ECLI:NL:RBLEE:2011:BT6565

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
8 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/259
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete op grond van de Arbeidsomstandighedenwet na arbeidsongeval met een stagiair tijdens het gebruik van een vorkheftruck

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 8 september 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, eiseres, en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin een boete van € 10.800,00 was opgelegd wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet. De zaak betreft een arbeidsongeval dat plaatsvond op 27 mei 2010, waarbij een stagiair tijdens zijn werkzaamheden van een vorkheftruck viel terwijl hij een gitterbox met afvalhout in een container aan het legen was. Eiseres betwistte de toerekening van de overtreding en stelde dat de stagiair geen opdracht had gekregen voor deze werkzaamheden. De rechtbank oordeelde echter dat het legen van de gitterbox onderdeel uitmaakte van de normale werkzaamheden van de stagiair en dat eiseres niet voldoende maatregelen had getroffen om de risico's van deze werkzaamheden te inventariseren.

De rechtbank concludeerde dat eiseres als werkgever verantwoordelijk was voor de veiligheid van de stagiair en dat zij niet had voldaan aan de verplichtingen uit de Arbowet. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde boete terecht was en dat er geen aanleiding was om deze te matigen. Eiseres had niet aangetoond dat zij de risico's van het legen van de gitterbox had geïnventariseerd en dat zij de nodige maatregelen had getroffen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/259
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 september 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[de besloten vennootschap], gevestigd te [vestigingsplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. G.J.A. van Dijk, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Amsterdam,
en
de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), voorheen de minister van SZW, verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 28 december 2010 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Arbeidsomstandighedenwet (hierna: de Arbowet) en het Arbeidsomstandighedenbesluit (hierna: het Arbobesluit) (hierna: het bestreden besluit).
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 30 juni 2011. Namens eiseres is haar directeur [directeur] verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Namens verweerder is niemand verschenen.
Motivering
Feiten
1.1 Eiseres exploiteert een transportbedrijf te [vestigingsplaats]. [De stagiair], geboren [in 1993] (hierna: de stagiair), was op basis van een stageovereenkomst als stagiair werkzaam bij eiseres.
1.2 Op 27 mei 2010 is de stagiair tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden voor eiseres van een vorkheftruck gevallen. De werkzaamheden van de stagiair bestonden op dat moment uit het legen van een stalen emballagekist (hierna: gitterbox), gevuld met afvalhout, in een afvalcontainer met een hoogte van 2,5 meter. De stagiair heeft de vorkheftruck voor de container gezet en heeft de gitterbox geheven totdat de bovenrand daarvan gelijk was met de rand van de container. De stagiair is in de container gaan staan en heeft van daaruit het afvalhout uit de gitterbox overgeheveld naar de container. Om bij de laatste resten hout te komen is de stagiair in de gitterbox gestapt. Daarop is de gitterbox gekanteld en is de stagiair met de gitterbox vanaf de lepels van de vorkheftruck ongeveer 2,5 meter naar beneden gevallen op de betonnen vloer naast de container. De stagiair heeft bij zijn val letsel opgelopen en is voor de behandeling daarvan opgenomen in een ziekenhuis.
1.3 Bij besluit van 25 augustus 2010 heeft verweerder eiseres een boete ter hoogte van € 10.800,00 opgelegd wegens overtreding van artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit.
1.4 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 25 augustus 2010 ongegrond verklaard.
Geschil
2.1 Eiseres stelt zich primair op het standpunt dat verweerder haar ten onrechte een boete heeft opgelegd, omdat de overtreding van artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit haar niet kan worden toegerekend. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder de boete had moeten matigen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres aangevoerd dat de stagiair geen opdracht heeft gekregen voor het legen van de gitterbox en dat dit ook geen onderdeel uitmaakt van het opruimen van de bedrijfsloods. Eiseres erkent dat de risico's van het legen van de gitterbox niet zijn omschreven. Dat gebeurt volgens eiseres bij geen enkel bedrijf en is volgens haar ook niet nodig, tenzij het op een bijzondere manier moet gebeuren, wat in haar bedrijf niet het geval is. Volgens eiseres gaat het in deze zaak ook niet om het legen van de gitterbox, maar om het gebruik van de vorkheftruck. Eiseres wijst erop dat de stagiair ten tijde van het ongeval gediplomeerd vorkheftruckchauffeur was. Dit betekent volgens eiseres dat hij tot in detail wist hoe hij moest omgaan met een vorkheftruck. Volgens eiseres was de stagiair daarom op de hoogte van de voor de hand liggende "gouden regel" dat een vorkheftruck nooit als trap moet worden gebruikt. Dit is volgens eiseres zo evident dat een nadere instructie niets zou toevoegen. Volgens eiseres is de handelwijze van de stagiair dan ook onbegrijpelijk.
