Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
[belanghebbende],
[belanghebbende],
1.Het verloop van de procedure
- het op 1 augustus 2013 door [verzoeker] ingediende verzoekschrift;
- de op 11 september 2013 ingekomen brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, waarin deze heeft aangegeven geen belanghebbende te zijn ten aanzien van het voorliggende verzoek ter zake de erkenning. Bovendien heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage daarin aangegeven dat bij de door [verzoeker] overgelegde stukken een verklaring is gevoegd welke gezien kan worden als erkenning ongeboren vrucht, opgemaakt voor het tijdstip van geboorte. Volgens dit stuk zou genoemde verklaring zijn aangetekend op de daarbij behorende geboorteakte. Deze akte is door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage niet als zodanig aangetroffen, maar volgens hem wel van belang. Uit de overgelegde stukken valt niet op te maken op welk moment de afstamming van [verzoeker] tot de man heeft plaatsgevonden;
- de op 24 september 2013 ingekomen brief, met bijlagen, van [verzoeker].
- de op 21 maart 2014 ingekomen brief, met bijlagen, van [verzoeker];
- de op 30 april 2014 ingekomen brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, waarin deze heeft meegedeeld dat uit de door [verzoeker] in het geding gebrachte stukken van de ambtenaar van de burgerlijke stand te [geboorteplaats] blijkt dat [verzoeker] in overeenstemming met het Tsjechische recht als ongeboren vrucht door de man is erkend waardoor hij direct door de geboorte in familierechtelijke betrekking tot de man is komen te staan.
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
[1992] in Tsjechië gedane erkenning van [verzoeker] als zijn kind naar Tsjechisch recht rechtsgeldig tot stand is gekomen. Die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Zij overweegt daartoe als volgt. [verzoeker] heeft zijn geboorteakte, opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand te [geboorteplaats], in het geding gebracht en op die geboorteakte staat de man als de vader van [verzoeker] vermeld. Hiernaast heeft [verzoeker] een gewaarmerkte verklaring, eveneens opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand te [geboorteplaats], in het geding gebracht, waarin wordt bevestigd dat de geboorte van [verzoeker] in het register van geboorten van het Stadsdeel [geboorteplaats] is opgenomen en dat de man daarin als vader van [verzoeker] is vermeld en de moeder als moeder van [verzoeker]. Daarnaast is in die verklaring vermeld dat in de rubriek “aantekeningen en wijzigingen”, die naar de rechtbank aanneemt onderdeel is van het register van geboorten, is aangetekend: “
Beide ouders erkennen hun ouderschap van het hierboven genoemde kind, ten overstaan van het Stadsdeel van [geboorteplaats] 7, op [1992]. De achternaam van het kind is “[achternaam].” Deze aantekening is ingeschreven op 1 februari 1993 door de ambtenaar mevr. Špálová.”. Hiermee staat naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam vast dat het vaderschap van de man door een overeenstemmende verklaring van de man en de moeder, zijnde de ouders, afgelegd op [1992] ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand te [geboorteplaats], is vastgesteld en na de geboorte van [verzoeker] is ingeschreven in het register van geboorten te [geboorteplaats]. Gelet hierop en gelet op de in Tsjechië in de Familiewet van 4 december 1963 neergelegde bepalingen ter zake de vaststelling van het vaderschap, komt de rechtbank tot de conclusie dat de rechtshandeling waarbij de familierechtelijke betrekking tussen [verzoeker] en de man is vastgesteld, is neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte. Aldus stelt de rechtbank vast dat de erkenning door de man van [verzoeker] als zijn kind naar Tsjechisch recht rechtsgeldig is tot stand gekomen.
5.De beslissing
's-Hertogenbosch: