ECLI:NL:RBLEE:2011:BR5146

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
17 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
113400 - KG ZA 11-200
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen sportstichting en gemeente Boarnsterhim over onderhoud tennisbanen en sportveld te Raerd

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding tussen de Stichting Sportbelangen Rauwerd/Poppingawier E.O. en de gemeente Boarnsterhim, staat de opzegging van een huurovereenkomst voor gemeentelijke sportvoorzieningen centraal. De stichting vordert dat de gemeente wordt verplicht om groot onderhoud te verrichten aan de tennisbanen en het sportveld te Raerd, conform de afspraken die in 1982 zijn gemaakt. De gemeente heeft de overeenkomst opgezegd, stellende dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en dat de stichting niet heeft voldaan aan haar verplichtingen. De stichting betwist de opzegging en stelt dat de gemeente jarenlang in gebreke is gebleven met het uitvoeren van groot onderhoud.

De voorzieningenrechter oordeelt dat de opzegging van de huurovereenkomst door de gemeente mogelijk is, mits er sprake is van zwaarwegende redenen. De rechter overweegt dat de gemeente een redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen en dat de financiële situatie van de gemeente precair is. De stichting heeft niet aangetoond dat er een acute noodzaak is voor het onderhoud, en de rechter concludeert dat de gevraagde voorziening zal worden geweigerd. De stichting wordt veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn vastgesteld op € 1.384,00.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij de opzegging van langdurige contracten, vooral in het licht van de financiële situatie van de gemeente en de verantwoordelijkheden van de stichting.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 113400 / KG ZA 11-200
Vonnis in kort geding van 17 augustus 2011
in de zaak van
de stichting
STICHTING SPORTBELANGEN RAUWERD/POPPINGAWIER E.O.,
gevestigd te Raerd,
eiseres,
advocaat: mr. I.J. Woltman te Leeuwarden,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE BOARNSTERHIM,
zetelende te Grou,
gedaagde,
advocaat: mr. M. Bauman te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna de stichting en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. De stichting heeft de gemeente in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare terechtzitting van 4 augustus 2011.
1.2. De stichting heeft toen op de bij dagvaarding (met producties) geformuleerde gronden gevorderd dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de gemeente verplicht om binnen twee maanden na betekening van het in dezen te wijzen vonnis groot onderhoud te hebben doen laten plaatsvinden aan de tennisbanen, alsmede het kaatsveld, een en ander conform de als productie 9 overgelegde offertes en het als productie 16 overgelegde rapport van de KNLTB, dit op straffe van verbeurte door de gemeente van een dwangsom van € 10.000,- per dag dat de gemeente na voornoemde termijn van twee maanden in gebreke blijft renovatie / groot onderhoud aan de tennisbanen en het kaatsveld te hebben verricht, dan wel een in goede justitie te bepalen dwangsom, althans de begrote dwangsom te matigen tot een in goede justitie te bepalen bedrag dan wel een daarbij in goede justitie te bepalen maximumbedrag, met veroordeling van de gemeente in de kosten van het geding.
1.3. De gemeente heeft voorafgaand aan de terechtzitting een conclusie van antwoord (met producties) ingediend, waarbij zij heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de stichting, met veroordeling van de stichting - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van het geding.
1.4. Ter terechtzitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij de advocaten van partijen gebruik hebben gemaakt van pleitnotities.
1.5. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De feiten
In dit kort geding zal van de volgende vaststaande feiten worden uitgegaan.
2.1. De gemeente is onder meer eigenaar van een aantal sportvoorzieningen te Raerd (Rauwerd), waaronder de tennisbanen, het sportveld (kaatsveld), de ijsbaan en de kleedgelegenheid bij de ijsbaan.
2.2. Op 29 maart 1982 is tussen de toenmalige gemeente Rauwerderhem en de stichting een overeenkomst gesloten met betrekking tot het beheer van:
a. het sportveld (kaatsveld) en de tennisbanen te Raerd;
b. de kleedgelegenheid bij de ijsbaan te Raerd;
c. de ijsbaan te Raerd;
d. het sportveld te Poppingawier omvattende het kaatsveld, de buitenmanege en het daarop aanwezige sportgebouw.
