4.3Het oordeel van de rechtbank
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna vermelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 03/650001-14 ten laste gelegde:
[slachtoffer 1]heeft bij de politie als volgt verklaard:
Op donderdag 27 september 2012 trad ik op als bestuurder van een Ford Focus. Naast mij op de bijrijdersstoel zat mijn schoonmoeder, mevrouw [slachtoffer 2]. Wij kwamen uit de richting Heel en we reden via de Napoleonsweg in de richting van de snelweg A2. Ik zag dat een tegenligger aan het inhalen was. Ik zag dat deze tegenligger over het verdrijvingsvlak reed, daar waar het verdrijvingsvlak steeds minder wordt. Ik zag dat de tegenligger op een gegeven moment over de doorgetrokken streep reed en dus op mijn weghelft reed. Ik had geen andere mogelijkheid dan uitwijken naar rechts, richting de groenstrook. Ik zag dat de tegenligger ook uitweek richting dezelfde groenstrook. Ik remde uit alle macht maar kon een aanrijding niet voorkomen. Nu, circa vier weken na het ongeval, heb ik nog steeds last van mijn rug, nek en bekken.
Uit
medische informatievan de GGD Limburg-Noord betreffende
[slachtoffer 1]blijkt onder meer het volgende:
Datum waarop voornoemd persoon werd onderzocht:
01-11-2012.
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel e.d.):
Pijnklachten nek, hoofd, linker schouder, borstwervelkolom en bekken, daardoor fors beperkt in het algemeen dagelijks leven-verrichtingen. Na drie behandelingen nauwelijks verbetering.
Uit de
schriftelijke slachtofferverklaringd.d. 9 februari 2014 (de rechtbank begrijpt: 2015) van
[slachtoffer 1]blijkt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
In oktober 2013 waren de bekkenklachten eindelijk zover hersteld dat ik geen bekkentherapie meer nodig had. In november 2013 ben ik overgestapt naar een andere fysiotherapeut voor mijn nek, rug en schouder. De revalidatiearts heeft mij in februari 2014 verwezen naar revalidatiecentrum het Roessingh in Enschede. Ik ben eind augustus met mijn behandelingen in het revalidatiecentrum begonnen. Ik krijg hier behandelingen voor mijn wervelkolom, nek en schouder. Ik heb dagelijks hoofdpijn. Ook heb ik nog steeds veel pijn aan mijn nek; gelukkig lijkt de pijn in mijn rug en schouder langzaam af te nemen. Ik slaap slecht, ben regelmatig gevallen door duizeligheid en kan niet autorijden, het huishouden doen, spelen met mijn dochter of haar in bad doen. Er is geconstateerd dat ik een laat whiplashsyndroom heb en dat ik er rekening mee moet houden dat er restverschijnselen zullen overblijven. Ik ga nu, tweeëneenhalf jaar na het ongeluk, nog steeds drie keer per week naar het revalidatiecentrum in Enschede. Ik lig (overdag) veel op bed. Ik kan niet naar vrienden toe, kan mijn sport niet meer doen en niet meer motorrijden. Ik ben totaal afhankelijk van anderen. Afgelopen november ben ik als verpleegkundige volledig afgekeurd.
[slachtoffer 2]heeft bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op 27 september 2012 zat ik naast mijn schoondochter in de auto. We waren onderweg naar Maastricht en reden over de Napoleonsweg. Ik zag dat een auto uit de tegengestelde richting aan het inhalen was over het verdrijvingsvlak. Achter deze auto reed een BMW die ook aan het inhalen was. Deze BMW kon niet meer op tijd invoegen en kwam op onze weghelft terecht. Mijn schoondochter probeerde de BMW te ontwijken, maar op de een of andere manier stuurde de BMW dezelfde kant op richting de berm. Daar volgde een hele harde klap.
Op de Eerste Hulp werd vastgesteld dat onder andere mijn rechterpols gebroken was. Er is tweemaal geprobeerd om mijn pols te zetten. Dit lukte echter niet, daarom werd ik de dag erna geopereerd. Bij die operatie werd een plaatje in mijn pols gezet. Als gevolg van mijn gebroken pols heb ik last van een frozen shoulder. Ik ben onder behandeling van een orthopeed geweest en daarna heb ik fysiotherapie gehad tot januari 2013. Daarna moest ik terug naar de orthopeed omdat fysiotherapie niet genoeg verbetering gaf. In september 2013 ben ik voor het laatst bij de orthopeed en ergotherapeut geweest. Al met al ben ik dus een jaar bezig geweest en heb zeker een half jaar niet normaal kunnen werken. De revalidatiearts constateerde dat ik als gevolg van de polsbreuk een lichte vorm van dystrofie in mijn hand heb.
Uit
medische informatievan de GGD Limburg-Noord betreffende
[slachtoffer 2]blijkt onder meer het volgende:
Welk letsel heeft u waargenomen bij bovengenoemd persoon?
Polsfractuur rechts – afwijkende stand.
Datum waarop voornoemd persoon werd onderzocht:
27 september 2012.
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel e.d.)
Operatie: polsbreuk: vastgezet met plaat/schroeven.
Geschatte duur van de genezing:
Maanden.
Uit de
schriftelijke slachtofferverklaringvan
[slachtoffer 2]d.d. 4 februari 2015 blijkt onder meer – zakelijk weergegeven – het volgende:
In november 2012 ben ik met fysiotherapie begonnen voor mijn arm. De orthopeed heeft mij in januari 2013 doorverwezen naar een revalidatiearts. Deze heeft mij vervolgens doorverwezen naar een ergotherapeut in verband met een lichte vorm van dystrofie. In september 2013 is deze therapie gestopt. Door de problemen in mijn rechterhand en arm had ik ook last van een stijve schouder. In mijn rechterhand heb ik tot op de dag van vandaag nog altijd een zeurende pijn en pijnlijke en stijve vingers. Mijn fijne motoriek is niet meer optimaal.
Verbalisant [verbalisant 1]heeft als volgt gerelateerd:
Op donderdag 27 september 2012 kreeg ik kennis van een verkeersongeval met lichamelijk letsel op Napoleonsweg Zuid te Grathem.
Verdachteheeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik ben de bestuurder van de BMW. Vandaag, donderdag 27 september 2012, kwam ik uit de richting Ittervoort. Ik wilde een taxi-bus inhalen. Ik kwam op de verkeerde rijbaan terecht. Ik zag de auto die ik geraakt had op mij afkomen. Ik kon alleen maar naar links uitwijken. De tegenligger deed dat ook. Zoals ik me kan herinneren raakten we elkaar op de groenstrook.
Er reed een kleine Duitse auto voor mij. Hij bestuurde de eerste auto en ik de tweede. Hij heeft het hele stuk gebruikt om in te halen. We kwamen aan bij het verdrijvingsvlak en toen kon ik er niet meer tussen. Ik weet dat de Napoleonsweg bekend staat als een weg waar veel verkeersongelukken voorkomen. Ik reed in die tijd heel vaak over die weg. Na het ongeval heb ik de bestuurster horen schreeuwen om haar baby.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822, NJ 2005/252).Verdachte is op een weg, die hem bekend is en waarvan hij weet dat er veel verkeersongelukken plaatsvinden, gaan inhalen. Bij dat inhalen is verdachte over het verdrijvingsvlak gereden en daardoor terecht gekomen op de rijstrook die is bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, waardoor hij in botsing is gekomen met de personenauto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden. Verdachte heeft aldus op zeer onverantwoorde wijze zijn inhaalmanoeuvre ingezet en heeft die manoeuvre niet (tijdig) afgebroken. Aldus heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank zeer onvoorzichtig gereden en is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Het door het slachtoffer [slachtoffer 1] opgelopen letsel kwalificeert de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt immers dat zij behoorlijk letsel heeft opgelopen, verschillende therapieën heeft moeten ondergaan en dat zij jaren na de botsing nog steeds pijnklachten heeft en meerdere malen per week naar een revalidatiecentrum gaat. Bovendien is er na al die jaren nog steeds geen uitzicht dat zij volledig zal herstellen. Integendeel, zij is nu nog steeds afhankelijk van anderen voor haar dagelijks functioneren en kan haar werk niet meer uitoefenen.
Het door het slachtoffer [slachtoffer 2] opgelopen letsel kwalificeert de rechtbank eveneens als zwaar lichamelijk letsel. Voor de breuk in haar pols was namelijk een operatie noodzakelijk en als gevolg van het ongeval heeft ze een frozen shoulder en een lichte vorm van dystrofie in haar hand. Zij heeft bijna een jaar therapie gehad en de gevolgen zijn blijvend aangezien zij tot op heden nog altijd pijn heeft en haar fijne motoriek niet meer optimaal is.
Ten aanzien van het onder 03/661168-13 ten laste gelegde:
[slachtoffer 3]heeft op 31 januari 2013 bij de politie – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Op vrijdag 28 december 2012 reed ik over de Napoleonsbaan ter hoogte van Horn in een personenauto. Ik reed in de richting van de A2. Ik zag vanuit de tegenovergestelde richting een aantal personenauto’s aan komen rijden. Plotseling kwam een van deze personenauto’s op mijn weghelft rijden. Ik kon niet naar links of naar rechts uitwijken. Rechts was een fietspad en een hoge stoeprand en links van mij was er tegemoetkomend verkeer. Ik zag die auto recht op mij af komen. Ik zag dat de bestuurder bezig was met iets in zijn handen. Ik interpreteerde dat als dat deze bestuurder met een telefoon bezig was. Toen volgde de harde klap, een frontale aanrijding. Ik kreeg een behoorlijke klap. Ik ben vervolgens gelopen naar de man waarmee ik een aanrijding had gehad. Hij stopte snel zijn telefoon, die hij nog vast had, weg. Die bestuurder kwam bij mij verdwaasd over. Hij kwam sloom en versuft over. Ik heb sinds die tijd last van mijn nek/hals en ik heb last van hoofdpijn. Dit heb ik nog steeds. Ik loop nu bij een fysiotherapeut. Ik ga nu twee keer per week naar de fysiotherapeut. Ik ben nu onder behandeling via mijn huisarts dr. Boode uit Landgraaf.
