Overwegingen
1. Op 13 december 2012 heeft Edelchemie een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu ingediend voor de tijdelijke opslag van gips, los gestort, 3.000 ton, zwavelslib, 200 ton, obsidiaan, 2500 ton en latex in IBC’s, 200 ton, voor de duur van twee jaar. De aanvraag, het ontwerpbesluit van 7 juni 2013 met bijbehorende stukken en de ontwerp-verklaring van geen bedenkingen hebben, na rectificatie van de kennisgeving, vanaf 17 juli 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Bij brief van 17 oktober 2013 hebben eisers zienswijzen ingediend. GS hebben op 17 december 2013 de verklaring van geen bedenkingen geweigerd voor de gevraagde omgevingsvergunning.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit - voor zover van belang - primair op het standpunt dat de zienswijzen te laat zijn ingediend en niet-ontvankelijk zijn. Subsidiair heeft verweerder inhoudelijk gereageerd op de zienswijzen.
3. Eisers voeren - voor zover van belang - aan dat de zienswijzen niet te laat zijn ingediend, nu het ontwerpbesluit ten onrechte niet is toegezonden aan Edelchemie, zijnde de aanvrager. Gelet hierop is het ontwerpbesluit niet op de juiste wijze bekend gemaakt. Indien het ontwerpbesluit wel op de juiste wijze bekend is gemaakt, dan kan het (niet tijdig) indienen van zienswijzen eisers niet worden verweten. Eerst op 10 oktober 2013 zijn eisers bekend geworden met het ontwerpbesluit, waarna zij binnen een redelijke termijn zienswijzen hebben ingediend.
4. In artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat
onder belanghebbende wordt verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
In artikel 1:2, derde lid, van de Awb is bepaald dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
In artikel 2:1 van de Awb is bepaald dat een ieder zich ter behartiging van zijn belangen in het verkeer met bestuursorganen kan laten bijstaan door een gemachtigde of door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
In artikel 3:11, eerste lid, van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage legt.
In artikel 3:12, eerste lid, van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis geeft van het ontwerp.
In artikel 3:13, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het besluit tot een of meer belanghebbenden zal zijn gericht, het bestuursorgaan voorafgaand aan de terinzagelegging het ontwerp aan hen toezendt, onder wie begrepen de aanvrager.
In artikel 3:15, eerste lid, van de Awb is bepaald dat belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren kunnen brengen.
In artikel 3:16, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken bedraagt. In het tweede lid is bepaald dat de termijn aanvangt met ingang van de dag waarop het ontwerp ter inzage is gelegd.
In artikel 6:13 van de Awb is bepaald dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter.
5. De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de ambtshalve te beantwoorden vraag of Phoenica B.V., [eiser1], [eiser2], [eiser3], [eiser4] en Edelchemie Benelux bvba belanghebbenden zijn als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb bij het bestreden besluit. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief en actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. De aanvraag is blijkens het aanvraagformulier ingediend door Edelchemie en niet tevens door de overige eisers. Uit de stukken blijkt niet dat [eiser1] op ander wijze dan als directeur en bestuurder van Edelchemie een belang heeft dat bij het bestreden besluit is betrokken. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat [eiser1] geen rechtstreeks, maar slechts een afgeleid belang heeft bij het bestreden besluit en daarom niet kan worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. De overige hiervoor genoemde eisers hebben evenmin een rechtstreeks belang bij het bestreden besluit. Phoenica B.V. en Edelchemie Benelux bvba kunnen niet als belanghebbenden in de zin van artikel 1:2, derde lid, van de Awb worden aangemerkt. [eiser2] en [eiser3] zijn als bestuurders van Phoenica B.V. evenmin belanghebbenden. Het beroep moet daarom, voor zover het door Phoenica B.V., [eiser1], [eiser2], [eiser3], [eiser4] en Edelchemie Benelux bvba is ingesteld, reeds daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. Naar aanleiding van verweerders standpunt dat Edelchemie te laat zienswijzen heeft ingediend, terwijl door Edelchemie niet is betwist dat het ontwerpbesluit op 10 juni 2013 is verzonden aan [organisatie], ter attentie van[naam], overweegt de rechtbank het volgende. Niet is betwist, en blijkt uit de stukken, dat de kennisgeving van het ontwerpbesluit heeft plaatsgevonden in het gemeenteblad van 26 juni 2013 en is gerectificeerd in het gemeenteblad van 17 juli 2013. Van het ontwerpbesluit is derhalve op geschikte wijze kennis gegeven. Blijkens de gerectificeerde kennisgeving hebben de aanvraag en het ontwerpbesluit met ingang van 17 juli 2013 ter inzage gelegen. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen over het ontwerpbesluit liep dan ook, gelet op artikel 3:16 van de Awb, van 17 juli 2013 tot en met 27 augustus 2013. Niet betwist is dat Edelchemie bij brief van 17 oktober 2013 zienswijzen heeft ingediend. Gelet hierop heeft Edelchemie niet tijdig een zienswijze naar voren gebracht. Blijkens de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 november 2013 (ECLI: NL:RVS:2013:2157) moet onder het niet naar voren brengen van zienswijzen als bedoeld in artikel 6:13 van de Awb mede worden verstaan het niet tijdig naar voren brengen van zienswijzen. Ten aanzien van het betoog van Edelchemie dat haar redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij niet tijdig zienswijzen naar voren heeft gebracht, nu het ontwerpbesluit niet is toegezonden aan de aanvrager, overweegt de rechtbank als volgt.
Eerst ter zitting heeft Edelchemie zich op het standpunt gesteld dat [organisatie] niet kunnen worden aangemerkt als gemachtigde in de zin van de Awb. Echter, blijkens de aanvraag en het daarbij behorende aanvraagformulier (gemachtigde bedrijf) is [organisatie] uitdrukkelijk aangeduid als de gemachtigde van Edelchemie. Gelet hierop diende verweerder ervan uit te gaan dat [organisatie], zijnde een professionele en ervaren organisatie op het gebied van (aanvragen van) omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu, als gemachtigde ten aanzien van de aanvraag optrad. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, onder meer uitspraak van 30 augustus 2006 (ECLI:NL:RVS:2006:AY7129), moet, gelet op de totstandkoming van artikel 2:1, eerste lid, van de Awb, worden geoordeeld dat het optreden van een gemachtigde tot gevolg heeft dat het contact met de belanghebbende in beginsel via de gemachtigde verloopt. Nu niet betwist is dat verweerder het ontwerpbesluit en de rectificatie naar [organisatie] heeft gestuurd, betekent het feit dat het ontwerpbesluit niet aan Edelchemie is toegezonden niet dat het niet (tijdig) naar voren brengen van zienswijzen Edelchemie redelijkerwijs niet kan worden verweten. Verweerder heeft immers het ontwerpbesluit gestuurd naar degene die verweerder als gemachtigde van Edelchemie mocht beschouwen en was derhalve niet gehouden om het ontwerpbesluit ook nog rechtstreeks naar Edelchemie te sturen. 7. Ook het beroep van Edelchemie is derhalve niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.