ECLI:NL:RBLEE:2011:BU9053

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/3020
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening hangende bezwaar tegen een verkeersbesluit met belangenafweging en alternatieve oplossingen

In deze zaak hebben verzoekers, bestaande uit een rechtspersoon, een supermarkt en een natuurlijk persoon, bezwaar aangetekend tegen een verkeersbesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen. Dit besluit, genomen op 1 november 2011, houdt in dat het gebruik van de uitrit vanaf het Jumbo-parkeerterrein naar de Groningerstraat door gemotoriseerd verkeer op meer dan twee wielen is verboden. Verzoekers hebben op 9 december 2011 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op 20 december 2011 ter zitting is behandeld.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er voldoende spoedeisend belang is bij het verzoek en dat verzoekers ontvankelijk zijn. Het college heeft het verbod gemotiveerd door te stellen dat de uitrit niet geschikt is voor gemotoriseerd verkeer op meer dan twee wielen vanwege de beperkte wegbreedte en de onveilige zichtsituatie. Verzoekers hebben echter betoogd dat er geen onveilige situatie is en dat de afsluiting van de uitrit leidt tot ongewenste situaties voor calamiteitenverkeer en bevoorradingsverkeer.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen, waarbij alle betrokken belangen zijn afgewogen. De rechter heeft de argumenten van verzoekers, waaronder de mogelijkheid van een alternatieve oplossing, in overweging genomen, maar heeft uiteindelijk het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en benadrukt dat de bezwaarschriftprocedure nog loopt, waardoor er ruimte is voor verdere onderhandeling over mogelijke alternatieven.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/3020
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2011 als bedoeld in artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
1. [naam rechtspersoon] (hierna: [A]),
2. Surhuisterveen Supermarkten BV (Jumbo Surhuisterveen) (hierna: Jumbo),
3. [naam bedrijf] (hierna: [B]),
allen gevestigd te Surhuisterveen, en
4. [naam natuurlijk persoon] (hierna: [C]),
wonende te Nuis,
hierna ook tezamen te noemen: verzoekers,
gemachtigde van verzoekers: mr. W.J.Th. Bustin, advocaat te Groningen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Achtkarspelen,
verweerder (hierna: het college),
gemachtigden: mr. B.J.H. Zuur en W. Vellinga, beiden werkzaam bij de gemeente Achtkarspelen.
Procesverloop
Op 1 november 2011 heeft het college een verkeersbesluit genomen op grond van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). Dit verkeersbesluit is gepubliceerd in de "Feanster" van 8 november 2011. Verzoekers hebben tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend. Tevens hebben zij zich bij brief van 9 december 2011 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is ter zitting behandeld op 20 december 2011. Van verzoekers zijn in persoon verschenen [naam] namens [C] en [naam] namens Jumbo, bijgestaan door mr. Bustin, die ook [A] en [B] heeft vertegenwoordigd. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.
Motivering
Inleidende overwegingen
1 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekers te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening. Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter. Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
De feiten
2.1 In het bestreden besluit heeft het college een verbod ingesteld voor het gebruik van de uitrit vanaf het Jumbo-parkeerterrein in Surhuisterveen naar de Groningerstraat (hierna: de uitrit) door gemotoriseerd verkeer op méér dan twee wielen. Daartoe heeft het besloten borden C6 als bedoeld in bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeersregels 1990 te plaatsen bij de aansluiting van de uitrit op de Groningerstraat; verder wordt een bord C6 met een onderbord "na 35 meter" geplaatst bij de aansluiting van de uitrit op het parkeerterrein. Deze maatregel wordt verder ondersteund door het aanbrengen van een fysieke versmalling tot 1,35 meter door middel van het plaatsen van verwijderbare paaltjes bij de aansluiting van de uitrit op de Groningerstraat.
