4.4.1De bewijsmiddelen
De verdachte heeft verklaard – zakelijk weergegeven –:
Op 7 mei 2013 reed ik samen met mijn partner over de Geysselberg. Ik zag mensen lopen en ik week uit naar links. Toen ik de mensen voorbij reed, hoorde ik een klap. Ik stopte meteen. Ik zag iemand liggen. Daarna zag ik dat van de aanhangwagen een rek was geschoven. Het rek stak één tot anderhalve meter uit. Ik had het ijzer vastgemaakt met drie spanbanden. Ik had geen net gebruikt. Ik had dit net wel bij me. Na het ongeval hing de middelste spanband los.
De lading bestond uit schroot en ijzer. Wat tonnen en bussen, wat buizen, prikkeldraad, een oven, twee ijskasten, meen ik. Toen ik uitstapte zag ik twee personen op de grond liggen. Een van hen stond ook weer op. Ik zag dat die andere persoon bleef liggen. Bij de aanhangwagen zag ik dat er een stang was gedraaid. Een ijzeren stang was van de aanhangwagen afgedraaid, naar rechts toe. Ik denk dat die stang wel anderhalve meter uitstak.
Getuige [partner so 1] heeft het volgende verklaard – zakelijk weergegeven –:
Vandaag, 7 mei 2013, zijn wij met zijn allen gaan wandelen. Omstreeks 14:30 uur liepen we aan de zijde van Wellerlooi over een rustige binnenweg, ongeveer parallel aan de Maas richting de Maasbrug in Well. We liepen allemaal uiterst rechts van deze weg op het asfalt. Ik liep achteraan en had mijn kleinzoon [naam 1] op mijn nek. Volgens mij liep mijn zoon [naam 2] direct voor mij. Hij duwde de kinderwagen met daarin [naam 3]. Volgens mij liepen mijn vrouw en schoondochter [slachtoffer 2] naast elkaar vooraan. Ik hoorde de bestelauto naderen en keek om. Ik zag dat het een bestelbus was. Ik waarschuwde de anderen en zag dat we allemaal uiterst rechts liepen. Op het moment dat die bestelbus mij passeerde, zag ik dat er een aanhangwagen achter zat. Ik zag dat de bestelbus met een bocht om ons heen reed. Ik schat de afstand tussen de bus en mijn persoon op ongeveer één meter. Ik zag dat mijn vrouw en [slachtoffer 2] werden geraakt door iets wat leek op twee buizen die uitstaken van de aanhangwagen achter die bestelbus. Ik schat dat die buizen ongeveer één meter uitstaken rechts van de aanhangwagen. Ik zag dat mijn vrouw en [slachtoffer 2] werden meegesleurd door die buizen op de aanhangwagen. Direct hierop zag ik [slachtoffer 2] vallen. Ik zag dat mijn vrouw nog een paar meter werd meegesleurd, waarna zij ook viel. Ik zag direct dat het heel ernstig was met mijn vrouw. Ik zag dat zij direct buiten kennis was geraakt. Zij had een ernstige hoofdwond. Er kwam bloed uit haar oren.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd – zakelijk weergegeven –:
Op dinsdag 7 mei 2013 te 14:34 uur kreeg ik kennis van een verkeersongeval. Dit ongeval had plaatsgehad op 7 mei 2013 op de Geysselberg te Wellerlooi, in de gemeente Bergen (L). Bij het ongeval waren betrokken:
- een bestelauto van het merk/type Renault Master, bestuurd door [verdachte];
- een aanhanger;
- de voetgangers [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [naam 2] en [partner so 1].
De rijbaan ter plaatse van het ongeval bestond uit bitumen en verkeerde in een goede staat van onderhoud. Ten tijde van het ongeval was het licht en droog. Er waren geen atmosferische omstandigheden aanwezig die van invloed konden zijn geweest op de aanrijding (de rechtbank leest: op het ongeval).
In de bedrijfsauto lagen spanbanden, een afdeknet en een zeil.
De rechtbank heeft het volgende waargenomen:
Op de foto’s 15 en 17 op de respectieve pagina’s 37 en 39 van de doornummering heeft de rechtbank waargenomen dat de lading van de aanhangwagen een onregelmatige lading betrof met veel losse onderdelen en dat de aanhangwagen een laag schutbord heeft waar de lading hoog boven uittorende.
