ECLI:NL:RBLEE:2011:BV2387

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
2 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108114 / HA ZA 10-976
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake bestuurdersaansprakelijkheid en bewijsvermoeden in faillissementen

In deze zaak heeft de rechtbank Leeuwarden op 2 november 2011 een tussenvonnis gewezen in een procedure over bestuurdersaansprakelijkheid. De curator, mr. R.S. van der Spek, heeft vorderingen ingesteld tegen [X], die als (middellijk) bestuurder van verschillende vennootschappen wordt beschuldigd van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling, wat zou hebben geleid tot de faillissementen van deze vennootschappen. De curator beroept zich op het bewijsvermoeden van artikel 2:248 lid 2 BW, dat van toepassing is in gevallen van schending van de administratie- en boekhoudplicht (artikel 2:10 BW) en de publicatieplicht (artikel 2:394 BW). De rechtbank heeft vastgesteld dat de artikelen 2:248 en 2:9 BW enkel betrekking hebben op besloten vennootschappen en rechtspersonen, en niet op commanditaire vennootschappen. Dit heeft gevolgen voor de vorderingen van de curator, die primair en subsidiair geen vordering instelt namens de commanditaire vennootschappen Valerius C.V. en Terherne C.V., maar wel namens de beherende vennoten Invextra Vastgoed B.V. en Invextra Vastgoed I B.V. De curator heeft ook gesteld dat de administratie van de failliete vennootschappen onvolledig is, wat het moeilijk maakt om de financiële situatie te beoordelen. De rechtbank heeft de curator verzocht om in een akte aan te geven of de door [X] ter beschikking gestelde stukken aanleiding geven om zijn vorderingen te wijzigen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de curator heeft zes weken de tijd gekregen om zijn akte in te dienen. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van de curator, waarna [X] in de gelegenheid zal worden gesteld om hierop te reageren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 108114 / HA ZA 10-976
Vonnis van 2 november 2011
in de zaak van
RICHARD SIEGFRIED VAN DER SPEK
in hoedanigheid van curator in de faillissementen van de statutair en/of feitelijk te Nijehaske gevestigde besloten vennootschappen Schippershuis Terherne B.V., Invextra Vastgoed B.V., Invextra Vastgoed I B.V., De Pyk B.V., Invextra B.V., Invextra Projectontwikkeling B.V. en de commanditaire vennootschappen Valerius C.V. en Terherne C.V.,
kantoorhoudende te Leeuwarden,
eiser,
advocaat mr. W. Mollema, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. F.L. van Lelyveld, kantoorhoudende te Leek.
Partijen zullen hierna de curator en [X] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- het tegen [X] verleende verstek
- de mededeling van mr. Heuzeveldt dat het verstek wordt gezuiverd
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de mededeling van mr. Heuzeveldt dat hij zich aan de zaak onttrekt
- de mededeling van mr. Van Lelyveld dat hij zich als advocaat van [X] stelt
- de conclusie van dupliek
- de akte bevestiging overlegging stukken van de zijde van [X].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 19 mei 2009 is het faillissement uitgesproken van Schippershuis Terherne B.V.
2.2. Op 9 juni 2009 is het faillissement uitgesproken van Valerius C.V., alsmede van haar beherend vennoot Invextra Vastgoed B.V.
2.3. Op 14 juli 2009 is het faillissement uitgesproken van Terherne C.V., alsmede van haar beherend vennoot Invextra Vastgoed I B.V.
2.4. Op 1 december 2009 is het faillissement uitgesproken van De Pyk B.V.
2.5. Op 19 januari 2010 is het faillissement uitgesproken van Invextra Projectontwikkeling B.V.
2.6. Op 17 augustus 2010 is het faillissement uitgesproken van Invextra B.V.
2.7. In alle hierboven onder 2.1. tot en met 2.6. genoemde faillissementen is mr. Van der Spek tot curator benoemd en mr. J. Smit van de rechtbank te Leeuwarden tot rechter-commissaris.
2.8. Op 19 mei 2009 is naast Schippershuis Terherne B.V. ook Vrihold III B.V. in staat van faillissement verklaard. In dat faillissement is eveneens mr. Van der Spek tot curator benoemd en mr. J. Smit tot rechter-commissaris. Enig aandeelhouder en bestuurder van Vrihold III B.V. is de heer [Y], welke laatste op 15 december 2009 in staat van faillissement is verklaard.
