ECLI:NL:RBLIM:2013:BZ8555

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
25 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 12/1456
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen belanghebbende bij besluit tot oplegging van bestuursdwang aan specifieke coffeeshop

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 25 april 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Vereniging Officiële Coffeeshops Maastricht (VOCM) en de burgemeester van de gemeente Maastricht. De VOCM heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de burgemeester, waarbij aan een specifieke coffeeshop een last onder bestuursdwang werd opgelegd. De rechtbank diende te beoordelen of de VOCM als belanghebbende kon worden aangemerkt in deze procedure.

Het primaire besluit, genomen op 8 mei 2012, hield in dat de coffeeshop, geëxploiteerd door een lid van de VOCM, voor de duur van één maand gesloten moest worden. De VOCM stelde dat zij als vereniging wel degelijk belanghebbende was, omdat het besluit gevolgen had voor de leden en de bredere gemeenschap van cannabisconsumenten in Maastricht. De burgemeester had echter het bezwaar van de VOCM niet-ontvankelijk verklaard, met de stelling dat de VOCM geen direct belang had bij het besluit.

De rechtbank overwoog dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een belanghebbende degene is wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. De rechtbank concludeerde dat de VOCM geen algemeen of collectief belang had dat door het besluit van de burgemeester werd geraakt. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de VOCM niet voldoende waren aangetoond en dat het besluit tot bestuursdwang enkel betrekking had op de specifieke coffeeshop en niet op de bredere belangen van de vereniging.

Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van de VOCM ongegrond en bevestigde de beslissing van de burgemeester om het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank wees ook de proceskosten af, omdat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/1456
uitspraak van de meervoudige kamer van 25 april 2013 in de zaak tussen
Vereniging Officiële Coffeeshops Maastricht (VOCM), te Maastricht, eiseres
(gemachtigde: mr.drs. G.A.C. Beckers),
en
de burgemeester van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigde: mr. S.A.R. Lely).
Procesverloop
Bij besluit van 8 mei 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder [naam] (exploitant van de coffeeshop [naam coffeeshop] en voorzitter van de VOCM) een last onder bestuursdwang opgelegd.
Bij besluit van 16 juli 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2012. Namens eiseres is verschenen haar voorzitter [naam], bijgestaan door haar gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde alsmede mr. G. Marcus-Silletti.
Overwegingen
Bij besluit van 8 mei 2012 heeft verweerder op grond van artikel 13b van de Opiumwet aan [naam] een last onder bestuursdwang opgelegd die ertoe strekt dat hij met ingang van 11 mei 2012 de door hem geëxploiteerde coffeeshop [naam coffeeshop], gelegen aan [adres], voor de duur van één maand dient te sluiten en gesloten dient te houden. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft verweerder het thans bestreden besluit genomen, waarbij verweerder de bezwaren van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat eiseres geen belanghebbende is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat niet valt in te zien hoe het besluit tot toepassing van bestuursdwang het algemeen of collectief belang van eiseres raakt.
Eiseres voert in beroep aan -kort samengevat- dat eiseres als belanghebbende moet worden aangemerkt bij het bestreden besluit, omdat dit besluit een toepassing behelst van de sancties die een gevolg zijn van gewijzigd coffeeshopbeleid. Het staat vast, volgens eiseres, dat door de betwiste beleidswijziging niet alleen de individuele leden van de coffeeshops in hun belangen worden getroffen, maar ook cannabisconsumenten en de inwoners en ondernemers van Maastricht
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 1:2 van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ten aanzien van rechtspersonen worden als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen. Of en wanneer hiervan sprake is, dient ingevolge vaste jurisprudentie te worden beoordeeld aan de hand van de statutaire doelstellingen en de feitelijke werkzaamheden.
Blijkens artikel 2 van de statuten van eiseres heeft zij ten doel het bevorderen en behartigen van legale en bonafide aangelegenheden en activiteiten binnen de cannabisbranche. Verder heeft de vereniging als doel het bevorderen en behartigen van zaken verband houdende met het Nederlandse gedoogbeleid. Ten slotte heeft de vereniging zowel ten doel het behartigen van de algemene belangen van de vereniging als het behartigen van de individuele belangen van elk afzonderlijk lid van de vereniging.
Ingevolge vaste jurisprudentie dienen de belangen van andere leden van de vereniging of anderszins een ander belang dan het individuele belang van het ene lid (in dit geval [naam]) in het geding te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen aan haar statutaire doelstellingen ontleend algemeen of collectief belang heeft dat wordt aangetast door verweerders besluit van 8 mei 2012, waarbij aan [naam] een last onder bestuursdwang in de vorm van een tijdelijke sluiting van zijn coffeeshop is opgelegd. Daartoe overweegt de rechtbank dat een besluit tot oplegging van een last onder bestuursdwang ten aanzien van één specifieke coffeeshop ([naam coffeeshop]) het algemeen of collectief belang van eiseres niet raakt.
Dit betekent dat verweerder eiseres terecht niet als belanghebbende heeft aangemerkt bij het besluit van 8 mei 2012 en het bezwaar van eiseres derhalve terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.N.F. Sleddens, voorzitter, en mr. R.E. Bakker en mr. M.A. Teeuwissen, leden, in aanwezigheid van mr. E.W. Seylhouwer, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 april 2013.
w.g. E. Seylhouwer w.g. J. Sleddens
Voor eensluidend afschrift:
de griffier:
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.