4.3.1Feit 1
Op 11 september 2013 heeft de Koninklijke Marechaussee een controle gehouden in de nabijheid van de autoweg te Venlo. Op een bepaald moment is een auto gecontroleerd die vanuit Duitsland Nederland inreed. In die auto zaten twee Tsjechische mannen en een Vietnamese vrouw, genaamd [naam Vietnamese vrouw] (hierna [naam Vietnamese vrouw] ), met een baby. [naam Vietnamese vrouw] heeft aangegeven dat ze een week op vakantie ging naar een vriend in Venlo en dat ze haar Tsjechische paspoort in haar woonplaats Praag had laten liggen.
De bestuurder van de auto verklaarde dat hij taxichauffeur is. Hij zou de vrouw vanuit Praag in Tsjechië naar Venlo brengen. De bijrijder had hij gevraagd om mee te rijden omdat het vanuit Praag te ver was om alleen te rijden. Bij aankomst in Nederland zou hij van de broer van de vrouw € 1.000,00 krijgen als betaling voor het vervoer van de vrouw naar Nederland.
Uit onderzoek is gebleken dat [naam Vietnamese vrouw] in Tsjechië geen asiel had aangevraagd en dat haar verblijfsvergunning daar reeds in juni 2012 was verlopen. Zij had dan ook geen rechtmatig verblijf meer in Tsjechië. Ook is uit onderzoek gebleken dat zij in Venlo zou worden opgehaald door [naam verdachte] . Deze [naam verdachte] had tijdens de reis naar Nederland vaak contact opgenomen met [naam Vietnamese vrouw] . Hij zou ook de taxi betalen. De in beslag genomen telefoon van [naam Vietnamese vrouw] werd tijdens het onderzoek veelvuldig gebeld, dan was in het scherm te zien dat ene [naam verdachte] belde. Uit onderzoek naar de telefoongegevens is gebleken dat [naam verdachte] en [naam verdachte] een en dezelfde persoon zijn. Verdachte is deze persoon.
Op 12 september 2013 om 15:15 uur is aan [naam Vietnamese vrouw] , in verband met haar illegale verblijf in Nederland, opdracht gegeven om Nederland zo snel als mogelijk te verlaten. Het had haar voorkeur om met de trein terug naar Tsjechië te reizen. Daarom werd zij afgezet op het treinstation te Venlo. Verbalisanten observeerden vervolgens enige tijd [naam Vietnamese vrouw] in Venlo. Zij zagen dat zij lang op het station bleef wachten en rondlopen, en uiteindelijk later op de avond met een oudere mevrouw meeging naar het adres [adres] te Venlo.
Een dag later, op 13 september 2013 rond 10.00 uur, zagen de verbalisanten dat [naam Vietnamese vrouw] samen met diezelfde oudere vrouw richting het station van Venlo liep. Op het station leek zij, naar het oordeel van de verbalisanten, een haar bekende vrouw te treffen. Met deze vrouw heeft [naam Vietnamese vrouw] vervolgens de trein richting Roermond genomen. Verbalisanten zagen dat [naam Vietnamese vrouw] en de vrouw samen in Reuver uit de trein stapten en in de richting van een aldaar geparkeerde Opel Corsa liepen. In die auto zat een man met een Aziatisch uiterlijk. De verbalisanten hebben de bestuurder van de auto gecontroleerd. Zijn naam bleek [D.S.T.] te zijn. De vrouw die samen met [naam Vietnamese vrouw] was, bleek [T.N.G.C.] te heten. Toen de verbalisanten hen vroegen waar ze [naam Vietnamese vrouw] van kenden en waar ze naar toe gingen, kregen zij van [D.S.T.] en [T.N.G.C.] verschillende antwoorden.
De oudere vrouw waarmee [naam Vietnamese vrouw] samen werd gezien, bleek [O.N.] te zijn. Bij verhoor heeft zij verklaard dat zij [naam Vietnamese vrouw] op het station in Venlo had zien lopen met een zware koffer en een baby. Zij heeft haar vervolgens hulp aangeboden. Toen haar bleek dat [naam Vietnamese vrouw] geen plek had om naar toe te gaan, heeft zij [naam Vietnamese vrouw] mee naar huis genomen en daar heeft [naam Vietnamese vrouw] vervolgens overnacht. [naam Vietnamese vrouw] heeft die avond met de telefoon van [O.N.] naar haar vriend gebeld en hem sms-berichten gestuurd. De verbalisanten hebben die telefoon onderzocht. Daaruit is gebleken dat naar het nummer [telefoonnummer] is gebeld en dat er berichten naar dit nummer zijn verstuurd in de Vietnamese taal. [O.N.] heeft verder nog verklaard dat zij op een bepaald moment de telefoon heeft overgenomen en dat zij een Nederlands sprekende persoon aan de lijn heeft gekregen. Deze persoon vertelde dat hij met [naam Vietnamese vrouw] had afgesproken om haar de volgende ochtend om 7:00 uur op te halen in Venlo. Dat vond [O.N.] te vroeg en zij heeft toen met de man om 10:00 uur afgesproken.
Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer [telefoonnummer] van verdachte is. De vertaling van het verzonden sms-bericht luidt: ‘Hoi ik ben in nood’ / ‘hoi, hier is [naam Vietnamese vrouw] . Bel me terug naar dit nummer’. Uit onderzoek volgde ook dat het telefoonnummer [telefoonnummer] het nummer was dat steeds naar de telefoon van [naam Vietnamese vrouw] belde toen haar telefoon in beslag was genomen, waarbij het display dan elke keer oplichtte met de tekst [naam verdachte] . In de telefoon van [naam Vietnamese vrouw] werden ook diverse sms-berichten naar [naam verdachte] aangetroffen op het nummer [telefoonnummer] .
[T.N.G.C.] is door de verbalisanten gehoord. Zij heeft verklaard dat zij een relatie heeft met verdachte en met hem samenwoont in zijn woning aan de [adres] te Reuver. Zij heeft verklaard dat zij op 13 september 2013 via Western Union Money Transfer € 1.000,00 heeft overgemaakt naar [C.H.] in Tsjechië. Dat zij deze transactie heeft verricht, bleek bij nader onderzoek te kloppen. Zij heeft verklaard vaker voor verdachte geldbedragen overgemaakt te hebben via Western Union Money Transfer. Zij heeft ook verklaard dat verdachte vaker vrienden uit Tsjechië laat overkomen. Zij dacht dat [naam Vietnamese vrouw] te werk zou worden gesteld in Nederland of dat [naam Vietnamese vrouw] iets met verdachte zou hebben.
Ook verdachte heeft een verklaring afgelegd. Hij verklaarde dat zijn huis in Reuver werd gebruikt als een soort doorvoerhuis. Er komen mensen uit Tsjechië, die de volgende dag weer door andere mensen worden opgehaald. Hij werd door mensen benaderd om [naam Vietnamese vrouw] ergens onder te brengen. Het probleem was dat hij geen werk voor haar had op dat moment. Toch heeft zijn baas, die in Tsjechië woont, bepaald dat zij naar Nederland gebracht zou worden. Hij moest vervolgens de taxichauffeurs betalen. Daartoe is door zijn vriendin geld overgemaakt naar Tsjechië. Het was zijn taak om [naam Vietnamese vrouw] een rondleiding te geven. Verdachte heeft toegegeven dat er verschillende mensen vanuit Tsjechië naar hem toe zijn gebracht om in een hennepplantage te gaan werken.
Ook door [naam Vietnamese vrouw] zijn verklaringen afgelegd. De raadsman heeft verzocht om haar aanvullend te mogen horen. [naam Vietnamese vrouw] blijkt echter op geen enkele wijze nog traceerbaar. Gelet hierop acht de rechtbank het onaannemelijk dat [naam Vietnamese vrouw] nogmaals als getuige kan worden gehoord. De rechtbank ziet dan ook af van oproeping van [naam Vietnamese vrouw] . De rechtbank stelt vast dat de verdediging [naam Vietnamese vrouw] aldus niet effectief heeft kunnen ondervragen over haar bij de Koninklijke Marechaussee en de Dienst Terugkeer & Vertrek van het Ministerie van Veiligheid en Justitie afgelegde, voor de verdachte belastende, verklaringen.
In het licht van de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) is het gebruik voor het bewijs van de verklaringen van [naam Vietnamese vrouw] in een geval als de onderhavige eerst dan niet in strijd met artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), als de onmogelijkheid [naam Vietnamese vrouw] te ondervragen op andere wijze voldoende is gecompenseerd of de betrokkenheid van de verdachte in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen en dit steunbewijs betrekking heeft op die onderdelen van diens verklaring die door de verdachte zijn betwist. De rechtbank verwijst in dit verband naar onder meer de uitspraak van het EHRM van 10 juli 2012 (Vidgen tegen Nederland, ECLI:NL:XX:2012:BX3071LJN BX3071), waarin, onder verwijzing naar haar eerdere rechtspraak, is overwogen dat: ‘The Court recalls that the guarantees in paragraph 3(d) of Article 6 are specific aspects of the right to a fair hearing set forth in paragraph 1 of this provision which must be taken into account in any assessment of the fairness of proceedings. In addition, the Court’s primary concern under Article 6 § 1 is to evaluate the overall fairness of the criminal proceedings (…). In making this assessment the Court will look at the proceedings as a whole having regard to the rights of the defence but also to the interests of the public and the victims that crime is properly prosecuted (…) and, where necessary, to the rights of witnesses (…). It is also recalled in this context that the admissibility of evidence is a matter for regulation by national law and the national courts and that the Court’s only concern is to examine whether the proceedings have been conducted fairly.
Article 6 § 3(d) enshrines the principle that, before an accused can be convicted, all evidence against him must normally be produced in his presence at a public hearing with a view to adversarial argument. Exceptions to this principle are possible but must not infringe the rights of the defence, which, as a rule, require that the accused should be given an adequate and proper opportunity to challenge and question a witness against him, either when that witness makes his statement or at a later stage of proceedings (…).
