In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 14 juli 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonservice Urbanus en de huurder, [gedaagde 1], en zijn bewindvoerder, [gedaagde 2]. De zaak betreft de ontruiming van een huurwoning die door de burgemeester van Venlo is gesloten vanwege de ontdekking van een hennepkwekerij. Woonservice Urbanus heeft de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden op basis van artikel 7:231 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en vordert in kort geding ontruiming van het gehuurde.
De rechtbank overweegt dat de sluiting van de woning door de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet de verhuurder het recht geeft om de huurovereenkomst te ontbinden. De voorzieningenrechter stelt vast dat de huurovereenkomst niet meer kan worden nageleefd, omdat de woning niet meer ter beschikking staat voor de huurder. De huurder en zijn bewindvoerder hebben verweer gevoerd, maar de rechtbank oordeelt dat de verhuurder voldoende heeft aangetoond dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de bewindvoerder in de plaats treedt van de huurder en dat de vordering tot ontruiming zowel tegen de bewindvoerder als de huurder kan worden ingesteld. De voorzieningenrechter heeft de ontruiming van de woning bevolen, met de mogelijkheid voor Woonservice Urbanus om de ontruiming te laten uitvoeren met behulp van de sterke arm van justitie en politie, indien nodig. De proceskosten zijn toegewezen aan Woonservice Urbanus, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.