Uit de
medische verklaringvan huisarts J.P. Boode, opgemaakt op 10 december 2013 blijkt onder meer het volgende:
Mevrouw [slachtoffer 3] is op 31/12/2012 bij mij in de praktijk geweest i.v.m. nek- en hoofdpijnklachten sinds een ongeval op 28/12/2012. Ik constateerde fors gespannen spieren in de bovenrug en nek bij mijn lichamelijk onderzoek. In de loop van het afgelopen jaar bleef zij klachten houden waarvoor zij doorverwezen werd naar de revalidatiearts.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]hebben – zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd:
De rijbaan van de Napoleonsweg was middels een dubbel doorgetrokken streep verdeeld in twee rijstroken, bestemd voor verkeer in twee richtingen.
Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5]hebben als volgt – zakelijk weergegeven – gerelateerd:
Op vrijdag 28 december 2012 was ik, [verbalisant 4], ter plaatse. Ik, [verbalisant 5], was enkele seconden voor [verbalisant 4] ter plaatse. Ik, [verbalisant 5], zag in de personenauto, merk BMW, een manspersoon achter het stuur zitten. Ik zag en merkte dat ik geen contact met de bestuurder kon krijgen. Ik zag dat de bestuurder meermalen deels bijkwam waarbij hij ongecontroleerde bewegingen maakte met zijn armen en benen.
Gezien het gedrag van de bestuurder van de BMW werd besloten om een bloedproef te nemen.
Het rapport van het
Nederlands Forensisch Instituutvermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Resultaten toxicologisch onderzoek in bloed van [verdachte]
Stof: Stof(groep): Concentratie/Resultaat:
GHB GHB 99 milligram per liter
Interpretatie van resultaten
GHB (gamma-hydroxyboterzuur) is een stof met vergelijkbare effecten als alcohol. De eerste effecten van GHB zijn meestal al binnen 15 minuten na inname/toediening merkbaar. Concentraties boven 5 mg/l in bloed wijzen op inname of toediening van GHB of een stof waaruit GHB gevormd kan worden. Bij concentraties tussen ongeveer 50 en 150 mg/l treedt lichte slaap op.
In het bloed van [verdachte] is een concentratie van GHB gemeten waarbij doorgaans (lichte) slaap op kan treden.
Conclusie
Op grond van de concentratie GHB in het bloed van [verdachte] kan worden geconcludeerd dat ten tijde van de bloedafname de rijvaardigheid waarschijnlijk nadelig beïnvloed was.
Verdachteheeft – zakelijk weergegeven – als volgt verklaard:
Ik was de bestuurder van mijn auto. Het is een personenauto, merk BMW 525. Ik reed over de Napoleonsbaan vanuit de richting Ittervoort. Ik was met mijn hoofd niet bij het autorijden. Ik was in gedachten en ik reed plotseling op de andere weghelft. Daar kreeg ik een aanrijding met een tegenligger. Ik was bezig met sms-berichten lezen op mijn telefoon. Hierdoor lette ik niet goed op en kwam ik op de andere weghelft.
Ik erken dat ik op vrijdag 28 december 2012 GHB heb gebruikt kort voordat ik als bestuurder van mijn personenauto ben opgetreden.
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. De rechtbank acht, op grond van voornoemde bewijsmiddelen, voldoende omstandigheden aanwezig om te kunnen concluderen dat verdachte aan het aldus ontstane verkeersongeval schuld in de zin van artikel 6 WVW heeft gehad. Verdachte heeft zijn personenauto op dusdanige wijze bestuurd dat hij over de dubbele doorgetrokken streep is gereden en daardoor terecht is gekomen op de rijstrook die is bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, waardoor hij frontaal op de auto van het slachtoffer [slachtoffer 3] is gebotst. Verdachte was zwaar onder invloed van GHB en niet met zijn hoofd bij het autorijden. Hij lette niet op en was bezig met het lezen van sms-berichten op zijn telefoon. De rechtbank merkt dit rijgedrag van verdachte aan als zeer onvoorzichtig.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat het slachtoffer meer dan een jaar na het ongeval nog klachten heeft als gevolg van het ongeval en dat zij voor de klachten moest worden doorverwezen naar een revalidatiearts. Gelet op die lange genezingsduur en het gegeven dat het slachtoffer klaarblijkelijk nog steeds zodanig werd belemmerd in de dagelijkse bezigheden merkt de rechtbank het door het slachtoffer opgelopen letsel aan als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dit letsel niet aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Anders dan de officier van justitie zal de rechtbank geen acht slaan op de door het slachtoffer ter terechtzitting afgelegde verklaring. Deze verklaring kan namelijk niet worden gebezigd voor het bewijs omdat het slachtoffer niet als getuige is opgetreden.