2.2 Verweerder handhaaft het bestreden besluit. Hij stelt zich op het standpunt dat sprake is van een overtreding en dat deze terecht aan eiseres is toegerekend. Verweerder is van mening dat het legen van de gitterbox behoorde tot de werkzaamheden van de stagiair. Volgens verweerder kan de overtreding (volledig) aan eiseres worden verweten. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiseres de risico's van het legen van de gitterbox in de container heeft geïnventariseerd en geëvalueerd en op grond daarvan de nodige maatregelen heeft getroffen. Volgens verweerder is niet gebleken dat eiseres voor het ongeval een veilige werkwijze had ontwikkeld voor het legen van de gitterbox in de container. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat er geen omstandigheden zijn gesteld of gebleken die aanleiding geven om af te wijken van zijn beleid.
Beoordelingskader
3.1 Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Arbowet worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels gesteld in verband met arbeidsomstandigheden van de werknemers. Op grond van het tiende lid zijn de werkgever en de werknemers verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden vastgesteld bij of krachtens de op grond van dit artikel vastgestelde algemene maatregel van bestuur voor zover en op de wijze als bij of krachtens deze maatregel is bepaald.
Op grond van artikel 33, tweede lid, van de Arbowet wordt als overtreding aangemerkt het niet naleven van artikel 16, tiende lid, voor zover het niet naleven van de in dat artikellid bedoelde voorschriften en verboden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur is aangemerkt als overtreding. Ter zake van de overtredingen, bedoeld in de vorige zin, wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur bepaald of een bestuurlijke boete kan worden opgelegd van de eerste of tweede categorie.
3.2 Op grond van artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit is een arbeidsmiddel zodanig geplaatst, bevestigd of ingericht en wordt een arbeidsmiddel zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet zoals verschuiven, omvallen, kantelen, getroffen worden door het arbeidsmiddel of onderdelen daarvan, oververhitting, brand, ontploffen, blikseminslag en directe of indirecte aanraking met elektriciteit zoveel mogelijk is voorkomen.
Op grond van artikel 9.1 van het Arbobesluit is de werkgever verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden welke bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld, met uitzondering van de artikelen 1.25, 2.6, 2.26 tot en met 2.29, 2.32 tot en met 2.34 en 7.21.
3.3 In beleidsregel 33, vierde lid, aanhef en onder b, van de Beleidsregels arbeidsomstandighedenwetgeving (hierna: de beleidsregels), is vermeld dat bij de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete één of meer van de volgende factoren aan de orde kunnen zijn die achtereenvolgens leiden tot verlaging van het al dan niet op bedrijfsgrootte gecorrigeerde verdubbelde normbedrag:
1°. indien de werkgever aantoont dat hij de risico’s van de werkzaamheden waarbij de overtreding waarvoor een bestuurlijke boete kan worden gegeven, zich heeft voorgedaan voldoende heeft geïnventariseerd en op grond daarvan de nodige maatregelen heeft getroffen en deugdelijke, voor de arbeid geschikte, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking heeft gesteld, wordt de bestuurlijke boete met eenderde gematigd;
2°. indien de werkgever bovendien aantoont dat hij voldoende instructies heeft gegeven, wordt de bestuurlijke boete met nog eenderde gematigd;
3°. indien de werkgever bovendien aantoont dat hij adequaat toezicht heeft gehouden, wordt geen bestuurlijke boete opgelegd.
