ECLI:NL:RBLEE:2011:BR2421

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
14 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/672
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een ambtenaar wegens ernstig plichtsverzuim en de beoordeling van re-integratieverplichtingen

In deze zaak gaat het om het ontslag van eiseres, een ambtenaar van de gemeente Skarsterlân, wegens ernstig plichtsverzuim. Eiseres was sinds 1990 in dienst en had zich in april 2009 ziek gemeld. Na een operatie in juli 2009 werd zij door de bedrijfsarts als volledig arbeidsongeschikt beoordeeld. Gedurende de re-integratie zijn er verschillende problemen ontstaan, waaronder het niet verschijnen op afspraken en het niet hervatten van werkzaamheden ondanks dat de bedrijfsarts haar geschikt had bevonden voor haar eigen werk. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders, heeft eiseres herhaaldelijk opgeroepen om haar werk te hervatten, maar eiseres heeft dit geweigerd, met als argument dat zij zich niet in staat voelde om te werken. Uiteindelijk heeft verweerder besloten om eiseres per 11 september 2010 ontslag aan te zeggen, wat eiseres heeft bestreden in een beroepsprocedure.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. De rechtbank oordeelt dat de weigering om te werken, ondanks de medische goedkeuring, als ernstig plichtsverzuim kan worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft ook overwogen dat de straf van ontslag niet onevenredig is, gezien de herhaalde weigeringen van eiseres om haar werk te hervatten en de omstandigheden rondom haar re-integratie. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarmee het ontslag in stand blijft. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van ambtenaren in het kader van re-integratie en de gevolgen van plichtsverzuim.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 11/672
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 juli 2011 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. G.M. Boerma, werkzaam bij ABVAKABO FNV te Groningen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Skarsterlân,
verweerder,
gemachtigde: mr. P.J. Schaap, advocaat te Zwolle.
Procesverloop
Bij brief van 9 februari 2011 heeft verweerder eiseres mededeling gedaan van zijn besluit op bezwaar betreffende het strafontslag per 11 september 2011 (hierna: het bestreden besluit) op grond van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst (hierna te noemen: CAR/UWO). Tegen dit besluit heeft eiseres beroep aangetekend. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 30 juni 2011. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich door zijn gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Motivering
De feiten
1.1 Eiseres is in 1990 in dienst getreden van de gemeente Skarsterlân, waar zij laatstelijk de functie van medewerker inningen vervulde.
1.2 Met ingang van 6 april 2009 heeft eiseres zich ziek gemeld vanwege buikklachten. Op 28 juli 2009 is eiseres geopereerd. [naam] (afdelingshoofd van de afdeling waar eiseres werkzaam was, hierna: [A]) is bij de re-integratie als casemanager opgetreden.
1.3 Per brief van 3 juli 2009 heeft verweerder bij de bedrijfsarts geïnformeerd of eiseres vanuit medisch oogpunt volledig arbeidsongeschikt is. In deze brief heeft verweerder een aantal voorvallen opgesomd die bij verweerder de nodige vragen opriepen over de ernst van de ziekte van eiseres, waaronder dat eiseres, in tegenspraak met de medische gegevens, volgens [A] had verteld dat ze de zomervakantie niet zou halen en dat eiseres geweigerd had telefonisch met [A] te spreken. Op 17 juli 2009 heeft de bedrijfsarts geantwoord dat eiseres op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is.
1.4 Per brief van 25 februari 2010 heeft verweerder de bezoldiging gestaakt, omdat eiseres voor de tweede keer niet was verschenen op een afspraak voor het opstellen van een plan van aanpak in het kader van haar re-integratie. Na ondertekening van het plan van aanpak is de salarisbetaling met ingang van 8 maart 2010 hervat.
1.5 De bedrijfsarts adviseert (onder meer) op 28 april 2010 om een andere casemanager in te schakelen. Het UWV geeft in een deskundigenoordeel van 25 mei 2010 aan dat de communicatie tussen werkgever en werknemer verbeterd zou kunnen worden door een andere casemanager of een mediator in te schakelen, wat ook door de bedrijfsarts is voorgesteld. De duidelijke aanwijzingen van de bedrijfsarts dienen volgens het UWV opgevolgd te worden.