Having regard to the Court’s case-law, there are two requirements which follow from the above general principle. First, there must be a good reason for the non-attendance of a witness. Second, when a conviction is based solely or to a decisive degree on depositions that have been made by a person whom the accused has had no opportunity to examine or to have examined, whether during the investigation or at the trial, the rights of the defence may be restricted to an extent that is incompatible with the guarantees provided by Article 6 (the so-called ‘sole or decisive rule’). (…)
‘Decisive’ in this context means more than ‘probative’. It further means more than that, without the evidence, the chances of a conviction would recede and the chances of an acquittal advance, a test which (…) would mean that virtually all evidence would qualify. Instead, the word ‘decisive’ should be narrowly understood as indicating evidence of such significance or importance as is likely to be determinative of the outcome of the case. Where the untested evidence of a witness is supported by other corroborative evidence, the assessment of whether it is decisive will depend on the strength of the supportive evidence; the stronger the corroborative evidence, the less likely that evidence of the absent witness will be treated as decisive’.
De rechtbank verwijst voorts naar de uitspraken van de Hoge Raad van 29 januari 2013 (ECLI:NL:HRL2013:BX5539) en 22 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:1020), waarin de hiervoor genoemde jurisprudentie wordt bevestigd. Door de verdediging is aangevoerd dat de veroordeling niet in beslissende mate gebaseerd mag zijn op de verklaring van [naam Vietnamese vrouw] , omdat zij [naam Vietnamese vrouw] niet heeft kunnen ondervragen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [naam Vietnamese vrouw] essentieel zijn om te begrijpen hoe [naam Vietnamese vrouw] vanuit Praag in Reuver terecht is gekomen, wie daarbij een rol hebben gespeeld en vooral wat die personen (inclusief verdachte) wisten omtrent de al dan niet illegale status van [naam Vietnamese vrouw] . Haar verklaringen zijn ook essentieel om de samenhang tussen en met de overige informatie in het dossier hierover te beargumenteren. Vaststaat dat [naam Vietnamese vrouw] niet getraceerd is en dat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest [naam Vietnamese vrouw] te bevragen. Haar verklaringen kunnen derhalve alleen voor het bewijs worden gebruikt als er compenserende factoren aanwezig zijn, die de (door de verdachte betwiste) juistheid van de verklaringen van [naam Vietnamese vrouw] ondersteunen. In het dossier bevinden zich echter geen andere bewijsmiddelen die als (een) dergelijke compenserende factor(en) gezien kan (kunnen) worden. Als onder die omstandigheden in de bewijsconstructie toch de verklaringen van [naam Vietnamese vrouw] zouden worden gebruikt, zou dat een schending van artikel 6, eerste lid en derde lid, aanhef en onder d, van het EVRM opleveren. De rechtbank zal daarom de verklaringen van [naam Vietnamese vrouw] niet gebruiken voor het bewijs.
In het dossier is er naar het oordeel van de rechtbank overigens geen bewijs waaruit kan worden afgeleid dat verdachte wist dan wel ernstige reden had te vermoeden dat de toegang tot of doorreis van [naam Vietnamese vrouw] door Nederland, dan wel haar verblijf in Nederland, wederrechtelijk was. De rechtbank komt dan ook niet tot een bewezenverklaring van een van de varianten van het onder feit 1 ten laste gelegde. Verdachte zal daarom integraal van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2Feit 2
Op 3 juni 2014 heeft de politie de woning van verdachte, gelegen aan de [adres] te Reuver, doorzocht. Daarbij zijn acht grote tassen met hennep/henneptoppen en hasjiesj aangetroffen. Uit onderzoek en testen is gebleken dat het ging om in totaal ongeveer 11,1 kilogram hennep en 101 gram hasjiesj.
Verdachte heeft verklaard dat hij werkt voor de Vietnamees [V.] , die in Tsjechië woont. Bedrijfsmakelaars in Nederland zorgen voor panden, waarvoor hij de huur en de borg betaalt. Die bedragen betaalt hij van het geld dat hij vooraf van [V.] krijgt.
[V.] betaalt hem maandelijks een basissalaris van € 3.000,00. [V.] stuurt mensen vanuit Tsjechië naar zijn, verdachtes, woning in Reuver. Met die mensen gaat verdachte de hennepkwekerijen opbouwen. Door die mensen uit Tsjechië worden de plantages onderhouden. Zijn huis wordt ook gebruikt voor de opslag van door hen geoogste hennep.
Gelet op het aantreffen van de hennep en hasjiesj in de woning van verdachte en zijn bekennende verklaring acht de rechtbank, anders dan de verdediging, bewezen dat verdachte samen met anderen hennep en hasjiesj in zijn woning te Reuver aanwezig heeft gehad. Van het op of omstreeks 3 juni 2014 bereiden, bewerken en/of verwerken van hennep en/of hasjiesj in zijn woning te Reuver zal verdachte worden vrijgesproken omdat daarvoor onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is.