2.3. In voornoemde overeenkomst is onder meer bepaald:
Artikel 1. Aard van de overeenkomst.
Een overeenkomst van beheer van gemeentelijke sportvoorzieningen als bedoeld in de "Verordening, regelende de algemene voorwaarden waaronder door de gemeente gemeentelijke sportvoorzieningen in beheer worden gegeven aan plaatselijke sportstichtingen", vastgesteld bij raadsbesluit van 17 maart 1982 nr. 8b, waarvan een als zodanig gewaarmerkt exemplaar aan deze overeenkomst is gehecht en geacht wordt daarmee een onverbreeklijk geheel te vormen.
(…)
Artikel 3. Duur der overeenkomst.
De overeenkomst wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 4. Opzegging der overeenkomst.
De overeenkomst kan door de stichting telkenmale per 1 januari van ieder jaar worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden. Opzegging van de overeenkomst door de gemeente kan uitsluitend plaats vinden, wanneer de stichting handelt in strijd met de van toepassing zijnde artikelen van bovengenoemde voorwaarden.
Artikel 5. Onderhoud.
De stichting neemt het onderhoud van de in artikel 2 genoemde sportvoorzieningen voor haar rekening voorzover niet anders is bepaald in de bovengenoemde algemene voorwaarden.
Artikel 6. Vergoeding.
Door de stichting zijn jaarlijks de navolgende vergoedingen verschuldigd voor de in beheer gegeven sportvoorzieningen:
1. het sportveld en de tennisbanen te Rauwerd voor f 1.000,--
2. de kleedgelegenheid bij de ijsbaan te Rauwerd voor nihil
3. de ijsbaan te Rauwerd, jaarlijks gedurende de periode
van 15 nov. tot en met 15 mrt. voor f 40,--
4. het sportveld te Poppenwier, omvattende:
- het kaatsveld voor f 200,--
- de buitenmanege voor f 100,--
- het sportgebouw voor nihil
Naast de onder 1 tot en met 4 genoemde bedragen zullen onder geen beding extra vergoedingen in rekening worden gebracht ten aanzien van onderhoudskosten en/of kapitaalslasten.
2.4. In de "Verordening, regelende de algemene voorwaarden waaronder door de
Gemeente gemeentelijke sportvoorzieningen in beheer worden gegeven aan plaatselijke
sportverenigingen" is in artikel 4 bepaald dat de sportvoorzieningen door de gemeente
worden onderhouden.
2.5. De gemeente Rauwerderhem is ingevolge een gemeentelijke herindeling op 1 januari 1984 opgegaan in de (huidige) gemeente Boarnsterhim.
2.6. Vanaf de totstandkoming van de overeenkomst heeft de gemeente het reguliere onderhoud aan de aan de stichting in beheer gegeven sportvoorzieningen voor haar rekening genomen. Groot onderhoud is sindsdien nimmer verricht door de gemeente.
Alle tennisverenigingen binnen de gemeente, behalve die in Raerd, voeren thans het regulier en het groot onderhoud aan hun tennisbanen voor eigen rekening uit.
2.7. De toplaag en de drainage van de tennisbanen zijn al jaren van matige kwaliteit. Ook is er sprake van een drainageprobleem bij het sportveld (kaatsveld) te Raerd. De gemeente en de stichting zijn vanaf 2006 in gesprek gegaan over de voorwaarden waaronder de gemeente de kosten van de renovatie van de tennisbanen voor haar rekening zou nemen en de stichting zou meewerken aan een vorm van privatisering van de tennisbanen. De gemeente wilde daarbij toewerken naar een situatie waarbij de stichting verantwoordelijk zou worden voor het onderhoud van de sportvoorzieningen en voor het gebruik van de tennisbanen -die door de gemeente niet langer als basis-sportvoorziening worden gezien- een huurprijs zou betalen die gelijk was aan de huurprijzen die door de andere tennisverenigingen binnen de gemeente worden betaald.