Verbalisant [verbalisant 2] heeft gerelateerd – zakelijk weergegeven –:
Op 8 mei 2013 werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een verkeersongeval met dodelijke afloop op 7 mei 2013. Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen. Bovenop de aanhangwagen, geladen met oud ijzer, welke was betrokken bij het dodelijke verkeersongeval op 7 mei 2013, zag ik een aantal zogenaamde biggenrekken liggen. Deze biggenrekken bestonden uit twee holle pijpen welke aan elkaar verbonden waren. Van het bovenste biggenrek heb ik het uiteinde van de holle pijp, welke niet gevuld was met aarde, bemonsterd op de aanwezigheid van vezels, mogelijk afkomstig van het T-shirt van slachtoffer [slachtoffer 1]. Deze plakfolie is door mij voorzien van SIN AAGF1820NL. Ik heb de hendel, op het uiteinde van het biggenrek, met plakfolie bemonsterd op vezels. Deze plakfolie is door mij voorzien van SIN AAGF1821NL.
Op 14 mei 2013 werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een verkeersongeval met dodelijke afloop op 7 mei 2013. Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen.
Kleding slachtoffer [slachtoffer 1]
- Rood shirt (SIN AAGF1992NL). Ik zag dat dit shirt aan de achterzijde kapot was. Deze beschadiging in het shirt kwam overeen met de plaats van de verwonding op de rug van het slachtoffer.
In het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut is opgenomen – zakelijk weergegeven –:
Er zijn twee hypothesen geformuleerd om de overeenkomsten te evalueren:
Hypothese 1: De vezelsporen vanaf het hek [AAGF1820NL, AAGF1821NL] zijn deels afkomstig uit het T-shirt [AAGF1992NL];
Hypothese 2: De vezelsporen vanaf het hek [AAGF1820NL, AAGF1821NL] zijn afkomstig uit willekeurige andere textiele voorwerpen.
Het T-shirt is aan de achterzijde flink beschadigd. Hierdoor zal het T-shirt gemakkelijk vezels overdragen en worden bij contact met het hek grote aantallen vezelsporen verwacht. Op de zelfklevende folies vanaf het hek [AAGF1820NL, AAGF1821NL] zijn ruim 28 vezelsporen aangetroffen die microscopisch overeenkomen met het T-shirt [AAGF1992 NL].
Als hypothese 2 waar is, dan zijn de aangetroffen, overeenkomende vezelsporen afkomstig uit één of meerdere andere textiele voorwerpen die toevalligerwijs overeenkomende vezels bevatten. Ik acht de kans hierop klein. Rood katoen komt redelijk frequent voor, maar rood katoen uit verschillende bronnen kan vaak onderscheiden worden.
Conclusie
De verkregen resultaten zijn waarschijnlijker wanneer de onderzochte vezelsporen vanaf het hek [AAGF1820NL, AAGF1821NL] deels afkomstig zijn uit het T-shirt [AAGF1992NL] dan wanneer de onderzochte vezelsporen alle afkomstig zijn uit willekeurige andere textiele voorwerpen.
In de akte van overlijden van de gemeente Bergen (Limburg) met aktenummer 200026 is opgenomen – zakelijk weergegeven –:
Op 7 mei 2013 te 15:00 uur is in Bergen (L) overleden: [slachtoffer 1], geboren te [geboorteplaats so 1] op [geboortedatum so 1].
De verbalisanten [verbalisant 2] en Van Kleij hebben gerelateerd – zakelijk weergegeven –:
Op 7 mei 2013 hebben wij, verbalisanten, een forensisch onderzoek ingesteld naar aanleiding van het overlijden van [slachtoffer 1], geboren te [geboorteplaats so 1] op [geboortedatum so 1]. De schouw werd verricht door C.J. van Leeuwen, lijkschouwer. De doodsoorzaak was een uitgebreide schedel-, hersenen- en nekletsel, alsmede ernstige inwendige bloedingen.
Uit de medische verklaring met betrekking tot I. van Genechten blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
De arts, O.B.A. Boelens, chirurg Maasziekenhuis Pantein te Boxmeer, heeft op 7 mei 2013 onderzocht: [slachtoffer 2], geboren te [geboorteplaats so 2] op [geboortedatum so 2]. De arts heeft bij deze persoon waargenomen een zwelling op het voorhoofd rechts en een schaafwond op de elleboog en de onderarm rechts. Volgens de arts is er sprake van een breuk van de linker heupkom in het bekken. Deze breuk is conservatief behandeld – een operatie was niet nodig – vanwege de anatomische stand van de breukdelen. Volgens de arts is geen blijvend letsel te verwachten. De geschatte duur van de genezing bedraagt drie tot zes maanden.