2.2 Het bezwaarschrift van verzoekers zal op 17 januari 2012 op een hoorzitting worden behandeld.
Het geschil
3.1 Het college heeft aan zijn besluit - onder meer en samengevat - ten grondslag gelegd dat de uitrit wegens de beperkte wegbreedte niet geschikt is als ontsluitingsweg van een parkeerterrein en dat de zichtsituatie bij de aansluiting van de uitrit op de Groningerstraat niet optimaal is. Daarom levert het gebruik van de uitrit door gemotoriseerd verkeer op méér dan twee wielen een verkeersonveilige situatie op. Aanwonenden ervaren door dit gebruik overlast in de vorm van geluids- en trillingshinder en ook schade aan eigendommen direct langs de uitrit. De uitrit is verder niet nodig voor een goede bereikbaarheid van het Jumbo-parkeerterrein, omdat de in 2011 uitgevoerde herinrichting van het Torenplein is toegesneden op een optimale bereikbaarheid van dit parkeerterrein. De ontsluiting van de percelen aan de uitrit is goed mogelijk via het parkeerterrein, zodat niet of nauwelijks sprake is van een beperking van de vrijheid van het verkeer, aldus het college.
3.2 Verzoekers hebben - onder meer en samengevat - aangevoerd dat uit niets blijkt dat er een onveilige situatie is. De geluids- en trillingshinder is kennelijk niet zodanig geweest dat dit eerder een verkeersbesluit rechtvaardigde. Door de afsluiting van de uitrit kan het calamiteitenverkeer geen gebruik meer maken van de toegang. Zeker als het bevoorradingsverkeer de enig overgebleven toegang (onder de poort bij het Torenplein) deels blokkeert, leidt dat tot ongewenste situaties. Ook heeft het college onvoldoende rekening gehouden met private belangen: de uitrit is eigendom van [C] en is belast met een erfdienstbaarheid ten behoeve van [B]. Daarnaast zal de ontsluiting van Groningerstraat 6 door de afsluiting van de uitrit moeten plaatsvinden over de parkeerplaats die eveneens eigendom is van [C] en dat is niet de bedoeling. Verzoekers bepleiten een minder vergaande maatregel, door het verbod alleen te laten gelden voor vrachtauto's en niet voor motorvoertuigen tot bijvoorbeeld 3,5 ton (formaat bestelbusjes). Aanvullend achten zij het gewenst om een stopverbod in te stellen langs de toegangsweg vanaf het Torenplein naar het Jumbo-parkeerterrein. Zij verzoeken het bestreden besluit spoedig te schorsen in verband met de te verwachten drukte rond Kerst.
Het wettelijk kader
4.1 Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de WVW 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot
a. het verzekeren van de veiligheid van de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
4.2 Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de WVW 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade, alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
4.3 Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de WVW 1994 geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens en onderborden, voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
4.4 Ingevolge artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de WVW 1994 worden verkeersbesluiten, voor zover zij het verkeer op andere wegen dan onder beheer van het Rijk, een provincie of een waterschap betreffen, genomen door burgemeester en wethouders of, krachtens besluit van hen, door een door hen ingestelde bestuurscommissie of het dagelijks bestuur van een deelgemeente.
4.5 Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
De beoordeling van het geschil
5.1 Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter dient zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit dan ook terughoudend op te stellen en te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. De voorzieningenrechter verwijst naar onder meer de uitspraak van de AbRS van 21 december 2011, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, onder LJN BU8877.
5.2 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college in redelijkheid tot dit verkeersbesluit kunnen komen en heeft het daarbij alle verschillende daarvoor in aanmerking komende belangen in voldoende mate tegen elkaar afgewogen. Daarbij heeft het college het oog gehad op met name het belang van de verkeersveiligheid. Ter zitting heeft de voorzieningenrechter aan de hand van kaarten en foto's uitvoerig met partijen de situatie ter plekke besproken. Mede gelet op hetgeen Vellinga daarover heeft opgemerkt heeft het college voldoende aannemelijk gemaakt dat de uitrit met haar 4.00 tot 4.30 meter breedte te smal is voor gemotoriseerd verkeer op méér dan twee wielen in beide richtingen. Het gevaar van botsingen met tegenliggers, met name als auto's vanaf de Groningerstraat in een onoverzichtelijke situatie de uitrit indraaien, is te groot. Daarbij speelt dat het verkeer steeds drukker is geworden. Het college heeft verder na overleg met de politie geen eenrichtingsverkeer voor de uitrit willen instellen, omdat - naar het voldoende aannemelijk heeft gemaakt - de ervaring leert dat verkeer als bovenbedoeld, gelet op de korte afstand, toch vaak geneigd is tegen de richting in te rijden. Dit zou ook in strijd zijn met de verkeersveiligheid en een handhavingsprobleem oproepen.