2.8. In september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders een voorstel aan de gemeenteraad gedaan strekkende tot renovatie van de tennisbanen, meer in het bijzonder de toplaag en de drainage. Het voorstel was om hiervoor een bedrag van
€ 41.000,- ter beschikking te stellen. De gemeenteraad heeft dit voorstel afgewezen en de onderhandelingen tussen de gemeente en de stichting zijn vervolgens enige tijd stil komen te liggen.
2.9. In verband met achterstallig onderhoud aan gemeentelijke sportvoorzieningen heeft de gemeente in 2008 een zogeheten 'nulmeting' gehouden, waaruit is gebleken dat het sportveld te Raerd een drainageprobleem heeft en dat de tennisbanen dienen te worden gerenoveerd. Aan kosten is hiervoor een bedrag van € 50.000,- begroot, te vermeerderen met een bedrag van € 10.000,- voor jaarlijks onderhoud. De gemeente heeft de resultaten van de nulmeting bij brief van 1 april 2009 aan de stichting toegezonden.
2.10. De gemeente en de stichting zijn vervolgens weer in gesprek gegaan over het onderhoud en de privatisering van de tennisbanen te Raerd. Naar aanleiding daarvan heeft de gemeente de stichting bij brief van 26 oktober 2009 onder meer medegedeeld:
"U hebt in het overleg van 17 september 2009 aangegeven in te zien dat het beginsel van gelijkheid zou behoren te worden toegepast bij alle tennisbanen. Implementatie van een vorm van privatisering is mogelijk na de grondige renovatie van de huidige banen en de oefenhoek. De gemeente heeft een bedrag gereserveerd voor het uitvoeren van groot onderhoud aan de tennisbaan. Hierbij is uitgegaan van de aanleg van een nieuwe gravelbaan. Het gaat om een maximumbedrag (inclusief alle kosten) van € 70.000,-. U hebt aangegeven dat u hierover overleg moet voeren met uw achterban. (…)"
2.11. De gemeente heeft in november 2009 de beschikbare offertes en de onderliggende opdrachtomschrijving met betrekking tot de renovatie aan de stichting toegezonden. In een overleg op 18 november 2009 heeft de gemeente aan de stichting medegedeeld dat na 2009 de daarvoor beschikbare financiële middelen zouden komen te vervallen.
Op 8 december 2009 heeft een vervolgoverleg plaatsgevonden. In dit overleg zijn de volgende afspraken gemaakt, zoals weergegeven in een e-mail van de gemeente aan de stichting van diezelfde datum:
- binnen 2 weken e-mailt de stichting een voorstel waarin staat aangegeven op welke wijze zij een bijdrage kan leveren aan het realiseren van een kunststof/grastennisbaan.
- de gemeente zal de financiële middelen nog tijdelijk vast houden in januari;
- de gemeente zal zorgen voor een (concept) gebruikersovereenkomst waarin de privatisering is geregeld;
- dinsdag 12 januari is er een nieuw overleg, dit is een go/no go moment.
2.12. De provincie Fryslân heeft de gemeente eind 2007 medegedeeld dat zij onder preventief toezicht wordt gesteld omdat de begroting niet in evenwicht was. Het preventief toezicht is met ingang van 1 januari 2010 omgezet in definitief toezicht. Tegelijkertijd is er een verzoek ingediend bij het Rijk voor een aanvullende uitkering uit het gemeentefonds ex artikel 12 Financiële verhoudingswet, welk verzoek is gehonoreerd. Aan deze extra uitkering zijn echter (strenge) voorwaarden verbonden met betrekking tot het op orde brengen van de financiële huishouding van de gemeente.
2.13. De stichting heeft de gemeente bij e-mail van 11 januari 2010 bericht dat met de geformuleerde uitgangspunten niet tot een adequate oplossing kan worden gekomen. In reactie hierop heeft de gemeente de stichting bij e-mail van 25 januari 2010 laten weten dat het aanbod van de gemeente tot 1 februari 2010 geldt en daarna vervalt, en daarmee ook de gereserveerde financiële middelen. Voorts heeft de gemeente in deze e-mail aan de stichting verzocht om schriftelijk aan te geven hoe men denkt over het renoveren en privatiseren van de tennisbanen.