4.4.2Het toetsingskader
Aan de verdachte is primair ten laste gelegd dat hij zich als bestuurder van een bedrijfsauto met aanhangwagen zodanig heeft gedragen dat door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte zou de lading op de aanhangwagen niet deugdelijk hebben bevestigd, gezekerd en/of afgedekt, ten gevolge waarvan voetgangers door een ijzeren rek zouden zijn geraakt. Een van de voetgangers is daarbij om het leven gekomen. Een andere voetganger werd een breuk van de linkerheupkom in het bekken toegebracht.
De rechtbank moet deze zaak beoordelen naar strafrechtelijke normen. Dit betekent dat de rechtbank op de grondslag van de tenlastelegging moet beoordelen hoe de verdachte zich als verkeersdeelnemer heeft gedragen. De rechtbank stelt uitdrukkelijk voorop dat de toets niet ligt bij de vraag of verdachte als bestuurder van de bedrijfsauto met aanhangwagen de optimaal denkbare voorzichtigheid heeft betracht, maar hoe de gemiddelde soortgelijke verkeersdeelnemer zich in soortgelijke situaties behoort te gedragen.
Het begrip ‘schuld’ is een bestanddeel van de tenlastelegging. Dit bestanddeel is vervuld indien de verdachte een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid aan de dag heeft gelegd. Bewezen moet dus worden dat sprake is geweest van (a) onvoorzichtig handelen dat (b) verwijtbaar is, en wel (c) in aanmerkelijke mate.
a.
onvoorzichtigheid
Van onvoorzichtig handelen is sprake indien het handelen wederrechtelijk was en de gevolgen hiervan voorzienbaar waren. De gevolgen van het handelen van de verdachte kunnen daarbij alleen aan hem worden toegerekend indien:
- hij zich wederrechtelijk heeft gedragen,
- hij kon en behoorde te voorzien dat zijn gedrag tot dat gevolg kon leiden,
- dat gevolg dus vermeden had moeten worden en
- hij zijn gedrag dan ook achterwege had moeten laten.
verwijtbaarheid
Bij de verwijtbaarheid dient de onvoorzichtigheid voorafgaand aan het moment van het ongeval te worden beoordeeld.
aanmerkelijke mate
Hierbij gaat het om een grove onachtzaamheid. Beoordeeld dient te worden of verdachte zich zo gevaarlijk heeft gedragen, dat een reële mogelijkheid ontstond dat een ander gedood zou worden, dan wel aan een ander zwaar lichamelijk letsel zou worden toegebracht.
Bij de beantwoording van de vraag of de schuld aan een verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 – in dit geval de
zeer, althans aanmerkelijke, onvoorzichtigheid en/of onoplettendheid– uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, komt het aan op:
- het geheel van gedragingen van de verdachte,
- de aard en de ernst van deze gedragingen en
- de overige omstandigheden van het geval.
Dit betekent dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde schuld. Hiervoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Overigens kan, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit betekent dat, ook indien er, zoals in deze zaak, een dodelijk en een zwaargewond slachtoffer te betreuren zijn, dit feit alleen kan worden bewezen, indien uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op zijn minst aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend is geweest.
4.4.3Vaststelling op grond van de bewijsmiddelen
4.4.3.1 Vaststelling van de feiten
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat:
- de verdachte op 7 mei 2013 als bestuurder van een bedrijfsauto met aanhangwagen heeft gereden over de Geysselberg te Wellerlooi;
- de aanhangwagen was geladen met ‘oud ijzer’, bestaande uit onder meer tonnen en bussen, buizen, prikkeldraad, een oven en twee ijskasten;
- het een onregelmatige lading betrof met veel losse onderdelen die hoog boven het schutbord van de aanhangwagen uittorende;
- de lading over de lengte van de aanhanger met drie spanbanden was vastgemaakt;
- de lading kennelijk zodanig is gaan werken, dat de middelste spanband niet langer onder spanning stond en dus niet langer functioneerde, hetgeen de rechtbank afleidt uit de verklaring van verdachte dat de middelste spanband na het ongeval los hing;
- de verdachte de lading niet (met een net) had afgedekt;
- de verdachte op de Geysselberg een groep voetgangers is voorbij gereden;
- een ijzeren biggenrek dat op de aanhangwagen lag deels van de aanhangwagen is geschoven;
- dit biggenrek uitstak op het moment dat verdachte de groep voetgangers voorbij reed;
- [slachtoffer 1] door dit uitstekende biggenrek is geraakt en ten gevolge hiervan is overleden;
- [slachtoffer 2] door dit uitstekende biggenrek is geraakt en ten gevolge hiervan zwaar lichamelijk letsel, te weten een breuk van de linkerheupkom in het bekken, is toegebracht.