3.4 Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een overtreding van artikel 7.4, derde lid, van het Arbobesluit. De gitterbox en de vorkheftruck zijn niet zodanig gebruikt dat het gevaar dat zich een ongewilde gebeurtenis voordoet zoveel mogelijk is voorkomen.
3.5 De rechtbank is van oordeel dat eiseres kan worden aangemerkt als overtreder, omdat zij ten tijde van het ongeval werkgever was van de stagiair en het legen van de gitterbox in de container onderdeel uitmaakte van diens werkzaamheden. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat de stagiair geen opdracht heeft gekregen om de gitterbox te legen en dat dit niet tot het opruimen van de bedrijfsloods behoort. Blijkens de verklaring van de stagiair heeft loodsmedewerker [de loodsmedewerker] hem op 27 mei 2010 de opdracht gegeven om de bedrijfsloods op te ruimen en de gitterbox te legen in de container. Dit wordt bevestigd door de verklaring van [X], een andere stagiair. Uit de verklaring van [de loodsmedewerker] leidt de rechtbank af dat het opruimen van de bedrijfsloods behoorde tot de normale werkzaamheden van de stagiair. Dit wordt door eiseres ook niet bestreden. Uit de verklaring van [de loodsmedewerker] leidt de rechtbank verder af dat het leegmaken van de gitterbox onderdeel uitmaakt van het opruimen van de bedrijfsloods. Volgens [de loodsmedewerker] had de stagiair dit al vaker gedaan en kon hij daar zelf initiatief in nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen van de stagiair, [X] en [de loodsmedewerker].
3.6 Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat haar ter zake van de overtreding geen enkel verwijt valt te maken. De rechtbank is van oordeel dat niet is voldaan aan de eerste van de drie (cumulatieve) matigingsgronden die zijn neergelegd in beleidsregel 33, vierde lid, aanhef en onder b, van de beleidsregels. Daarom heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om de boete te matigen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij de risico's van de werkzaamheden waarbij zich de overtreding heeft voorgedaan, voldoende heeft geïnventariseerd en op grond daarvan de nodige maatregelen heeft getroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat het legen van een gitterbox, gevuld met afvalhout, in een 2,5 meter hoge container risico's met zich meebrengt. Eiseres heeft deze risico's niet geïnventariseerd en daarvoor geen maatregelen getroffen. Eiseres heeft de risico's van het gebruik van een vorkheftruck wel geïnventariseerd. Daarbij is als risico aangemerkt het gebruik van een vorkheftruck door jeugdige personen. Met het oog op dit risico heeft eiseres bepaald dat personen onder 16 jaar geen vorkheftruck mogen besturen en dat personen tussen 16 en 18 jaar een vorkheftruck slechts onder deskundig toezicht mogen besturen. In dit geval heeft eiseres de laatstgenoemde maatregel echter niet toegepast. De stagiair was ten tijde van het ongeval 16 jaar. Hij heeft een vorkheftruck gebruikt om de gitterbox op te tillen, de bedrijfsloods uit te rijden en bij de container op te heffen. Buiten de bedrijfsloods was geen enkel toezicht. De omstandigheden dat verweerder veel aandacht besteedt aan veiligheid, dat de stagiair een gediplomeerd vorkheftruckchauffeur is en dat de stagiair wist dat hij de vorkheftruck niet als trap mocht gebruiken, doen aan het voorgaande niet af. Het was aan eiseres om de risico's bij het legen van de gitterbox en het gebruik de vorkheftruck voldoende te inventariseren en de nodige maatregelen te treffen. Nu niet is voldaan aan de eerste matigingsgrond, kunnen de overige matigingsgronden buiten beschouwing blijven.
3.7 In hetgeen eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om te oordelen dat eiseres onevenredig wordt getroffen door de opgelegde boete.
3.8 Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.
Proceskosten
4. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en door mrs. C.H. de Groot en K.J. de Graaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.F. van Emst als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 september 2011.
w.g. P.G. Wijtsma
w.g. F.F. van Emst
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, behoudens het bepaalde in artikel 6:13, gelezen in samenhang met artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.