Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
art. 30 Wet op de ondernemingsraden advies gevraagd over het voornemen van De Ruiterij tot:
De Ruiterij is opgezegd. Om die reden is aan [eiser] een gefixeerde schadevergoeding uitbetaald (gelijk aan het loon inclusief vakantiebijslag van 2 mei 2014 tot 1 oktober 2014). Op de aan [eiser] uitbetaalde gefixeerde schadevergoeding is een bedrag van € 7.500,00 netto door De Ruiterij in mindering gebracht wegens een alsnog voor rekening van [eiser] gebrachte ondernemingsuitgave voor business seats bij de betaaldvoetbalorganisatie
Roda JC Kerkrade.
2 mei 2014 is hersteld.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Switch
NJ1995, 171, Dibbets/Pinckers) geoordeeld dat “een werknemer die de nietigheid van het ontslag heeft ingeroepen – behoudens bijzondere omstandigheden – van die keuze kan terugkomen door jegens de werkgever ondubbelzinnig van zijn beroep op nietigheid afstand te doen”. De Hoge Raad heeft dit in een arrest van 7 juni 2002 (HR 7 juni 2002,
JAR2002, 155, Greeven/Connexxion Openbaar Vervoer NV) herhaald.
JAR2007/79) in een enigszins vergelijkbare casuspositie geoordeeld dat het niet mogelijk is om eerst een beroep te doen op de onregelmatigheid van de opzegging, daarna de vernietigbaarheid in te roepen om zich ten slotte weer op de onregelmatigheid van de opzegging te beroepen. Een dubbele switch is volgens deze kantonrechter dus niet mogelijk. In zijn annotatie bij dit eindvonnis gaat prof. mr. E. Verhulp in op de hiervoor in rechtsoverweging 4.3. geciteerde overweging van het Dibbets/Pinckers-arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1994, waaruit volgt dat de werknemer alléén mag switchen als hij ondubbelzinnig afziet van zijn beroep op vernietiging van de opzegging. Achterliggende gedachte daarvan is, volgens Verhulp, dat de werknemer maar één keer mag switchen: dat wordt bewerkstelligd door te verlangen dat de werknemer ondubbelzinnig afziet van het beroep op vernietiging. Verhulp concludeert dan ook dat dubbel switchen op grond van de hiervoor geciteerde overweging van de Hoge Raad in Dibbets/Pinckers-arrest niet toelaatbaar is. Ook prof. mr. W.A. Zondag komt in zijn commentaar op art. 7:681 BW tot de conclusie dat een werknemer niet tweemaal achter elkaar kan switchen. Dergelijk ‘knipperlichtgedrag’ is volgens hem niet mogelijk, nu de Hoge Raad duidelijk heeft gemaakt dat een werknemer kan switchen wanneer hij ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van het beroep op nietigheid.
JAR2012/40, heeft geoordeeld dat in die zaak een dubbele switch wél toelaatbaar was, maakt dat niet anders. Een van de overwegingen van dat vonnis was dat met het accepteren van de dubbele switch de rechtszekerheid werd gediend, nu er door de laatste switch werd berust in een einde van de arbeidsovereenkomst. Anders dan in de onderhavige zaak, werd er in die Eindhovense zaak uiteindelijk geswitcht naar een beroep op schadeplichtigheid wegens een kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst. Voorts was de laatste switch tevens de grondslag voor de in rechte ingestelde vorderingen. Uit de manier waarop [eiser] bij exploot van dagvaarding zijn vorderingen heeft ingesteld, blijkt niet dat hij een duidelijke keuze maakt tussen berusten in het feitelijke einde van de relatie (maar met beroep op een kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst) en een beroep op een vernietigbare opzegging (hetgeen juist niet een berusten impliceert). [eiser] blijkt in zijn dagvaardingsexploot nog steeds of weer voor twee ankers te willen gaan liggen, terwijl hij in zijn brief van 22 oktober 2014 een duidelijk andere keuze maakte en één anker uitkoos. De rechtszekerheid is door deze opstelling van [eiser] niet gediend, zodat het aanvaarden van een dubbele switch onder deze omstandigheden niet toelaatbaar is.