4.4.3.2 Toepassing van het toetsingskader
De wederrechtelijkheid
Artikel 5.18.6 van de Regeling voertuigen luidde ten tijde van het ten laste gelegde feit als volgt:
1. De lading of delen daarvan moeten zodanig zijn gezekerd dat deze onder normale verkeerssituaties, waaronder begrepen volle remmingen, plotselinge uitwijkmanoeuvres en slecht wegdek, niet van het voertuig kunnen vallen.
2. Losse lading ten aanzien waarvan het gevaar bestaat dat deze of delen daarvan tijdens het rijden van het voertuig vallen, moet deugdelijk zijn afgedekt.
De verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij de lading op de aanhangwagen goed had vastgemaakt met drie spanbanden, doch uit het feit dat in een normale verkeerssituatie een biggenrek van de aanhangwagen kon schuiven, zodanig dat dit rek één tot anderhalve meter aan de rechterzijde van de aanhangwagen uitstak, blijkt dat hij de lading niet voldoende had gezekerd, zoals artikel 5.18.6, eerste lid, van de Regeling voertuigen bepaalt.
Voorts stelt de rechtbank vast dat sprake was van een losse lading, die bestond uit veel en onregelmatige stukken. Omdat gevaar bestond dat delen van die lading konden losraken en van de aanhanger zouden vallen (zelfs als de zekering wel voldoende was), was verdachte op grond van artikel 5.18.6, tweede lid, van de Regeling voertuigen verplicht om die lading deugdelijk af te dekken. Door dit niet te doen, heeft hij deze bepaling overtreden.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte zich wederrechtelijk heeft gedragen.
De voorzienbaarheid
De aanhangwagen van verdachte was geladen met een grote hoeveelheid losse onderdelen, voornamelijk van metaal. Het betrof een onregelmatige lading die hoog uittorende boven het lage schutbord van de aanhangwagen. Deze lading was volgens verdachte vastgemaakt door middel van drie spanbanden.
Naar het oordeel van de rechtbank had de verdachte moeten voorzien dat door het vastmaken van de losse ladingstukken met slechts drie spanbanden en de lading niet af te dekken, er reëel gevaar was dat (een deel van de) lading van zijn aanhangwagen zou afschuiven of afvallen, waardoor buitengewoon gevaarlijke verkeerssituaties konden ontstaan, mogelijk met gewonden of zelfs doden als gevolg. Hij had dan ook niet op deze wijze mogen rijden.
De verwijtbaarheid
De verdachte heeft verklaard dat hij een afdeknet bij zich had en dit normaalgesproken altijd gebruikt. Deze keer zou hij echter zijn vergeten om het afdeknet te gebruiken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de bedrijfsauto van de verdachte extra spanbanden, een afdeknet en een zeil lagen. Dit doet het vermoeden rijzen dat de verdachte het afdeknet gezien moet hebben op het moment dat hij spanbanden heeft gepakt om de lading te zekeren. Het bevreemdt de rechtbank dan ook dat hij zou zijn vergeten het net te gebruiken, temeer daar hij heeft verklaard dat hij het net anders altijd gebruikt. Indien de rechtbank er al van uit zou gaan dat verdachte inderdaad is vergeten om het afdeknet te gebruiken, dan nog acht zij het gedrag van de verdachte verwijtbaar, nu het afdekken van de lading, gelet op de aard, omvang en hoeveelheid, eenvoudigweg niet vergeten had mógen worden. Het vervoer van een dergelijke lading met zo minimale zekering door spanbanden en zonder deze af te dekken, is volstrekt onveilig en onverantwoord. Hiervan had de verdachte zich bewust moeten zijn.
Aanmerkelijke mate
Gelet op hetgeen de rechtbank in de vorige alinea heeft overwogen, is er naar haar oordeel sprake van aanmerkelijke onvoorzichtigheid.
4.4.3.3 Conclusie
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit bewezen, zoals omschreven onder het kopje ‘De bewezenverklaring’.