2.14. De stichting heeft de gemeente bij e-mail van 2 februari 2010 - samengevat - medegedeeld dat het privatiseren van de tennisbanen voor haar niet interessant is, in verband met de financiële verplichtingen die daarmee samenhangen.
2.15. Bij brief van 26 februari 2010 heeft de gemeente de stichting erop gewezen dat er nog nota's openstonden met betrekking tot verschuldigde huurtermijnen. Omdat betaling uitbleef, heeft de gemeente de stichting bij brief van 17 mei 2010 in gebreke gesteld ter zake.
2.16. De gemeente heeft de overeenkomst van partijen opgezegd bij brief aan de stichting van 15 juni 2010. In deze brief meldt de gemeente onder meer:
"Op het met u gevoerde overleg van 7 juni 2010 hebben wij u te kennen gegeven de overeenkomst met de Stichting Sportbelangen Raerd/Poppenwier en omgeving (hierna te noemen: de SSR) te willen beëindigen door deze overeenkomst op te zeggen. Wij zijn van mening dat deze overeenkomst, gelet op de inhoud en de hieruit voortvloeiende rechtsgevolgen niet in stand kan blijven aangezien de inhoud van de overeenkomst niet meer aansluit bij het beleid dat door de gemeente Boarnsterhim ter zake wordt gevoerd. (…) Ter toelichting geldt het navolgende:
(…)
In de overeenkomst zelf zijn geen bepalingen opgenomen over het beëindigen van de overeenkomst door de opzegging daarvan, zodat de gemeente Boarnsterhim zich hier beroept op het bepaalde in artikel 6:248 BW.
(…)
De huurprijzen die alle sportverenigingen aan de gemeente moeten betalen, zijn vastgesteld aan de hand van het accommodatiebeleid. De huurprijzen die door de SSR worden betaald voor de in artikel 2 opgenomen voorzieningen, wijken hiervan af ten gunste van de SSR. Dit brengt mee dat de SSR minder aan de gemeente betaalt voor het gebruiken van de gemeentelijke sportvoorzieningen dan de andere verenigingen binnen de gemeente voor vergelijkbare voorzieningen.
Met de SSR is overleg gevoerd over het aanpassen van de huurprijzen aan het accommodatiebeleid van de gemeente. Bij schrijven van 5 maart 2010 en 19 april 2010, heeft de SSR schriftelijk te kennen dat de SSR niet akkoord gaat met het hanteren van tarieven zoals weergegeven in het accommodatie-beleid en zich ook niet aan dit gemeentelijk beleid gebonden acht. De SSR beroept zich daarbij op de inhoud van de overeenkomst uit 1982.
Het vorenstaande brengt met zich dat ten opzichte van de andere sportverenigingen, de SSR een uitzonderingspositie inneemt. Wij achten dit in strijd met de rechtsgelijkheid. Er zijn geen objectieve redenen aanwezig die rechtvaardigen dat de SSR in dit geval (nog langer) een uitzonderingspositie kan innemen.
Voorts is u bekend dat de tennisbaan te Raerd dient te worden gerenoveerd. Met de heer [A] - hierbij handelende namens de tennisvereniging - is verschillende malen overleg gevoerd over het uitvoeren van renovatiewerkzaamheden aan de tennisbaan. Wij hebben daarbij te kennen gegeven dat de gemeente Boarnsterhim na het uitvoeren van deze werkzaamheden de tennisbaan gedeeltelijk wil privatiseren, gelijk ook het geval is met alle andere tennisverenigingen binnen de gemeente. De privatisering brengt in dit geval wel met zich mee dat de tennisvereniging na het uitvoeren van de renovatiewerkzaamheden, zelf verantwoordelijk is voor het onderhoud van de tennisbaan en daarvoor ook de kosten draagt, zoals ook het geval is bij andere tennisverenigingen.