2.9. Vrihold III B.V. en [Z] B.V. waren gezamenlijk direct of indirect de bestuurders van alle hiervoor onder 2.1. tot en met 2.6. genoemde vennootschappen. Bestuurder en enig aandeelhouder van [Z] B.V. was tot 23 juni 2010 [X].
2.10. Na 23 juni 2010 is S.A. Bedrijfsadvisering B.V. de aandeelhouder en bestuurder van [Z] B.V. geworden. Per 1 augustus 2010 is Mastodon SaRL (een Luxemburgse vennootschap) de bestuurder en aandeelhouder geworden van [Z] B.V. De zetel van de vennootschap is verplaatst naar Duitsland.
3. De vordering
3.1. De vordering van de curator strekt ertoe, dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. voor recht verklaart dat [X] zijn taak als (middellijk) bestuurder van Schippershuis Terherne B.V., Invextra Vastgoed B.V., Invextra Vastgoed I B.V., De Pyk B.V., Invextra B.V., Invextra Projectontwikkeling B.V., Valerius C.V. en Terherne C.V. kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en dat deze kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van de diverse faillissementen is geweest;
II. [X] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de curator het tekort van de boedel ex artikel 2:248 lid 1 BW en te bepalen dat het tekort zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend conform de wet ex artikel 2:248 lid 5 BW, alsmede [X] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de curator een voorschot op die betalingsverplichting ad EUR 500.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
Subsidiair:
III. voor recht verklaart dat [X] de norm van artikel 2:9 BW heeft geschonden jegens de onder I genoemde vennootschappen;
IV. [X] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de curator een schadevergoeding, gelijk aan het tekort van de boedel, althans een in goede justitie te bepalen bedrag en te bepalen dat het tekort althans het in goede justitie te bepalen bedrag zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend conform de wet, alsmede [X] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de curator een voorschot op die betalingsverplichting ad EUR 500.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
Meer subsidiair
V. voor recht verklaart dat [X] onrechtmatig jegens de (gezamenlijke crediteuren van) onder I genoemde vennootschappen heeft gehandeld;
VI. [X] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de curator een schadevergoeding, gelijk aan het tekort van de boedel, althans een in goede justitie te bepalen bedrag en te bepalen dat het tekort althans het in goede justitie te bepalen bedrag zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend conform de wet, alsmede [X] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de curator een voorschot op die betalingsverplichting ad EUR 500.000,00, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
Zowel primair, subsidiair als meer subsidiair
VII [X] veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder de kosten van het leggen van het beslag.
3.2. [X] voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.
4. Het geschil en de beoordeling daarvan
4.1. De curator heeft gesteld dat [X] (naast [Y]) feitelijk bestuurder, zoals bedoeld in artikel 2:11 Burgerlijk Wetboek, was van de onder 2.1. tot en met 2.6. genoemde vennootschappen, waarvan [Z] B.V. en Vrihold III B.V. (direct of indirect) de formele bestuurders waren. Volgens de curator heeft [X] zijn taken als (feitelijk) bestuurder kennelijk onbehoorlijk vervuld en is het voorts aannemelijk dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement van de verschillende vennootschappen (artikel 2:248 BW). De curator heeft in dit verband mede een beroep gedaan op het bewijsvermoeden van artikel 2:248 lid 2 BW in verband met een schending van de administratie- en boekhoudplicht (2:10 BW) en de publicatieplicht (2:394 BW). [X] is dan ook hoofdelijk aansprakelijk voor het bedrag van de schulden in de diverse faillissementen, aldus de curator. Subsidiair heeft de curator gesteld dat [X] in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 2:9 BW. Meer subsidiair stelt de curator zich op het standpunt dat [X] onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke crediteuren van de failliete vennootschappen (6:162 BW) en dat [X] uit dien hoofde schadeplichtig is.
4.2. [X] heeft - kort samengevat - betwist dat hij zijn taken als (feitelijk) bestuurder kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld. Van het schenden van de administratie- en boekhoudplicht en van de publicatieplicht is volgens [X] bovendien geen sprake. Voorts betwist [X] dat hij in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 2:9 BW en dat hij onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke crediteuren van de failliete vennootschappen.
