In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 10 juni 2013 uitspraak gedaan over een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ontheffing van het ouderlijk gezag van de draagouders over de minderjarige [naam minderjarige]. De Raad heeft op 25 maart 2013 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om de draagouders te ontheffen van hun gezag, omdat zij ongeschikt en onmachtig zouden zijn om de zorg en opvoeding van het kind te vervullen. De minderjarige, geboren uit een hoogtechnologisch draagmoederschap met twee anonieme donors, verblijft sinds zijn geboorte bij de wensouders, die het kind ter adoptie willen opnemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de draagouders, die familie zijn van de wensvader, vanaf het begin hebben aangegeven het kind te willen afstaan ter adoptie en dat zij in een andere levensfase verkeren, waardoor zij niet in staat zijn om de zorg voor het kind op zich te nemen.
De rechtbank heeft de belangen van de minderjarige vooropgesteld en geconcludeerd dat het in het belang van het kind is om de wensouders de voogdij te geven. De Raad heeft in zijn rapporten aangegeven dat de wensouders goed voor het kind zorgen en dat er geen bedreiging is voor de ontwikkeling van de minderjarige. De rechtbank heeft de ontheffing van het gezag van de draagouders en de benoeming van de wensouders tot voogden goedgekeurd, waarbij de rechtbank ook heeft gewezen op de noodzaak van het recht van het kind op kennis van zijn afkomst.
De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, en heeft de griffier opgedragen om de gewijzigde gezagssituatie in het centraal gezagsregister vast te leggen. Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, binnen de daarvoor gestelde termijnen.