Bij email van 2 februari 2010 heeft de heer [A] aangegeven dat het privatiseren van de bestaande graveltennisbaan voor de tennisvereniging geen optie is. (…)
Namens de tennisvereniging is tevens aangegeven dat het privatiseren van de tennisbaan nadat er bijvoorbeeld een kunstgrasbaan is aangelegd wellicht bespreekbaar zou zijn. Het aanbrengen van een veel duurdere kunstgrasbaan moet daarbij wel volledig door de gemeente worden betaald. Een kunstgrasbaan is veel duurder in aanschaf maar goedkoper in onderhoud. De heer [A] heeft namens de tennisvereniging ook aangegeven hieraan geen enkele financiële bijdrage te willen leveren. Dit brengt met zich dat de aanlegkosten van een kunstgrasbaan alleen voor rekening van de gemeente Boarnsterhim zullen komen. Wij achtten dit in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur aangezien de tennisvereniging hier wederom bevoordeeld zou worden.
Naar aanleiding van vorenstaande zijn wij van mening dat wij aan de tennisvereniging twee redelijke alternatieven hebben aangeboden, die ook met vertegenwoordigers van de tennisvereniging zijn besproken. De heer [A] heeft echter beide alternatieven afgewezen.
Het zal u ongetwijfeld bekend zijn dat de financiële positie van de gemeente Boarnsterhim niet rooskleurig is en dat er een procedure loopt waarbij de gemeente Boarnsterhim een "artikel 12 status" zal krijgen. (…) De gemeente Boarnsterhim heeft geen budget om de kosten van een duurdere kunstgrasbaan alleen te financieren. Omdat de uitgave ook niet strikt noodzakelijk is, zal de financiële toezichthouder van de gemeente geen medewerking verlenen aan het aanleggen van een kunstgrasbaan op kosten van de gemeente. (…)
3. Conclusie
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, zijn wij van mening dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, er voor de gemeente Boarnsterhim een voldoende zwaarwegend belang bestaat om de bestaande huurovereenkomst op te zeggen. Het is voor de gemeente onaanvaardbaar om de overeenkomst onder gelijkblijvende omstandigheden in stand te laten. Daarbij komt, ook na afweging van de belangen van de SSR op voortzetting van de overeenkomst, er geen objectieve feiten en omstandigheden aanwezig zijn die rechtvaardigen dat de SSR ten opzichte van andere sportverenigingen blijvend een uitzonderingspositie kan innemen.
4. Ontruiming van de sportvoorzieningen
Zoals bovenstaand al is aangegeven blijkt dat wanneer de overeenkomst wordt opgezegd op basis van het bepaalde in artikel 6:248 BW aan de SSR een redelijke opzegtermijn moet worden geboden. Wij delen u hierbij mede dat wij de overeenkomst hierbij opzeggen per 1 oktober 2012. Dit brengt mee dat de sportvoorzieningen als bedoeld in artikel 2 van de overeenkomst tot en met 31 augustus 2012 kunnen worden gebruikt. Hierna zullen de sportvoorzieningen door u moeten worden ontruimd. (…)"
2.17. Na de opzegging van de overeenkomst hebben de gemeente en de stichting nog enige tijd schriftelijk gecorrespondeerd over een mogelijke oplossing. Bij brief van 26 mei 2011 heeft de gemeente aan de stichting aangeboden dat zij de stichting over de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 oktober 2012 geen huur meer in rekening zal brengen, terwijl het reguliere onderhoud tot 1 oktober 2012 voor rekening van de gemeente zal worden uitgevoerd, indien wordt ingestemd met de opzegging en ontruiming. Partijen hebben echter geen overeenstemming bereikt.
3. Het standpunt van de stichting
3.1. De stichting legt aan haar vordering - samengevat - het volgende ten grondslag. Er is sprake van ernstig achterstallig onderhoud aan de tennisbanen en het sportveld te Raerd. Sinds het aangaan van de overeenkomst heeft de gemeente nimmer voldaan aan haar verplichting tot het uitvoeren van groot onderhoud aan deze sportvoorzieningen, terwijl zij daartoe wél gehouden is op grond van de van toepassing zijnde Algemene Voorwaarden. Van de stichting kan niet worden gevergd dat zij nog langer de situatie van achterstallig onderhoud aan de tennisbanen en het sportveld dient te dulden. De gemeente dient daarom op korte termijn verplicht te worden om te zorgen voor groot onderhoud aan de tennisbanen en het sportveld, aldus de stichting.
