruggen. Verdachte heeft aangegeven dat hij begrijpt dat het ernstige strafbare feiten zijn en dat er een flinke straf tegenover moet staan, maar verzoekt een groter deel voorwaardelijk of een zwaardere taakstraf op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft tot tweemaal toe een ernstig verkeersongeval veroorzaakt. De eerste keer heeft hij zijn personenauto op dusdanige wijze bestuurd dat hij over het verdrijvingsvlak is gereden en daardoor terecht is gekomen op de rijstrook die is bestemd voor het tegemoetkomende verkeer waardoor hij in aanrijding is gekomen met de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Mevrouw [slachtoffer 1] was ten tijde van het ongeval in verwachting van haar eerste kind en heeft door het ongeval niet (onbezorgd) van haar zwangerschap kunnen genieten. De tweede keer heeft verdachte, als gewaarschuwd man, onder invloed van GHB zijn personenauto op dusdanige wijze bestuurd dat hij over de dubbele doorgetrokken streep is gereden en daardoor terecht is gekomen op de rijstrook die is bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, dit terwijl hij bezig was met het lezen van sms-berichten op zijn telefoon, waardoor hij in aanrijding is gekomen met het slachtoffer [slachtoffer 3]. Verdachte heeft door zijn rijgedrag het leven van andere weggebruikers ernstig in gevaar gebracht, hetgeen tot dodelijke slachtoffers had kunnen leiden. Mevrouw [slachtoffer 1] heeft behoorlijk letsel opgelopen, heeft verschillende therapieën moeten ondergaan en heeft jaren na de botsing nog steeds pijnklachten. Mevrouw [slachtoffer 2] heeft als gevolg van het ongeval last van een frozen shoulder en een lichte vorm van dystrofie in haar hand. Mevrouw [slachtoffer 3] heeft meer dan een jaar na het ongeval nog klachten gehad en moest worden doorverwezen naar een revalidatiearts.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de landelijk vastgestelde oriëntatiepunten straftoemeting en, in het nadeel van verdachte, met het gegeven dat verdachte, nadat hij al een ongeval had veroorzaakt waarbij hij een van de slachtoffers had horen schreeuwen om haar baby, nogmaals een ongeval heeft veroorzaakt, ook nog onder invloed van GHB. Dit maal gaf hij de bestuurster direct na het ongeval zelfs de schuld terwijl hij op háár weghelft terecht was gekomen. De ongevallen hebben behoorlijke en soms blijvende gevolgen voor de slachtoffers gehad. Desondanks heeft verdachte nimmer de moeite genomen contact op te nemen met de slachtoffers. Hoewel de rechtbank oog heeft voor de omstandigheid dat verdachte mogelijk zijn baan zou kunnen verliezen door de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, acht de rechtbank het gelet op de ernst van beide feiten en de mate van verwijtbaarheid niet passend om – naast een lange ontzegging van de rijbevoegdheid – te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf en/of een taakstraf. Niet alleen ter vergelding maar ook met het oog op speciale en generale preventie.
De rechtbank heeft evenals de officier van justitie geconstateerd dat de behandeling en berechting van de zaak niet hebben plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De termijn is aangevangen op 28 december 2012, het moment waarop verdachte werd verhoord door de politie en waarop aan verdachte toestemming werd gevraagd zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek, en deze termijn is met twee maanden overschreden. De rechtbank is van oordeel dat het een zeer geringe overschrijding betreft en dat in dit geval kan worden volstaan met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden, zonder dat daaraan enig rechtsgevolg behoeft te worden verbonden. Immers is de zaak eerder behandeld op 15 april 2014 teneinde een reclasseringsadvies te laten opmaken zodat nader inzicht kon worden verkregen in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, echter verdachte heeft deze kans onbenut gelaten.
De rechtbank is tenslotte van oordeel dat, gelet op het feit dat in de onderhavige zaken sprake is geweest van zeer onvoorzichtig en onoplettend rijden door verdachte, waardoor de verkeersveiligheid in concreto in ernstige mate in gevaar is gebracht, aan verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen dient te worden opgelegd.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, zulks nu de ernst van de feiten naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende in de eis van de officier van justitie tot uitdrukking komt. De rechtbank zal, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voor verdachte wat zijn baan betreft, nog is te overzien, niet een zwaardere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, maar wel een zwaardere ontzegging van de rijbevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen: een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, een taakstraf voor de duur van honderdzestig uren te vervangen door tachtig dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie jaar.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het ten laste gelegde bewezen, zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5.2 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte voor het einde van
  • stelt als
  • veroordeelt verdachte tot
  • beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
- veroordeelt verdachte tevens
tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van drie jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H. Dethmers, voorzitter, mr. P.M.S. Dijks en
mr. D.L.F. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.A.E. van de Venne, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 februari 2015.
Buiten staat
Mr. D.L.F. de Vocht is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen bewijsmiddelen verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie regio Limburg-Noord, district Midden-Limburg, basiseenheid Leudal/Maasgouw opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL233E 2012094227 d.d. 1 augustus 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 24 oktober 2012, pagina’s 19 en 20.
3.Geschrift inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats], opgesteld door Y. Hulshof, Master Bekkenfysiotherapeut te Lochem, en ondertekend door C.J. van Leeuwen, forensisch geneeskundige d.d. 4 december 2012, pagina 22.
4.Geschrift inhoudende een schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] d.d. 28 januari 2015.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 juni 2014.
6.Geschrift inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats], opgesteld door R. Rosendal, huisarts, en ondertekend door C.J. van Leeuwen, forensisch geneeskundige d.d. 13 november 2012,
7.Geschrift inhoudende een schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] d.d. 28 januari 2015.
8.Proces-verbaal Aanrijding overtreding d.d. 28 juli 2013, pagina 4.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 27 september 2012, pagina’s 24 en 25.
10.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 11 februari 2015.
11.De vindplaatsvermeldingen, voorkomend in de hierna opgenomen verwijzen naar de doorlopende paginanummering in de voor eensluidend afschrift gewaarmerkte kopie van het in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde verbalisanten van de politie regio Limburg-Noord, district Midden-Limburg, basiseenheid Leudal/Maasgouw opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL233E 2012124492 d.d. 3 juli 2013 en de als bijlagen daarbij gevoegde schriftelijke bescheiden, welke alle wettige bewijsmiddelen zijn als bedoeld in artikel 344, eerste lid jo artikel 339, eerste lid onder 5º van het Wetboek van Strafvordering.
12.Proces-verbaal van verhoor betrokkene d.d. 31 januari 2013.
13.Geschrift inhoudende medische informatie met betrekking tot [slachtoffer 3] opgesteld door J.P. Boode, huisarts d.d. 10 december 2013.
14.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2013.
15.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 23 januari 2013, opgemaakt en ondertekend door toxicoloog dr. K.J. Lusthof .
16.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 december 2012.
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 februari 2013.