ECLI:NL:RBLIM:2013:4226

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 juli 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
AWB-11_1213
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van maatwerkvoorschriften geluidshinder voor een restaurant in relatie tot dove gevels

In deze zaak gaat het om de beoordeling van maatwerkvoorschriften die zijn opgelegd aan de exploitante van een restaurant, in het kader van geluidshinder. De eiser, eigenaar van een naastgelegen woning, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, dat de bezwaren van eiser tegen de maatwerkvoorschriften ongegrond heeft verklaard. De kern van het geschil betreft de vraag of de gevel van de woning van eiser kan worden aangemerkt als een dove gevel in de zin van de Wet Geluidhinder. Dit is van belang voor de toepassing van de geluidsnormen die voortvloeien uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim). Tijdens de bezwaarprocedure is vastgesteld dat een raam in de gevel van eiser ten tijde van een inspectie open kon, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet betekent dat het raam ook ten tijde van het primaire besluit open kon zijn. De rechtbank volgt het betoog van verweerder dat het raam mogelijk na het primaire besluit is aangepast, en dat er geen bewijs is dat het raam eerder open kon. De rechtbank concludeert dat de maatwerkvoorschriften rechtmatig zijn opgelegd, omdat de gevel van eiser als dove gevel kan worden aangemerkt. De beroepsgronden van eiser slagen niet, en het beroep wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RechtBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11 / 1213

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 juli 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eisers

(gemachtigde: mr. [gemachtigde]),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigde: mr. C.M. Erdkamp),
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[derde belanghebbende 1]

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het eerdere besluit van 18 juni 2008 ingetrokken en is hij overgegaan tot het opleggen van maatwerkvoorschriften op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) ten aanzien van de inrichting aan de [adres 1].
Bij besluit van 20 juni 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen dat besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
[derde belanghebbende 1]. (hierna: exploitante) is in de gelegenheid gesteld om als partij aan het geding deel te nemen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 juni 2013.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door ing. [naam 1]. Namens exploitante is verschenen [naam 2].