3.2. Ten aanzien van de door de gemeente gedane opzegging van de overeenkomst voert de stichting aan dat zij zich tegen deze opzegging verzet. Voor opzegging van een duurovereenkomst van onbepaalde duur als de onderhavige is slechts bij uitzondering plaats voor een toets op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid. Er doen zich te dezen echter geen feiten of omstandigheden voor die een zodanig beroep op de eisen van redelijkheid en billijkheid rechtvaardigen. De overeenkomst heeft al een looptijd van bijna dertig jaar, terwijl de gemeente nimmer groot onderhoud aan de sportvoorzieningen heeft gepleegd, dit terwijl zij al jaren weet dat groot onderhoud noodzakelijk is. Een dergelijke overeenkomst kan naar de mening van de stichting niet om sec financiële redenen worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van slechts twee jaar. Overigens is de financiële positie van de gemeente minder dramatisch dan zij wordt voorgesteld, aldus de stichting.
4. Het standpunt van de gemeente
4.1. De gemeente voert tot haar verweer - samengevat - het volgende aan.
4.2. Er bestaat naar de mening van de gemeente geen spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, nu er volgens de stichting al sinds 2008 - toen de nulmeting werd verricht - een noodzaak tot het verrichten van groot onderhoud was. De stichting heeft echter pas ruim een jaar na de opzegging van de overeenkomst gevorderd dat de gemeente tot groot onderhoud aan de tennisbanen en het sportveld wordt verplicht. Het had op de weg van de stichting gelegen om aanstonds na de opzegging een gerechtelijke procedure daarover te entameren. Voorts bestaat er geen acute noodzaak tot het verrichten van groot onderhoud, aangezien niet gebleken is dat er niet meer gebruik kan worden gemaakt van de tennisbanen en het sportveld te Raerd.
4.3. De gemeente stelt voorts dat het belang van de stichting bij toewijzing van de gevraagde voorziening niet opweegt tegen het belang van de gemeente bij afwijzing daarvan. Bij een toewijzend vonnis dient de gemeente op korte termijn een kostbare renovatie uit te laten voeren, terwijl de tennisbanen en het sportveld al over ruim een jaar door de stichting dienen te worden ontruimd in verband met de opzegging van de overeenkomst. De gemeente heeft op dit moment ook geen financiële middelen beschikbaar om het gevorderde groot onderhoud uit te voeren. Uitvoering van dit onderhoud zal de tekorten van de gemeente alleen maar vergroten. Ook dient te worden bedacht dat de stichting de gemeente niet tegemoet wil komen door zelf een deel van de onderhoudskosten voor haar rekening te nemen, zulks terwijl de stichting vanaf 1982 heeft kunnen profiteren van relatief lage huurprijzen. Ook is het voortbestaan van de tennisvereniging, gelet op haar geringe ledenaantal, onzeker. In het licht van het voorgaande leidt toewijzing van de gevraagde voorziening tot onevenredig nadeel voor de gemeente. De gevraagde voorziening heeft bovendien een definitief karakter, aldus de gemeente.
4.4. De gemeente stelt zich op het standpunt dat de door haar gedane opzegging van de huurovereenkomst rechtsgeldig moet worden geacht. De aard van de overeenkomst en de eisen van redelijkheid en billijkheid brengen in het onderhavige geval met zich dat de gemeente de overeenkomst mocht opzeggen. De overeenkomst is 30 jaar geleden aangegaan, toen er geheel andere beleidsinzichten golden, de overheid rekende destijds veel meer taken tot haar verantwoordelijkheid dan thans en van de huidige financiële problemen bij de gemeente was toen nog geen sprake. Er zijn thans geen middelen beschikbaar om de door de stichting beheerde sportvoorzieningen (nog jarenlang) te onderhouden. Het valt ook niet te verantwoorden dat de stichting de enige sportorganisatie binnen de gemeente is die niet zelf voor het onderhoud van tennisbanen opdraait. De gemeente heeft ook een redelijke opzegtermijn in acht genomen, zodat de stichting ruim de tijd heeft om zich aan de nieuwe situatie aan te passen.
