ECLI:NL:RBLEE:2012:BW2449

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
114675 / HA ZA 11-610
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot nakoming van een garantieovereenkomst door een niet-bevoegde bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 21 maart 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen NVB Ubbens Bouwstoffen B.V. en [gedaagde]. De eiseres, NVB, vorderde nakoming van een garantieovereenkomst die door een niet-bevoegde bestuurder van [gedaagde] was ondertekend. NVB stelde dat [gedaagde] gebonden was aan de garantieovereenkomst, omdat zij redelijkerwijs mocht aannemen dat de overeenkomst was bekrachtigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de garantieovereenkomst was ondertekend door [B], de niet-bevoegde bestuurder, en dat NVB had geleverd aan de hoofdschuldenaar [A], die inmiddels failliet was verklaard.

De rechtbank overwoog dat een vennootschap op grond van de wet kan bepalen dat een bestuurder slechts met medewerking van anderen mag vertegenwoordigen. In dit geval was er sprake van een beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid, maar de rechtbank oordeelde dat [gedaagde] toch gebonden kon zijn aan de overeenkomst indien deze was bekrachtigd. NVB had aan [gedaagde] medegedeeld dat [A] niet meer kredietwaardig was en had de garantieovereenkomst als voorwaarde gesteld voor verdere leveringen. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] door haar gedragingen, waaronder het blijven afnemen van leveringen, redelijkerwijs had moeten begrijpen dat zij gebonden was aan de garantieovereenkomst.

De rechtbank heeft de vordering van NVB tot betaling van € 50.000,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 juni 2011. Daarnaast werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten af, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 114675 / HA ZA 11-610
Vonnis van 21 maart 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NVB UBBENS BOUWSTOFFEN B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
advocaat mr. J.W. Hilhorst te Luchthaven Schiphol,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats],
gedaagde,
advocaat mr. H.A. van Beilen te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna NVB en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- het proces-verbaal van comparitie van 1 februari 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [gedaagde] is de bestuurder en enig aandeelhouder van [A]
2.2. In artikel 17 lid 1 van de statuten van [gedaagde] is het volgende bepaald:
"1. Het bestuur vertegenwoordigt de vennootschap. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging komt mede toe aan:
a. iedere bestuurder met de titel algemeen directeur afzonderlijk;
b. twee gezamenlijk handelende bestuurders."
2.3. In het handelsregister van de Kamer van Koophandel is opgenomen dat [B] en zijn zonen [C] en [D] met ingang van 31 mei 2006 de bestuurders van [gedaagde] zijn, allen met de titel directeur, alsmede dat zij gezamenlijk met andere bestuurder(s) bevoegd zijn.
2.4. Door NVB is een garantieovereenkomst opgesteld, waarin - voor zover van belang - het volgende is opgenomen:
"GARANTIEOVEREENKOMST
DE ONDERGETEKENDEN
I [gedaagde],
gevestigd te: [adres] KvK nr.: [nummer]
vertegenwoordigd door de heer [B]
verder te noemen: "de garant"
II NVB Ubbens Bouwstoffen BV
gevestigd te: [adres] KvK nr.: [nummer]
verder te noemen: "de schuldeiser"
DE GARANT VERKLAART
zich garant te stellen en in te staan voor al hetgeen de schuldeiser uit hoofde van geleverde c.q. te leveren goederen en/of diensten te vorderen heeft en/of zal hebben voor:
[A]
gevestigd te: [adres] KvK nr: [nummer]
verder te noemen: "de hoofdschuldenaar"
De garant verbindt zich onherroepelijk om, indien de hoofdschuldenaar in gebreke is met betaling en/of in surseance van betaling of in faillissement verkeert, de door de hoofdschuldenaar aan de schuldeiser verschuldigde bedragen op eerste verzoek van de schuldeiser en zonder ingebrekestelling van de hoofdschuldenaar als eigen schuld te voldoen echter tot geen hoger bedrag dan € 50.000,00 (zegge: vijftigduizend euro)"
2.5. De garantieovereenkomst is ondertekend door NVB en voor [gedaagde] door [B].
2.6. NVB heeft na de ondertekening van de garantieovereenkomst bouwmaterialen geleverd aan [A], waarvoor zij facturen ten bedrage van in totaal € 101.279,25 heeft uitgebracht.
2.7. [A] is op 31 mei 2011 failliet verklaard.
