In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg op 17 maart 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van de eigenaar van de coffeeshop The Brothers in Heerlen. De burgemeester van Heerlen had op 18 februari 2014 besloten de coffeeshop te sluiten voor de duur van twaalf maanden, naar aanleiding van een schietincident dat op 24 januari 2014 in de coffeeshop had plaatsgevonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester op grond van artikel 174 van de Gemeentewet bevoegd was om de tijdelijke sluiting te bevelen, gezien de ernst van het schietincident en de mogelijke bedreiging van de openbare orde.
De voorzieningenrechter heeft echter ook benadrukt dat de burgemeester in de bezwaarfase moet onderzoeken of de sluiting van de coffeeshop daadwerkelijk noodzakelijk is en of er een directe relatie bestaat tussen het schietincident en de coffeeshop. De voorzieningenrechter vond het verzoek om een voorlopige voorziening niet toewijsbaar, maar erkende het spoedeisende belang van de verzoeker, die personeel in dienst had en financieel geraakt werd door de sluiting. De rechter concludeerde dat de sluiting op zichzelf niet onredelijk was, maar dat de burgemeester in de heroverweging in de bezwaarfase moet motiveren waarom een sluiting van twaalf maanden gerechtvaardigd is.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft de burgemeester aangespoord om voortvarend te werk te gaan in de bezwaarfase, waarbij een volledige heroverweging van de situatie noodzakelijk is. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging tussen de belangen van de verzoeker en de bescherming van de openbare orde.