Overwegingen

1.
Op deze zaak is gelet op het overgangsrecht van deel C, artikel 1, van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht nog het procesrecht van toepassing zoals dat gold tot en met 31 december 2012. Het in beroep bestreden besluit is namelijk bekendgemaakt vóór 1 januari 2013.
2.
Eiser is eigenaar van de woning aan de [adres 2] die is gelegen naast het restaurant van exploitante aan de [adres 1], zijnde een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Tot die inrichting behoren twee terrassen. Eén daarvan is gelegen aan de openbare weg en het andere is omsloten door drie muren en door een hekwerk gescheiden van de openbare weg (hierna: het binnenterras). De inrichting is als zodanig niet vergunningplichtig. Wel zijn daarop de bepalingen van het Barim van toepassing.
3.
Naar aanleiding van een handhavingsverzoek van eiser over geluidshinder als gevolg van activiteiten op het binnenterras heeft exploitante op verzoek van verweerder opdracht gegeven aan [bedrijf 1] voor akoestisch onderzoek over het binnenterras. Op basis van dat onderzoek is op 11 juni 2010 een akoestisch rapport uitgebracht. In dat rapport is als uitgangspunt gehanteerd dat het binnenterras slechts voor een deel is te beschouwen als een binnenterrein als bedoeld in artikel 2.18 van het Barim zodat het stemgeluid van personen op dat terras in zoverre buiten beschouwing moet blijven. In het rapport is (subsidiair) tevens het uitgangspunt gehanteerd dat het gehele terras (toch) wel op een binnenterrein in de zin van het Barim ligt. In dat geval zou volgens [bedrijf 1] slechts ten aanzien van de zijgevel van de naastgelegen woning van eiser sprake zijn van overtreding van de geluidsvoorschriften van het Barim. [bedrijf 1] heeft zich echter tevens op het standpunt gesteld dat de zijgevel van die woning een zogeheten dove gevel is, nu deze geen te openen delen heeft en overigens voldoet aan eisen van geluidswering. Daarom zouden de geluidsvoorschriften van het Barim op die gevel niet van toepassing zijn.
4.
In afwijking van het primaire uitgangspunt van het rapport van [bedrijf 1] heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het binnenterras in zijn geheel is gelegen op een binnenterrein in de zin van artikel 2.18 van het Barim. Verweerder heeft zich wel aangesloten bij de visie van[bedrijf 1] dat de genoemde zijgevel van de woning van eiser is te beschouwen als een dove gevel. Mede op basis van dat rapport heeft verweerder bij het primaire besluit maatwerkvoorschriften op grond van artikel 2.20 van het Barim vastgesteld. Deze voorschriften betreffen de productie van muziekgeluid binnen de inrichting en het gebruik van het binnenterras. Wat betreft het binnenterras komen de maatwerkvoorschriften erop neer dat dit in de periode van 1 april tot 1 november tot uiterlijk 01.00 uur met maximaal 12 tafels en 48 stoelen gebruikt mag worden door bezoekers van de inrichting en dat er nog enige aanvullende eisen gelden ter voorkoming van geluidshinder.
5.
Eiser heeft tegen de opgelegde maatwerkvoorschriften bezwaar gemaakt. Daartoe heeft hij een advies ingestuurd van[bedrijf 2], gedateerd 24 augustus 2010, waarin het rapport van[bedrijf 1] is beoordeeld. In het advies is geconcludeerd dat het rapport van [bedrijf 1] zodanige onduidelijkheden en onvolledigheden bevat dat daaruit niet kan worden geconcludeerd dat het binnenterras toelaatbaar is. In het bezwaarschrift en in de hoorzitting betreffende het bezwaar heeft eiser voorts gesteld dat er geen sprake kan zijn van een dove gevel omdat het zich daarin bevindende raam kan worden geopend.
6.
In het besluit op bezwaar is overwogen dat uit een bezichtiging op 11 februari 2011 inderdaad is gebleken dat het raam in de betrokken gevel kan worden geopend, maar dat dit bij eerdere inspectie en door [bedrijf 1] niet is geconstateerd. Verweerder houdt het er daarom voor dat het raam na medio 2010 is aangepast. Verweerder heeft nog betoogd dat de keuze van eiser om het raam zodanig aan te passen dat dit kan worden geopend, voor zijn risico komt en buiten beschouwing dient te blijven. De kritiek op het rapport van [bedrijf 1] is door verweerder voorts van de hand gewezen.
7.
In beroep heeft eiser zich wederom beroepen op de kritiekpunten van het advies van [bedrijf 2] Met name zou zijn miskend dat op het terras niet alleen wordt gedineerd maar ook nagetafeld, wat luidruchtiger pleegt te gebeuren, en zouden optredende piekgeluiden zijn onderschat omdat de koelprocessor in de zomer vaker in werking is en het dichtslaan van de deuren daarvan een piekgeluid is. Voorts is betoogd dat verweerder ten onrechte volhoudt dat er sprake is van een dove gevel. Eiser heeft daartoe onder meer gesteld dat het raam al ten tijde van de aankoop van de woning aanwezig was en kon worden geopend.
8.
De rechtbank vat hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd aldus op dat eiser zich keer tegen het uitgangspunt dat door het stellen van de opgelegde maatwerkvoorschriften wordt gewaarborgd dat bij gebruik van het binnenterras (ten minste) aan de geluidsnormen van het Barim wordt voldaan. Aan de hand van de beroepsgronden moet dan ook worden beoordeeld of dat uitgangspunt in rechte houdbaar is.
9.