4.5. Ten slotte verzet de gemeente zich tegen de gevorderde dwangsom. Van een overheidsorgaan mag worden verwacht dat zij rechterlijke uitspraken onverkort naleeft.
5. De beoordeling
5.1. De gevraagde voorziening strekt tot het verrichten van groot onderhoud door de gemeente aan de tennisbanen en het sportveld te Raerd, ingevolge de tussen partijen in 1982 gesloten overeenkomst. Tussen partijen is in confesso dat dit groot onderhoud contractueel voor rekening van de gemeente komt. Gelet op het definitieve karakter van de gevraagde voorziening - indien het groot onderhoud eenmaal is verricht, laat het zich niet denken dat een zodanige maatregel weer kan worden teruggedraaid - is naar het oordeel van de voorzieningenrechter enige terughoudendheid bij de beoordeling daarvan geboden. Voor een veroordeling van de gemeente tot het verrichten van groot onderhoud aan genoemde sportvoorzieningen is in dit kort geding dan ook slechts plaats indien in hoge mate aannemelijk is dat zodanige verplichting in een bodemprocedure aan de gemeente zal worden opgelegd. In dat kader is onder meer van belang of voorshands voldoende aannemelijk wordt geacht is dat de opzegging van de overeenkomst door de gemeente in een bodemprocedure stand zal houden.
5.2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de overeenkomst van partijen dient te worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst, nu de gemeente aan de stichting het gebruik van de sportvoorzieningen heeft verstrekt tegen betaling van een jaarlijkse huursom. Meer in het bijzonder dient de huurovereenkomst te worden beschouwd als een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd ter zake van 'overige' gebouwde onroerende zaken als bedoeld in artikel 7:230a BW.
5.3. Een zodanige huurovereenkomst kan in beginsel op grond van artikel 7:228 lid 2 BW door opzegging worden beëindigd. In het onderhavige geval moet echter worden vastgesteld dat partijen de opzeggingsmogelijkheid voor de gemeente als verhuurder contractueel hebben beperkt tot het geval dat de stichting in strijd zou handelen met de van toepassing zijnde artikelen uit de Algemene Voorwaarden. Niettemin kan bij gebreke van andere wettelijke of contractuele opzeggingsgronden de bevoegdheid tot opzegging van een duurovereenkomst uit de aanvullende werking van redelijkheid en billijkheid voortvloeien. Of in een concreet geval opzegging mogelijk is, dient te worden bezien aan de hand van de redelijkheid en billijkheid in verband met de omstandigheden van het geval. Wanneer bij een wederpartij grote belangen op het spel staan, kan de opzeggingsbevoegdheid worden beperkt tot gevallen waarin zwaarwegende redenen voor opzegging bestaan dan wel opzegging slechts mogelijk is met vergoeding/compensatie van de schade die door de beëindiging van de overeenkomst wordt geleden (vgl. HR 3 december 1999, NJ 2000, 120).
5.4. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is opzegging van de onderhavige huurovereenkomst voor onbepaalde tijd slechts mogelijk is, indien aan de zijde van de gemeente sprake is van een zwaarwegende grond voor opzegging (vgl. gerechtshof Amsterdam 8 november 2007, WR 2008, 40). Daartoe is met name van belang dat er sprake is van een langdurige huurrelatie tussen partijen - inmiddels bijna 30 jaar - waarin partijen nimmer iets aan de huurovereenkomst hebben gewijzigd.