1.6 Op 31 mei 2010 heeft de bedrijfsarts gerapporteerd dat er geen objectieve medische basis is om re-integratie niet te starten en geadviseerd de re-integratie op te starten en de door eiseres ervaren spanning uit te praten.
1.7 Per brief van 1 juni 2010 heeft verweerder eiseres bericht dat hij om eventuele niet medische belemmeringen voor re-integratie te bespreken een externe re-integratiebemiddelaar heeft ingeschakeld ([naam], hierna: [B], van bureau Ontwikkelingspartners) en dat verweerder er naar streeft dat de re-integratie van eiseres in haar functie binnen enkele weken kan worden opgestart. Op 11 juni 2010 voert eiseres een gesprek met [B].
1.8 Per brief van 29 juni 2010 heeft verweerder, als reactie op een brief van eiseres van 22 juni 2010, eiseres zijn oprechte excuses aangeboden voor de brief van 3 juli 2009 (zie onder 1.3) en heeft verweerder eiseres onder meer bericht dat hij graag wil dat eiseres op korte termijn haar werkzaamheden weer geleidelijk gaat oppakken. Eiseres wordt verzocht zich op 5 juli 2010 te melden bij het cluster financiële administratie.
1.9 Eiseres meldt zich vervolgens af voor een vervolggesprek met [B] op 1 juli 2010 en ook voor een gesprek op 5 juli 2010.
1.10 Per brief van 5 juli 2010 sommeert verweerder eiseres om met ingang van 6 juli 2010 te starten met de re-integratie en bericht verweerder eiseres dat de doorbetaling van haar salaris zal worden gestaakt indien zij op 6 juli 2010 niet om 9.00 uur op haar werk verschijnt.
1.11 Eiseres is op 6 juli 2010 niet op haar werk verschenen. Eiseres bericht verweerder op 6 juli 2010 dat zij zich bij de bedrijfsarts wederom ziek heeft gemeld vanwege migraine.
1.12 Op 8 juli 2010 bericht verweerder eiseres dat de betaling van haar bezoldiging met ingang van 6 juli 2010 wordt gestaakt en dat de bemiddeling door [B] is geëindigd, omdat eiseres tweemaal de afspraak heeft afgezegd en [B] vanwege vakantie voorlopig niet meer beschikbaar is. Verweerder wijst eiseres erop dat bij een volharding van haar weigering om haar werkzaamheden te hervatten dit zal nopen tot het nemen van disciplinaire maatregelen, desnoods culminerend in strafontslag.
1.13 Eiseres hervat haar werkzaamheden niet, maar vraagt op 15 juli 2010 een deskundigenoordeel aan bij het UWV. Het UWV heeft in een deskundigenoordeel van 27 juli 2010 geconcludeerd dat eiseres op 6 juli 2010 niet medisch ongeschikt was voor haar eigen werk.
1.14 De bedrijfsarts bericht op 3 augustus 2010 dat eiseres medisch niet ongeschikt is voor haar eigen werk.
1.15 Bij brief van 17 augustus 2010 verzoekt verweerder eiseres om zich op 18 augustus 2010 om 9.00 uur te melden bij [A] en bericht verweerder eiseres dat het niet voldoen aan de sommatie wordt aangemerkt als plichtsverzuim en dat zij rekening moet houden met de straf van ontslag. Eiseres is op 18 augustus 2010 niet op haar werk verschenen.
1.16 Op 24 augustus 2010 heeft verweerder eiseres schriftelijk bericht dat hij voornemens is de straf van ongevraagd ontslag op te leggen. Per brief van 31 augustus 2010 heeft eiseres op dit voornemen gereageerd en verzocht het voornemen niet uit te voeren, omdat zij ziek is en niet in staat is te re-integreren.
1.17 Bij besluit van 7 september 2010 heeft verweerder eiseres per 11 september 2010 ontslag aangezegd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.18 Uit een op verzoek van eiseres gegeven deskundigenoordeel van het UWV van 12 oktober 2010 blijkt dat eiseres op 26 augustus 2010 niet (medisch) ongeschikt was voor haar eigen werk.