4.3. De curator heeft bij dagvaarding gesteld dat de door [X] aan de curator aangeleverde administraties van de diverse vennootschappen onvolledig zijn en dat de administratie van Invextra B.V. geheel ontbreekt. Daarbij heeft de curator opgemerkt dat met name de administratie van Invextra wellicht een ander licht op de procedure zal werpen (dagvaarding onder punt 96). Bij conclusie van repliek (onder de punten 2 en 3) heeft de curator hier aan toegevoegd dat de gebrekkige administratie van de failliete vennootschappen er in resulteert dat hij zich op geen enkele manier een inzicht kan verschaffen in de handel en wandel van de failliete vennootschappen en dat hij zich niet kan vergewissen van de financiële toestand van de vennootschappen. Het is ook om deze reden dat de stellingen van [X] door de curator nauwelijks op hun merites kunnen worden beoordeeld, aldus de curator. De curator betwist diverse stellingen van [X] dan ook bij gebrek aan wetenschap. Bij akteverzoek heeft [X] gesteld (zoals hij bij conclusie van dupliek reeds had aangekondigd) dat hij inmiddels een groot aantal stukken (waaronder de administratie van Invextra B.V. over de jaren 2007, 2008 en 2009) aan (de advocaat van) de curator ter beschikking heeft gesteld.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om de zaak naar de rol te verwijzen voor akte aan de zijde van de curator. De curator wordt verzocht om in die akte aan te geven of
- en zo ja in welke zin - de door [X] inmiddels ter beschikking gestelde stukken aanleiding voor hem zijn om zijn vorderingen/stellingen te wijzigen en of één en ander aanleiding is om nader in te gaan op de stellingen van [X], met name op die stellingen die hij tot op heden slechts bij gebrek aan wetenschap heeft betwist. De curator wordt voorts verzocht om aan te geven (per vennootschap) of hij zijn beroep op artikel 2:10 BW (het schenden van de administratie- en boekhoudplicht) wenst te handhaven.
4.4. Wat betreft de vordering van de curator constateert de rechtbank dat de curator onder meer vordert dat voor recht zal worden verklaard dat [X] zijn taak als (middellijk) bestuurder van Valerius C.V. en Terherne C.V. kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en dat deze kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van de diverse faillissementen is geweest. Tevens vordert de curator op die grond van [X] het tekort van de boedel ex artikel 2:248 lid 1 BW. Subsidiair vordert de curator dat voor recht wordt verklaard dat [X] de norm van artikel 2:9 BW heeft geschonden "jegens de onder I genoemde vennootschappen", waaronder Valerius C.V. en Terherne C.V. zijn begrepen en meer subsidiair wordt schadevergoeding gevorderd op grond van onrechtmatige daad. De rechtbank wijst er op dat de artikelen 2:248 en 2:9 BW slechts betrekking hebben op besloten vennootschappen respectievelijk rechtspersonen en niet op commanditaire vennootschappen. De rechtbank begrijpt de vorderingen van de curator dan ook aldus, dat hij primair en subsidiair geen vordering in stelt namens (de boedel van) Valerius C.V. en Terherne C.V. maar dat hij namens (de boedel van) Invextra Vastgoed B.V. en Invextra Vastgoed I B.V. (te weten de beherende vennoot van Valerius C.V. respectievelijk Terherne C.V.) op grond van artikel 2:248 BW van [X] het boedeltekort vordert (en subsidiair het boedeltekort dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag op grond van artikel 2:9 BW), waaronder de schulden van de commanditaire vennootschap zijn begrepen. De beherende vennoten zijn immers hoofdelijk aansprakelijk voor de schulden van de commanditaire vennootschap. De rechtbank begrijpt de vordering van de curator voorts aldus, dat namens de commanditaire vennootschappen slechts meer subsidiair een vordering wordt ingesteld en wel de door de curator jegens [X] ingestelde vordering op grond van onrechtmatige daad (6:162 BW). De curator zal in de gelegenheid worden gesteld om bij akte op het voorgaande te reageren.
4.5. Gelet op de complexiteit van de zaak zal de rechtbank de termijn voor het nemen van een akte zoals hiervoor bedoeld, vaststellen op zes weken in plaats van de in het procesreglement genoemde termijn van vier weken na het tussenvonnis.
4.6. In afwachting van de te nemen akte wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verwijst de zaak naar de rol van 14 december 2011 voor akte aan de zijde van de curator, houdende uitlating zoals in de rechtsoverwegingen 4.3 en 4.4. bedoeld, waarna [X] in de gelegenheid zal worden gesteld om hierop bij antwoordakte te reageren.
5.2. houdt voor het overige iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2011.?