2.8. NVB heeft [gedaagde] bij brief van 1 juni 2011 gemaand tot betaling van € 50.000,00 uit hoofde van de garantieovereenkomst, welk bedrag [gedaagde] niet aan NVB heeft betaald.
3. Het geschil
3.1. NVB vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan NVB tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 52.500,33, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 4 augustus 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de kosten van het geding; indien [gedaagde] niet tijdig voldoet aan de veroordeling verzoekt NVB de rechtbank [gedaagde] tevens te veroordelen tot betaling van de nakosten conform het liquidatietarief.
3.2. [gedaagde] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. NVB legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de garantieovereenkomst behoort na te komen. In reactie op het verweer van [gedaagde] stelt NVB primair dat [gedaagde] de garantieovereenkomst (stilzwijgend) heeft bekrachtigd. Subsidiair stelt NVB dat zij, mede gelet op de jarenlange vertrouwensband tussen partijen, er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [gedaagde] de garantieovereenkomst heeft bekrachtigd.
4.2. [gedaagde] betwist het gevorderde en voert daartoe het volgende aan. [gedaagde] is niet gebonden aan de garantieovereenkomst, nu deze door een niet-bevoegde bestuurder is gesloten. Uit de statuten blijkt immers dat de vennootschap door tenminste twee bestuurders moet worden vertegenwoordigd. NVB was hiervan op de hoogte, althans had hiervan op de hoogte kunnen zijn, nu de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [gedaagde] duidelijk blijkt uit het handelsregister. [gedaagde] stelt met verwijzing naar de rechtsliteratuur (Groene Serie Rechtspersonen, artikel 2:130 lid 2 BW (vgl. artikel 2:240 lid 2 BW)) dat er weinig ruimte is om het beroep van NVB op de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid te kunnen honoreren. Volgens [gedaagde] kan bovendien uit een jaar lang doorleveren aan [A] geen stilzwijgende overeenstemming met de garantieovereenkomst worden afgeleid.
4.3. De rechtbank overweegt dat een besloten vennootschap op grond van artikel 2:240 lid 2 BW in haar statuten kan bepalen dat een bestuurder de vennootschap slechts met medewerking van één of meer anderen mag vertegenwoordigen. Uit artikel 2:240 lid 3 BW volgt dat een dergelijke beperking van de vertegenwoordigingbevoegdheid slechts door de vennootschap kan worden ingeroepen. Hiervoor is vereist dat de vennootschap heeft voldaan aan haar inschrijvingsplicht van een dergelijke beperking in het handelsregister (artikel 25 lid 1 Handelsregisterwet). Indien aan voornoemde eisen is voldaan, is de vennootschap, indien zij zich op vertegenwoordigingsonbevoegdheid beroept, in beginsel niet aan een onbevoegd verrichte rechtshandeling gebonden.
4.4. Niettemin kan de vennootschap toch aan een onbevoegd verrichte rechtshandeling gebonden zijn indien zij deze heeft bekrachtigd. Uit artikel 3:79 jo. 3:61 lid 2 BW volgt dat tegen de wederpartij, die op grond van een verklaring of gedraging van een ander redelijkerwijs mocht aannemen dat er sprake was van vertegenwoordigingsbevoegdheid, op de onjuistheid van die veronderstelling geen beroep kan worden gedaan. De rechtbank overweegt dat niet hoeft te worden onderscheiden tussen omstandigheden die in het bijzonder grond kunnen opleveren voor de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid en omstandigheden die in het bijzonder betrekking hebben op de schijn van bekrachtiging. In veel gevallen kan een dergelijk scherp onderscheid niet worden gemaakt, hetgeen meebrengt dat dezelfde omstandigheden zowel bij de ene als de andere kwestie in de afweging kunnen worden betrokken. De schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid of bekrachtiging kan ook door een niet-doen worden gewekt, waarbij het niet ter zake doet of een gedeelte van de omstandigheden waarop die schijn berust zich heeft voorgedaan na de totstandkoming van de overeenkomst (HR 12 januari 2001, NJ 2001, 157).