5.3 De voorzieningenrechter overweegt verder dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat met de in het verkeersbesluit genoemde plaatsing van verwijderbare of neerklapbare paaltjes het parkeerterrein bereikbaar blijft voor calamiteitenverkeer. Ook acht hij aannemelijk dat over de - in beide richtingen berijdbare - straat vanaf het Torenplein, het parkeerterrein bereikbaar blijft voor bevoorradingsverkeer en auto's van het winkelend publiek. Dat klemt te meer daar het college blijkens de stukken in het dossier voornemens is langs die toegang - zoals verzoekers ook wensen - een stopverbod in te stellen. Die toegang kan dan niet langer worden geblokkeerd door bijvoorbeeld vrachtwagens die de winkels bevoorraden.
5.4 De overige, door verzoekers aangegeven belangen, wegen niet op tegen het belang dat het college met het bestreden besluit wenst te dienen. Dat geldt voor het feit dat Jumbo klanten zou verliezen omdat dezen, nu ze de uitrit niet meer inkunnen, liever doorrijden naar een andere supermarkt. Niet valt uit te sluiten dat deze klanten toch bereid zijn om om te rijden naar de toegang vanaf het Torenplein. Ook geldt dit voor de ontsluiting van panden over het parkeerterrein van [C]. Immers, ook toen de uitrit nog onbeperkt berijdbaar was, moest die ontsluiting over dat parkeerterrein plaatsvinden. Belanghebbenden kunnen dus in de nieuwe situatie gebruik maken van de toegangsweg vanaf het Torenplein.
5.5. De voorzieningenrechter is, zoals boven al overwogen, dan ook van oordeel dat het college in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen. Daaraan voegt hij het volgende toe.
5.6 Op zitting is gebleken dat op korte termijn mogelijk een andere oplossing te bedenken is die voor het college verantwoord en aanvaardbaar is en die voldoende tegemoetkomt aan de wensen van verzoekers. Zo heeft mr. Bustin aangegeven dat aan één kant van de uitrit, op eigendom van [C], paaltjes staan die kunnen worden weggehaald en aan de andere kant, eveneens op eigendom van [C], een coniferenhaag staat die kan worden versmald. Wat hem betreft kan dit binnen een paar weken geregeld worden. Daardoor zou de uitrit kunnen worden verbreed tot ongeveer 4,5 meter, zodat in ieder geval motorvoertuigen tot 3,5 ton in beide richtingen van de uitrit gebruik kunnen maken. Gecombineerd met een stopverbod langs de toegangsweg vanaf de Torenstraat kan er dan volgens mr. Bustin tot een bevredigende alternatieve oplossing gekomen worden. Op de zitting is gebleken dat mr. Zuur en Vellinga niet onwelwillend waren om dit voorstel van mr. Bustin aan het college voor te leggen. De voorzieningenrechter geeft partijen dan ook, mede gelet op het feit dat de bezwaarschriftprocedure nog loopt, in overweging om zo'n alternatieve oplossing te beproeven. Daarbij zou ook kunnen worden bezien of het alternatieve voorstel van het college, dat verzoekers tot nu toe hebben afgewezen, al dan niet in aangepaste vorm, alsnog bespreekbaar is.
5.7 Dit alles neemt niet weg dat de voorzieningenrechter, gelet op de onderbouwing van het bestreden besluit zoals weergegeven onder 5.2 tot en met 5.4, van oordeel is dat bezwaar tegen het bestreden besluit zoals dat er nu ligt, ongegrond verklaard zal moeten worden. Hij zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen. Hij ziet geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Leegsma als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 december 2011.
w.g. J.R. Leegsma
w.g. P.G. Wijtsma
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.