4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte op 17 augustus 2013 in de ochtend speelhal/casino Super Game in Roermond binnen is gegaan. Hij had een petje op en droeg een zonnenbril en had zijn gezicht met wat wit poeder geschminkt. Nadat een medewerkster van Super Game hem op het dragen van het petje had aangesproken, heeft hij haar vastgepakt en is zij ten val gekomen. Verdachte heeft zich daarna meester gemaakt van haar sleutelbos, is naar de uitgang gerend, heeft met behulp van een sleutel aan die bos de deur geopend en heeft het pand verlaten. Na zijn aanhouding bleek hij twee stukjes touw bij zich te hebben, een rol verband, zakjes met wit poeder en een mes.
Verdachte heeft verklaard dat het zijn bedoeling was om een overval te plegen op de Super Game die ochtend omdat hij financiële problemen had, en dat hij zich met dat doel had vermomd en de stukjes touw en het verband bij zich had om de medewerkster vast te binden. Hij had het plan de avond voor 17 augustus 2013 bedacht.
Om te komen tot een bewezenverklaring van een strafbare poging tot het plegen van een overval is het nodig dat het voornemen van de verdachte zich heeft geopenbaard door een begin van uitvoering van het misdrijf. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een gedraging die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van de voorgenomen overval. Hiervoor kan doorslaggevend zijn welke indruk het tafereel maakt op de gemiddelde waarnemer.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in dit geval geen sprake van een gedraging die naar haar uiterlijke verschijningsvorm moet worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van de voorgenomen overval. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft na zijn aanhouding tegenover de politie verklaard, en dat heeft hij ter zitting herhaald, dat hij toen hij eenmaal binnen in de Super Game was, afzag van zijn plan op de speelhal te overvallen. Hij heeft verklaard dat hij de vrouw ten val heeft gebracht en haar sleutelbos in handen heeft gekregen. Hij heeft ontkend iets tegen haar te hebben gezegd.
De medewekster van de Super Game die door verdachte ten val is gebracht, heeft verklaard dat zij verdachte heeft aangesproken op het dragen van het petje en dat zij dacht dat verdachte iets tegen haar had, dat zijn gedrag tegenover haar iets persoonlijks was. Zij heeft hem niet om geld horen vragen. Volgens haar heeft hij niets gezegd. Pas toen verdachte na zijn aanhouding in de speelhal op een stoel zat, zag zij dat hij wat wits op zijn wang had. Degene tegen wie het gedrag van verdachte was gericht, de medewerkster van de speelhal, realiseerde zich dus niet dat ze te maken had met een man die een overval wilde plegen op de speelhal. De bril, de pet en de schmink noch het feit dat hij op haar afkwam en haar ten val bracht, waren voor haar reden te denken dat verdachte bezig was een overval te plegen.
Bij de beoordeling dient nog te worden betrokken dat er één persoon is die - als enige - heeft verklaard dat hij iemand heeft horen roepen “Overval, overval”, voordat hij zich omdraaide van een speeltafel verderop in de zaak en de medewerkster van de Super Game en een man op de grond zag liggen. Deze woorden zijn op zich een duidelijke aanwijzing wat iemand op dat moment aan het doen is, namelijk een overval plegen. Omdat in deze zaak verder niemand, noch de medewerkster die tegen de grond werd gewerkt, noch een andere getuige, noch verdachte, melding maakt van deze woorden, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat die woorden door verdachte zijn geuit. Om die reden neemt de rechtbank dit aspect niet mee bij de beoordeling van de poging.
Ook de twee stukjes touw, het verband, het mes en de witte schmink spelen naar het oordeel van de rechtbank geen rol bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een strafbare poging. Die spullen had verdachte in zijn kleding zitten en niemand heeft die spullen waargenomen tijdens het incident in de Super Game waar de medewerkster bij was betrokken. De schmink op het gezicht is toen ook door niemand waargenomen.
Gelet op al het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat - naast de medewerkster van Super Game - ook de gemiddelde waarnemer hier in redelijkheid niet tot de conclusie zou komen dat de gedragingen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm waren gericht op voltooiing van de overval. Het enkele opvatten van het plan om de overval te plegen, het betreden van de Super Game, het ten val brengen van de medewerkster en het pakken van haar sleutelbos, is daartoe onvoldoende. Er is dus geen sprake van een strafbare poging tot het plegen van het misdrijf, zoals in het primair en subsidiair ten laste gelegde is gesteld. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de hele tenlastelegging en de voorlopige hechtenis per direct opheffen.