4.3Het oordeel van de rechtbankInleiding
Op vrijdag 2 mei 2014 vond op de Looierstraat, zijnde de openbare weg, in Gulpen een openlijke geweldpleging plaats.Slachtoffer is [slachtoffer]. Uit het politieonderzoek kwamen als verdachte naar voren [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en de verdachte.
[slachtoffer] heeft vanwege zijn hersenletsel geen aangifte kunnen doen; hij werd bewusteloos door ambulancepersoneel aangetroffen op de stoep en heeft, hoewel hij inmiddels weer thuis is, sindsdien niet over de toedracht kunnen verklaren, omdat hij aan geheugenverlies lijdt en afatisch is.
Het letsel van [slachtoffer]
is overgebracht naar het Atrium ziekenhuis te Heerlen. De volgende letsels werden vastgesteld:
- een schedelfractuur in de rechter schedelhelft, schuin verlopend door het wandbeen en vervolgens lang het slaapbeen naar beneden;
- een bloeding aan de binnenzijde van de schedel rechts, tussen schedelbot en hersenen, achter het slaapbeen;
- een breuk in het rotsbeen rechts (achter het oor) met bloeding in het rotsbeen;
- meerdere focale kneuzingen/bloedingen in de linker hersenhelft ter hoogte van het slaapbeen en in de linker hersenhelft ter hoogte van het voorhoofdsbeen, bij de overgang naar de schedelbasis;
- een gegeneraliseerde hersenzwelling/hersenoedeem met toename van de druk binnen de schedel.
Het letsel werd door de afdeling Spoedeisende Hulp gekwalificeerd als hoog energetisch trauma. Het gaat om zwaar traumatisch schedel/hersenletsel met fracturen in diverse schedelbeenderen en beschadigingen van de zachte hersenweefselstructuren.
Operatieve ingrepen zijn nodig geweest in verband met het letsel en bij ontslag uit het ziekenhuis was er onder meer sprake van forse cognitieve stoornissen en beperkte communicatie (afasie). [slachtoffer] werd vervolgens opgenomen in een revalidatiekliniek en verbleef aldaar tot 12 september 2014.
Het letsel kwalificeert de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel, nu het zo ernstig was dat (operatief) medisch ingrijpen noodzakelijk was en langdurige revalidatie nodig is.
Wat ging er vooraf?
[slachtoffer] is in de Looierstraat bewusteloos op de stoep aangetroffen door ambulancepersoneel.[slachtoffer] lag op zijn zij. De plaats waar [slachtoffer] lag, werd door de ambulancemedewerker geschat op 50 meter van de hoek met de Dorpsstraat.
Een getuige heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft aangetroffen op de stoep tussen het pand van de rijwielhandelaar en de handelaar in antiek. Deze getuige heeft samen met iemand anders [slachtoffer] in stabiele zijlegging gelegd.
De plaats waar het slachtoffer is aangetroffen, markeert het einde van het geweldsincident.
Deze plek is op de foto’s van het dossier te zien en uit deze foto’s in combinatie met de verklaringen van de getuige en de ambulancemedewerker kan worden opgemaakt dat het incident ongeveer 50 meter is gelegen vanaf de hoek met de Dorpsstraat.
Uit de verklaringen in het dossier en die van de verdachte ter terechtzitting kan de rechtbank vaststellen dat het incident begonnen is op de hoek van de Dorpsstraat met de Looierstraat. Het is lastiger om de precieze gang van zaken vast te stellen van wat zich heeft afgespeeld tussen de hoek van de Dorpsstraat/Looierstraat en de plaats waar [slachtoffer] is aangetroffen, omdat de verklaringen van de verdachten en die van een vriend van [slachtoffer] die er ook bij betrokken was, op een aantal punten verschillen, bijvoorbeeld waar het gaat om de plaats waar [slachtoffer] geslagen is. Ook lijkt het er sterk op dat de verdachten geneigd zijn hun eigen rol in het geheel wat af te zwakken. De rechtbank kan desalniettemin op basis van het dossier en de verklaring van de verdachte een aantal elementaire dingen wel vaststellen. Dat levert voldoende wettig bewijs op om bewezen te verklaren dat de verdachte samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer].
De verdachte zelf heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij op de hoek van de Dorpsstraat met de Looierstraat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] tegen is gekomen. Toen [slachtoffer] en zijn vriend langskwamen, ontstond er een woordenwisseling. Er werd gezegd dat [slachtoffer] door moest lopen. De verdachte is zich ermee gaan bemoeien en toen [slachtoffer] zijn richting opkwam, heeft de verdachte een klap uitgedeeld aan [slachtoffer]. Vervolgens hebben de groep van de verdachte en [slachtoffer] zich verplaatst de Looierstraat in; de groep van de verdachte is achter [slachtoffer] aangelopen en er werd geduwd en getrokken. [slachtoffer] daagde de verdachte uit. De verdachte heeft [slachtoffer] toen nog een keer geslagen, waarna [slachtoffer] is gevallen. Nadat [slachtoffer] op de grond was gevallen, is de verdachte weggegaan.
Bij de politie heeft de verdachte verder nog verklaard dat [medeverdachte 2] er ook bij betrokken was. Ook bij de politie heeft de verdachte gezegd dat hij [slachtoffer] een vuistslag heeft gegeven, met kracht, waarop [slachtoffer] in de richting van de gevel van een huis is aangevallen, waarna de verdachte is teruggelopen naar de Dorpsstraat.
[medeverdachte 1] heeft bij de politie erkend dat hij [slachtoffer] heeft geduwd en een slaande beweging heeft gemaakt in diens richting. [medeverdachte 1] is ook met de anderen meegelopen de Looierstraat in.
[medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] een tik op het gezicht heeft gegeven, een soort duw met zijn vuist tegen de wang van [slachtoffer] aan. Ook hij is meegelopen de Looierstraat in en weggelopen nadat [slachtoffer] was gevallen.
[medeverdachte 3] heeft erkend dat hij meegelopen is met de anderen de Looierstraat in en dat hij [slachtoffer] tegen het been heeft getrapt.
[medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] hebben allen ook verklaard dat de verdachte [slachtoffer] (meer keren) heeft geslagen.
Uit deze verklaringen volgt dat de verdachte en de anderen [slachtoffer] als groep hebben belaagd. Dit heeft zich afgespeeld over een behoorlijke afstand de Looierstraat in, gelet op de plek waar [slachtoffer] uiteindelijk is ten val is gekomen. Van agressie of enige concrete dreiging van de kant van [slachtoffer] is de rechtbank niet gebleken. Er is dus sprake geweest van openlijk geweld van de groep van de verdachte tegen [slachtoffer].
De verdachte heeft vervolgens de klap gegeven die [slachtoffer] heeft doen vallen. Dat volgt uit de verklaring van de verdachte. De verdachte heeft immers bij de politie verklaard:
"Ik zag dat die jongen door deze slag meteen achterover viel. Ik zag dat die jongen tegen het gebouw daar aanviel. Het leek wel of die jongen langs de gevel van het gebouw rolde."
[slachtoffer] moet daarbij met een behoorlijke versnelling met zijn hoofd tegen iets hards zijn gevallen. Volgens de forensisch deskundige die een rapport heeft opgemaakt ten aanzien van het letsel en ter zitting is gehoord, is het niet waarschijnlijk dat het letsel door een vuistslag als enige oorzaak is ontstaan. Voor dit type letsel is zeer fors stomp geweld nodig. Een ongebroken val van het hoofd vanaf geringe hoogte, te weten, vanuit zijn staande positie, in een doorgaande beweging op een harde ondergrond, waarbij gedacht kan worden aan een vensterbank of straatsteen, zou mogelijk wel genoeg energie kunnen vrijmaken om het letsel te kunnen veroorzaken, aldus de deskundige.
Dit betekent voor de rechtbank dat het niet anders kan dan dat de val op een harde ondergrond, en die weer als rechtstreeks gevolg van de slag door de verdachte, de hoofdoorzaak van het letsel is geweest. Anders valt niet te verklaren hoe [slachtoffer] aan dit letsel is gekomen. Niet meer te achterhalen valt of de gevel van een pand of de stoep de harde ondergrond is geweest waar het hoofd van [slachtoffer] tegenaan gekomen moet zijn. In elk geval is het één van beide geweest en gelet op de verklaring van de verdachte houdt de rechtbank het op de gevel. Een vensterbank is, rondom de plek waar [slachtoffer] is aangetroffen, in elk geval op de foto’s van het dossier niet waar te nemen.
Voor de rechtbank is er dus voldoende causaal verband tussen het door de verdachte toegepaste geweld en het ontstaan van het letsel. Juridisch vertaald: het letsel kan naar redelijkheid worden toegerekend aan het handelen van de verdachte.
Gelet op de tenlastelegging is niet vereist dat de verdachte opzet had op het toebrengen van het letsel. Daarvan is ook geen sprake geweest. Het geven van een (vuist)slag levert in zijn algemeenheid hooguit opzet op, gericht op het toebrengen van eenvoudig letsel of pijn. In de onderhavige zaak is er een zogeheten geobjectiveerd gevolg ten laste gelegd: een gevolg (ernstig hersenletsel) dat wel is ingetreden, maar dat niet beoogd, niet bedoeld of zelfs niet verwacht werd door de verdachte. Dit gevolg kan hem wel strafrechtelijk worden nagedragen; had hij de klap niet gegeven, was het niet beoogde, niet bedoelde of niet verwachte gevolg ook niet ingetreden.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het letsel niet causaal moet worden toegerekend aan de verdachte en dat hij dus van dit geobjectiveerde bestanddeel moet worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft in dit verband gesteld dat het voor de verdachte niet voorzienbaar was dat [slachtoffer] door zijn klap ten val zou kunnen komen en dat een rol van betekenis toekomt aan het alcoholgebruik van [slachtoffer] zelf. [slachtoffer] had een fors alcoholpromillage in zijn bloed en dat zou er volgens de raadsvrouw debet aan kunnen zijn geweest dat hij zo hard is gevallen, terwijl die toestand van [slachtoffer] voor de verdachte niet waarneembaar was.
De rechtbank volgt deze redenering niet. De verdachte was immers zelf uit geweest, had gedronken en moet, gelet op het nachtelijke tijdstip en het aanzienlijke aantal mensen op straat, zich er op zijn minst van bewust zijn geweest dat de kans dat [slachtoffer] gedronken had, veel groter was dan dat [slachtoffer] volkomen nuchter zou zijn geweest. Dat de verdachte niet heeft waargenomen dat [slachtoffer] veel gedronken had, doet dan niet ter zake. Er ging bovendien van [slachtoffer] geen enkele vorm van geweld uit; zelfs een vorm van dreigen is er niet geweest. Dat is door de verdachte wel aangevoerd, maar dat blijkt nergens uit en is derhalve niet aannemelijk geworden. [slachtoffer] was derhalve weerloos en werd door een groep belaagd. Het was dan ook, juridisch vertaald, onder die omstandigheden voorzienbaar voor de verdachte dat hij met zijn slag [slachtoffer] uit balans zou kunnen brengen en dat [slachtoffer] (hard) zou kunnen vallen. De rechtbank komt dan ook tot de volgende bewezenverklaring.