Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.De vorderingen en de grondslagen daarvan
- dat niet is voldaan aan de publicatieplicht van art. 2:394 BW;
- dat niet is voldaan aan de boekhoud- en bewaarplicht van art. 2:10 BW;
- dat het bestuur er een gewoonte van maakte externe partijen, waaronder belangrijke relaties als Fortis, Commerzbank, Coface en Albert Heijn, bewust onjuist of onvolledig te informeren over de financiële positie van de vennootschappen;
- dat de liquiditeitsratio vanaf eind 2001 al te laag was en het solvabiliteitspercentage vanaf begin 2003 al negatief en dat in elk geval begin 2004 de vennootschappen feitelijk failliet waren, hetgeen met onjuiste winstcijfers werd verborgen voor de
- dat het bestuur een ernstig verwijt kan worden gemaakt van het feit dat de belangrijkste afnemer Albert Heijn de commerciële relatie heeft verbroken;
- dat in de periode december 2004 - maart 2005, waarin het bestuur wist dat de crediteuren niet betaald zouden kunnen worden, ten behoeve van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en aan hen gelieerde vennootschappen grote bedragen aan de vennootschappen zijn onttrokken, te weten € 1.017.876,59 ten behoeve van [gedaagde 1] en € 887.199,57 ten behoeve van [gedaagde 2], welke bedragen door hen vervolgens contant zijn opgenomen;
- dat op het loon van werknemers tot circa € 200.000,- aan pensioenpremies in ingehouden maar niet afgedragen;
- dat een rekening van [naam] Holding B.V. bij SNS waarop in 2002 € 2.8 miljoen van het Saneringsfonds Varkensslachterijen en in 2003 € 9.5 miljoen ter zake de verkoop van slachtrechten is binnengekomen geruime tijd buiten de boekhouding is gehouden, evenals een rekening bij HSBC;
- dat in 2002 en 2003 ca. € 5.3 miljoen is “rondgepompt” tussen rekeningen van de vennootschappen - van SNS via HSBC in Londen naar Commerzbank – met als onjuist betalingskenmerk “betaling Engelse debiteuren”.
- dat volgens overgelegde schriftelijke verklaringen van drie werknemers die deel uitmaakten van het managementteam [gedaagde 1] en [gedaagde 2] beiden het concern bestuurden;
- dat het voor de vennootschappen belangrijke contract met Albert Heijn mede door [gedaagde 2] is getekend;
- dat [gedaagde 2] de contactpersoon was voor Albert Heijn;
- dat de vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst van 26 augustus 2004 door [gedaagde 2] is getekend als “bestuurder/directeur/aandeelhouder”;
- dat [gedaagde 2] de opdrachtgever en contactpersoon was met betrekking tot diverse leveranciers;
- dat niet alleen [gedaagde 1] maar ook [gedaagde 2] regelmatig betalingsopdrachten tekende aan Commerzbank en Interpay en een contra-garantie tekende voor SNS voor € 1 miljoen;
- dat [gedaagde 2] zich, soms samen met [gedaagde 1] en soms alleen, bemoeide met personeelsaangelegenheden;
- dat het salaris van [gedaagde 2] nadat hij was uitgeschreven als bestuurder onveranderd en gelijk aan dat van [gedaagde 1] bleef;
- dat [gedaagde 2] het directieverslag over 2002, gedateerd 1 oktober 2004, mede heeft getekend.