In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, vordert de huurder schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis dat hem verplicht tot ontruiming van de woning. De huurder, eiser, heeft een ontbindingsvonnis ontvangen van de kantonrechter, waarin de huurovereenkomst met de verhuurster, gedaagde, is ontbonden. Eiser heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld en vraagt nu om schorsing van de ontruiming totdat het hof heeft beslist op zijn incidentele vordering. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van misbruik van recht of van een kennelijke misslag in het ontbindingsvonnis. Eiser heeft weliswaar betalingen gedaan, maar deze zijn niet voldoende om de huurachterstand te rechtvaardigen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de huurder niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een noodtoestand ontstaat bij voortgang van de executie. De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter benadrukt dat de belangen van gedaagde, die al lange tijd in een conflict met eiser verkeert, ook zwaar wegen in deze beslissing. De uitspraak is gedaan door mr. W.E. Elzinga op 31 juli 2014.