In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 16 september 2014 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning eerste fase voor de activiteit 'milieu', verleend aan de maatschap [derde belanghebbende] voor het uitbreiden van een vleesvarkensbedrijf in de gemeente Peel en Maas. De vergunning betreft de oprichting van twee vleesvarkensstallen voor in totaal 2.976 vleesvarkens, waarbij de eerder verleende vergunning voor 504 vleesvarkens vervalt. De eisers, bewoners van de nabijgelegen woningen, hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders, waarin zij hun bezwaren tegen de vergunning hebben uiteengezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inrichting waarvoor de vergunning is verleend, gedeeltelijk overlapt met de eerder vergunde inrichting en dat er sprake is van een uitbreiding, waardoor de aanvraag niet als een nieuwe inrichting kan worden gekwalificeerd.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers, waaronder de noodzaak van een milieueffectrapportage (MER) en de gevolgen voor de gezondheid en het milieu, beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de vergunning op goede gronden is verleend, waarbij de relevante wet- en regelgeving, zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer (Wm), in acht zijn genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bezwaren van eisers niet voldoende onderbouwd zijn en dat de vergunninghoudster de nodige maatregelen heeft getroffen om de milieueffecten te beheersen. Het beroep van eisers is ongegrond verklaard, en het beroep van één eiser is niet-ontvankelijk verklaard omdat deze niet in de nabijheid van de inrichting woont.