1 februari 2011,
JAR2011/88 en gerechtshof Leeuwarden 24 januari 2012, ECLI:NL:GHLEE:2012:BV1944).
e-mailberichten van (voormalige) werknemers. [naam revenue manager] (tot 1 mei 2014 bij De Ruiterij in dienst als ‘revenue manager’) richtte al op 22 november 2013 een uitvoerig
e-mailbericht aan [naam regionaal directeur operations] waarin zij de in haar ogen gebrekkige manier waarop [eiser] leiding gaf, beschrijft. Uit diverse als productie 17 bij conclusie van antwoord overgelegde
e-mailberichten van [naam notuliste/personeelsfunctionaris] (personeelsfunctionaris) aan [naam bestuurder] vanaf januari 2014 blijkt dat er diverse concrete voorvallen zijn die [eiser] niet heeft opgepakt. Zowel uit het hier beschreven bericht van [naam revenue manager] als uit de signalen van [naam notuliste/personeelsfunctionaris] blijkt dat er onder het personeel niet of nauwelijks draagvlak meer was voor [eiser] als general manager. Alhoewel de ondernemingsraad pas op 17 april 2014 door De Ruiterij om advies is gevraagd inzake het voornemen van De Ruiterij om [eiser] als bestuurder te ontslaan, blijkt uit dit schriftelijke advies van de OR dat hij zich herkent in de door
De Ruiterij beschreven situaties (over een aantal punten onthoudt de OR zich van het innemen van een standpunt omdat hij zich daarover geen oordeel kan vormen). Gelet op de genuanceerde wijze waarop de ondernemingsraad zijn mening in dit advies heeft verwoord, valt niet aan te nemen dat de OR laat optekenen dat hij zich herkent in de door De Ruiterij beschreven situaties, indien dat in werkelijkheid niet het geval zou zijn.
€ 2.500,00. De rechtbank kan niet beoordelen welke redenen [eiser] destijds zelf gehad heeft om die ontslagvergoeding uit eigen middelen te voldoen, maar kennelijk bestond zo’n reden wel. Uit het door De Ruiterij als productie 29 bij conclusie van antwoord overgelegde e-mailbericht van [naam bestuurder] aan [eiser] blijkt dat deze kwestie geen financiële gevolgen voor het hotel mocht hebben. Zij verweet [eiser] ook dat er geen proeftijd met [naam souschef] overeengekomen was. Uit toon en inhoud van hetzelfde bericht volgt niet (zonder meer) dat [eiser] door [naam bestuurder] is gedwongen om de ontslagvergoeding uit eigen zak te betalen. Dat [eiser] zich door het hier bedoelde
e-mailbericht van [naam bestuurder] wellicht onder druk gezet voelde om dat wel te doen, is iets anders, maar verklaart niet alles. Het uit eigen middelen betalen van een ontslagvergoeding die voortvloeit uit een verplichting die [eiser] (namens het hotel) is aangegaan, laat zien dat [eiser] ook op dit punt als statutair bestuurder heel ver ging en mogelijk zelfs tekort is geschoten.
25 november 2014 (datum van dagvaarding). De subsidiaire vordering onder C. is identiek aan de primaire vordering onder C. sub c en behoeft dus niet meer afzonderlijk te worden beoordeeld.
1 oktober 2014 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd.
1 mei 2014 af te doen dragen. Niet in geschil (zie rechtsoverweging 2.27.) is dat De Ruiterij gedurende deze procedure twee betalingen heeft verricht aan Nationale Nederlanden, waarbij opbouw van het aanvullende pensioen van [eiser] met terugwerkende kracht over de periode 1 juli 2013 tot en met 2 mei 2014 is hersteld (dus met inbegrip van de periode waarop dit deel van de vordering van [eiser] ziet). Aldus heeft [eiser] geen belang meer bij deze vordering, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.
(1) bonus gebaseerd op RAU-regeling, (2) GOP-gerelateerde bonus en (3) bonus gerelateerd aan persoonlijke doelstellingen. [eiser] stelt aanspraak te hebben op een RAU-bonus over 2013 en een bonus gerelateerd aan behaalde persoonlijke doelstellingen. Die RAU-bonus bedraagt volgens [eiser] 5% van zijn jaarloon bij een resultaat van minimaal 15%. De bonus gerelateerd aan persoonlijke doelstellingen bedraagt maximaal 10% op jaarbasis. In totaal maakt [eiser] aanspraak op een bonus van 15% van zijn jaarloon, welke bonus een bedrag van € 20.716,35 (naar de rechtbank begrijpt: bruto) vertegenwoordigt.
5.De beslissing
€ 6.200,00 bruto (inzake onterechte inhouding business seats Roda JC) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 november 2014 tot aan de datum van algehele voldoening;
25 november 2014 tot aan de datum van algehele voldoening;