4.5. Uit de door NVB en [gedaagde] gestelde - en niet weersproken - feiten en omstandigheden leidt de rechtbank de volgende gang van zaken af. NVB heeft aan [gedaagde] medegedeeld dat [A] niet meer kredietwaardig was, om welke reden NVB niet meer bereid was tot het leveren van bouwmaterialen aan [A] dan nadat tussen partijen een garantieovereenkomst zou zijn gesloten. De heren [E] en [F] van NVB hebben dit op kantoor bij [gedaagde] besproken, in het bijzijn van [B] en zijn zonen [C], [D] en [G]. [C] en [D] hebben aangegeven niet akkoord te zijn met de garantieovereenkomst. Nadat de concept-overeenkomst enkele weken bij [gedaagde] is blijven liggen, heeft NVB [gedaagde] gesommeerd de garantieovereenkomst op te sturen, omdat NVB anders niet meer aan [A] zou leveren. [B] heeft daarop de garantieovereenkomst ondertekend en opgestuurd naar NVB. NVB is blijven leveren aan [A] De materialen werden bij NVB besteld door [D] en [G].
4.6. Bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde] de garantieovereenkomst stilzwijgend heeft bekrachtigd overweegt de rechtbank het volgende. [A] is een dochteronderneming van [gedaagde] De bestuurders van [gedaagde] waren ook werkzaam in het bouwbedrijf en waren allen aanwezig bij het gesprek met de delegatie van NVB, zodat er naar het oordeel van de rechtbank van moet worden uitgegaan dat de drie bestuurders volledig op de hoogte waren van de gang van zaken omtrent de garantieovereenkomst. De rechtbank passeert dan ook het verweer van [gedaagde], inhoudende dat de twee overige bestuurders pas later op de hoogte raakten van de ondertekening en verzending van de garantieovereenkomst door [B]. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat [gedaagde] ook in een later stadium niet aan NVB heeft meegedeeld dat zij zich niet gebonden achtte aan de garantieovereenkomst, terwijl [A] wel gedurende meer dan een jaar na het ondertekenen van de garantieovereenkomst leveringen van NVB is blijven afnemen. De bestellingen bij NVB werden geplaatst door in ieder geval één andere bestuurder van [gedaagde], te weten [D]. Hoewel de uit het handelsregister blijkende beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid in beginsel aan NVB kan worden tegengeworpen, overweegt de rechtbank dat NVB op grond van voornoemde gedragingen van de bestuurders van [gedaagde] redelijkerwijs heeft mogen aannemen dat [gedaagde] de garantieovereenkomst had bekrachtigd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde] aan de garantieovereenkomst gebonden is. De door NVB op grond van de garantieovereenkomst gevorderde betaling van € 50.000,00 is daarmee toewijsbaar.
4.7. NVB vordert voorts wettelijke handelsrente op grond van artikel 6:119a BW vanaf 1 juni 2011. De rechtbank overweegt dat handelsrente slechts toewijsbaar is indien rente wordt gevorderd wegens ontijdige nakoming van een handelsovereenkomst, waaronder wordt verstaan een overeenkomst tussen één of meer natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf of rechtspersonen, bestaande uit het leveren van goederen of diensten tegen betaling. Naar het oordeel van de rechtbank kan de onderhavige garantieovereenkomst, gelet op haar inhoud, niet als een dergelijke handelsovereenkomst worden beschouwd. Op grond van het voorgaande zal de rechtbank de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW, waartegen [gedaagde] geen verweer heeft gevoerd, toewijzen vanaf 1 juni 2011.
4.8. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso)kosten afwijzen, nu NVB de buitengerechtelijke verrichtingen slechts summier heeft omschreven, maar deze niet heeft onderbouwd, bijvoorbeeld door overlegging van verstuurde brieven of aan NVB in rekening gebrachte kosten.
4.9. [gedaagde] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen. De kosten aan de zijde van NVB worden als volgt vastgesteld:
- dagvaarding: € 76,31
- griffierecht: 1.744,00
- salaris advocaat: 1.788,00 (2,0 punten x tarief € 894,00)
€ 3.608,31
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan NVB te betalen een bedrag van € 50.000,00 (zegge: vijftigduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW vanaf 1 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van NVB vastgesteld op € 3.608,31;
5.3. veroordeelt [gedaagde] voor het geval zij niet binnen veertien dagen na dagtekening van de aanschrijving van NVB tot vrijwillige voldoening aan de veroordeling onder 5.1. en 5.2. heeft voldaan, in de na dit vonnis ontstane kosten, vastgesteld op
€ 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving door NVB aan het vonnis heeft voldaan en vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Smit en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2012.?