Onder verwijzing naar het rapport van [bedrijf 2] heeft eiser er in beroep in het bijzonder op gewezen dat, gelet op de bar-functie en de openingstijden tot 01:00 uur uitgegaan zou moeten worden van hogere geluidsniveaus in de late avonduren dan welke [bedrijf 1] heeft gehanteerd. De rechtbank houdt het er, gelet op hetgeen ter zitting namens exploitante is verklaard, echter voor dat van een bar-functie geen sprake is. Voorts houden de maatwerkvoorschriften onder meer in dat luidruchtige terrasbezoekers moeten worden aangemaand tot rustiger gedrag en bij uitblijven daarvan moeten worden verwijderd. In de motivering van het bestreden besluit is voorts genoegzaam gemotiveerd dat de koelprocessor in verhouding tot het stemgeluid van de bezoekers geen voor hinderbeleving maatgevende geluidsbron is. Ook de overige punten van kritiek van [bedrijf 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank door verweerder afdoende weerlegd.
10.
Voor het antwoord op de vraag of aan de geluidsnormen van het Barim kan worden voldaan is vervolgens van beslissende betekenis of de aan het binnenterras grenzende gevel van de woning van eiser tegen geluidshinder beschermd wordt door het Barim. De definitie van gevel in het Barim verwijst naar de omschrijving van een dove gevel in artikel 1, in verbinding met artikel 1b, vijfde lid, van de Wet Geluidhinder. Daaruit volgt dat sprake is van een dove gevel die geen bescherming toekomt, als daarin geen te openen delen aanwezig zijn en aan een in die voorschriften beschreven mate van geluidswering wordt voldaan. Tussen partijen is niet in geschil dat het raam ten tijde van de inspectie in februari 2011 (in horizontale kiepstand een klein stuk) open kon. Verweerder heeft evenwel betoogd dat ten tijde van het onderzoek door [bedrijf 1] in juni 2010 niet is geconstateerd dat het raam open kon en dat het er dus, nu [bedrijf 1] een deskundig adviseur is die de situatie zorgvuldig heeft onderzocht, voor moet worden gehouden dat het raam tussen juni 2010 en februari 2011 zodanig is aangepast dat het wel te openen is. De rechtbank volgt verweerder in dat betoog, nu in het rapport van[bedrijf 1] uitdrukkelijk is overwogen dat het om een dove geval gaat. Verder blijkt daaruit dat ook inpandig onderzoek in de vorm van metingen heeft plaatsgevonden. De rechtbank gaat er van uit dat [bedrijf 1] terdege op de hoogte is van de voorwaarden die gelden voor een dove gevel en als het raam ten tijde van het onderzoek open had gekund, dat zou hebben geconstateerd. Door eiser zijn geen bewijsstukken in het geding gebracht waaruit is af te leiden dat het raam al in de periode vóór het primaire besluit (op een normale manier) open kon worden gemaakt. De door eiser ter zitting overgelegde recente foto’s van de binnenkant van het raam sluiten niet uit dat dit eerst kort geleden kan zijn aangepast. De rechtbank acht daarom de bevindingen van het rapport van [bedrijf 1] omtrent de feitelijke situatie doorslaggevend. Voorts is in dat rapport op voldoende gronden geconcludeerd dat aan de mate van geluidswering die is vereist om van een dove gevel te mogen spreken, is voldaan. De verwijzing van eiser naar de in de koopakte opgenomen erfdienstbaarheid kan hem niet baten, nu uit de desbetreffende bepaling in de akte niet valt op te maken of er destijds een raam aanwezig was dat open kon.
11.
Uit het voorgaande volgt dat verweerder zich ten tijde van het primaire besluit terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake was van een dove gevel zodat door het stellen van maatwerkvoorschriften aan de geluidsnormen van het Barim kon worden voldaan. Daarom moet nog de vraag worden beantwoord of het feit dat ten tijde van het besluit op bezwaar het raam in de betrokken gevel wel open kon en er dus op dat moment geen sprake meer was van een dove gevel, tot herroeping van het primaire besluit had moeten leiden. De rechtbank overweegt daarover dat in beginsel de heroverweging in bezwaar dient plaats te vinden op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van het besluit op bezwaar. Enkel in bijzondere gevallen lijdt dit uitgangspunt uitzondering, namelijk als de aard van het besluit dan wel de rechtszekerheid zich daartegen verzet. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich in dit geval zo’n uitzondering voor. Als bij het besluit op bezwaar alsnog als uitgangspunt zou moeten gelden dat er geen sprake is van een dove gevel, zou daardoor de basis aan de opgelegde maatwerkvoorschriften komen te ontvallen als gevolg van een ontwikkeling die, zoals blijkt uit hetgeen onder 10 is overwogen, bezwaarlijk voor risico van exploitante kan worden gebracht. Naar het oordeel van de rechtbank verzet de rechtszekerheid zich daarom er tegen dat er in het besluit op bezwaar alsnog van uit wordt gegaan dat de gevel van eisers woning niet als een dove gevel is te beschouwen.
12.
De beroepsgronden van eiser slagen niet, zodat het beroep ongegrond is.
13.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.M. Schelfhout (voorzitter), en mr. J.N.F. Sleddens en mr. K.M.P. Jacobs, leden, in aanwezigheid van J.N. Buddeke, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2013.
w.g. J.N. Buddeke,
griffier
w.g. T.M. Schelfhout,
rechter
Voor eensluidend afschrift:
de griffier,
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.