5.5. Ten aanzien van de vraag of de gemeente een zwaarwegende grond heeft (gehad) voor opzegging van de huurovereenkomst van partijen overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
5.5.1. De gemeente heeft de opzegging in feite gebaseerd op gewijzigde omstandigheden - in de zin van veranderd beleid - sinds het aangaan van de huurovereenkomst in 1982, waardoor van de gemeente niet langer kan worden gevergd om de huurovereenkomst onder dezelfde voorwaarden in stand te houden, te meer nu de in verband daarmee aangeboden redelijke schikkingsvoorstellen voor het groot onderhoud van de tennisbanen ten onrechte door de stichting zijn afgewezen. Aldus meent de gemeente dat zij, hoewel de huurovereenkomst daarin niet voorziet, met een beroep op artikel 6:248 BW tot opzegging van de overeenkomst mocht overgaan.
5.5.2. De voorzieningenrechter neemt tot maatstaf ter beoordeling van het standpunt van de gemeente dat sprake moet zijn van omstandigheden die van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de contractuele rechtsverhouding mag verwachten. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter daarbij terughoudendheid te betrachten. Wel kan uit de jurisprudentie worden afgeleid dat, wanneer er sprake is van voldoende zwaarwegende redenen voor een beleidswijziging, bij overeenkomsten met de overheid de beleidswijziging als een onvoorziene omstandigheid worden aangemerkt (vgl. HR 10 september 1993, NJ 1996, 3).
5.5.3. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er in de gegeven omstandigheden en alle belangen afwegende voldoende aanleiding de balans in het voordeel van de gemeente te laten uitslaan, nu:
(i) er al sinds 1982 een zeer lage - naar voorlopig oordeel thans niet meer marktconforme - jaarlijkse huurprijs door de stichting aan de gemeente wordt voldaan als tegenprestatie voor het gebruik van de gehuurde sportvoorzieningen;
(ii) er aanzienlijke kosten gemoeid zijn met de krachtens de overeenkomst voor rekening van de gemeente komende renovatie van de tennisbanen, welke kosten niet deels door een marktconforme huurprijs worden gedekt;
(iii) voldoende aannemelijk is dat de financiële positie van de gemeente als precair moet worden aangemerkt en dat er na het door de stichting begin 2010 afgewezen aanbod geen reservering in de financiële middelen van de gemeente meer is voor het gewenste groot onderhoud;
(iv) de gemeente naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan de stichting een redelijk voorstel tot renovatie én privatisering van de tennisbanen heeft gedaan, welk voorstel door de stichting niet is aanvaard;
(v) vast staat dat de onderhavige tennisbanen -die blijkens het nieuwe gemeentelijke accomodatiebeleid niet tot de basis-sportvoorziening behoren- het enige tenniscomplex in de gemeente Boarnsterhim vormen dat nog niet zijn geprivatiseerd en waarbij het onderhoud van de tennisbanen niet voor rekening van de tennisorganisatie zelf komt.
5.6. Gelet op het vorenstaande moet voorshands worden geconcludeerd dat niet valt uit te sluiten dat de opzegging van de huurovereenkomst door de gemeente in een bodemprocedure stand zal houden, te meer nu de gemeente naar voorlopig oordeel een redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen. Tegen deze achtergrond kan van de gemeente - gelet op de korte resterende looptijd van de overeenkomst (najaar 2012) en de aanzienlijke kosten die samenhangen met het gewenste groot onderhoud - in redelijkheid niet worden gevergd dat er nog groot onderhoud wordt gepleegd aan de tennisbanen en het sportveld te Raerd. Daarbij komt nog dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden dat er een acute noodzaak bestaat om op zeer korte termijn groot onderhoud aan deze sportvoorzieningen te plegen, nu vast staat dat er te dezen al enkele jaren sprake is van het nodige achterstallig onderhoud.
5.7. De slotsom is dan ook dat de gevraagde voorziening zal worden geweigerd.
5.8. De stichting zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van de gemeente als volgt vastgesteld:
- vast recht € 568,00
- salaris van de advocaat € 816,00
-------------
Totaal € 1.384,00
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1. weigert de gevraagde voorziening;
6.2. veroordeelt de stichting in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de gemeente vastgesteld op € 1.384,00;
6.3. verklaart dit vonnis met betrekking tot voornoemde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Oostdijk en in het openbaar uitgesproken door
mr. J.C.G. Leijten op 17 augustus 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.?