1.19 De Commissie voor arbeids- en personele zaken heeft op 1 december 2010 geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren. Het niet hervatten van de werkzaamheden op 18 augustus 2010 kan volgens de commissie niet worden beschouwd als plichtsverzuim. Eiseres heeft zich wel schuldig gemaakt aan plichtsverzuim door (onder meer) haar werk niet te hervatten op 6 en 27 juli en 3 augustus 2010, terwijl zij niet ziek was. De straf van ontslag is volgens de commissie een te zware maatregel, omdat sprake is van verzachtende omstandigheden.
1.20 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Het geschil
2.1 Eiseres voert aan dat er geen sprake is van plichtsverzuim, omdat zij te ziek was om haar werk te hervatten. De afspraken met [B] heeft zij daarom afgezegd. De brief van 17 augustus 2010 heeft zij niet tijdig ontvangen. Eventueel plichtsverzuim kan haar niet worden toegerekend, omdat zij door spanningen last had van acute migraine en zij een slechte gezondheid had. De opgelegde straf is volgens eiseres onevenredig gelet op de druk die op haar is uitgeoefend en het niet tonen van begrip, waardoor het herstel is belemmerd. Voorts heeft verweerder in strijd met het advies van de bedrijfsarts en het deskundigenoordeel van 25 mei 2010 en in weerwil van de regelmatig geuite wens van eiseres geen andere casemanager ingeschakeld. Daarnaast is sprake van een lang dienstverband en heeft eiseres altijd goed gefunctioneerd.
2.2 Verweerder stelt zich samengevat op het standpunt dat sprake is van toerekenbaar plichtsverzuim, omdat eiseres nadat zij arbeidsgeschikt was bevonden haar werkzaamheden niet heeft hervat, terwijl zij daartoe herhaaldelijk is opgeroepen. Het traject met [B] is beëindigd, omdat eiseres tot twee maal toe de afsluitende afspraak met [B] heeft afgezegd. Indien eiseres de brief van verweerder van 17 augustus 2010 pas de volgende dag om 12.00 uur heeft gevonden, komt dat voor haar risico. Dat zij na het lezen van de brief niet direct contact kon opnemen met verweerder vanwege premedicatie voor een ziekenhuisonderzoek heeft eiseres niet onderbouwd. De straf van ontslag is volgens verweerder evenredig aan het zeer ernstige plichtsverzuim, mede gelet op hetgeen daarvóór is voorgevallen, waaronder het aanvankelijk niet meewerken aan het opstellen van een plan van aanpak.
De beoordeling
3.1 Ingevolge artikel 16:1:1, eerste lid, van de CAR/UWO, voor zover hier van belang, kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt deswege disciplinair worden gestraft. Ingevolge artikel 16:1:1, tweede lid, van de CAR/UWO omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Op grond van artikel 8:13 van de CAR/UWO kan als disciplinaire straf aan de ambtenaar ongevraagd ontslag verleend worden.
3.2 Naar vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld TAR 2001,13) dient de bestuursrechter die moet beslissen over een besluit tot oplegging van een disciplinaire straf, vast te stellen of de betrokken ambtenaar zich heeft schuldig gemaakt aan het plichtsverzuim ter zake waarvan het bestuursorgaan hem de straf heeft opgelegd. De overtuiging dat sprake is van plichtsverzuim zal de rechter moeten ontlenen aan deugdelijk vastgestelde gegevens die aan het bestuursorgaan ter beschikking hebben gestaan bij het nemen van het strafbesluit.
3.3 De rechtbank stelt vast dat verweerder, nadat de bedrijfsarts op 31 mei 2010 had gerapporteerd dat er geen objectieve medische basis was om de re-integratie niet te starten, heeft getracht de re-integratie van eiseres naar haar eigen werk op te starten. Verweerder heeft, nadat een bemiddelingsgesprek tussen eiseres en [B] had plaatsgevonden, eiseres (onder meer) per brieven van 29 juni 2010, 5 juli 2010 en 17 augustus 2010 opgeroepen om haar werk (geleidelijk) te hervatten. Eiseres heeft echter geweigerd haar werk te hervatten, omdat zij zich daartoe wegens ziekte niet in staat achtte.
3.4 De vraag of eiseres zich daardoor heeft schuldig gemaakt aan toerekenbaar plichtsverzuim beantwoordt de rechtbank bevestigend. Volgens vaste jurisprudentie van de CRvB dient een eigenmachtig niet voldoen aan opdrachten tot werkhervatting na arbeidsgeschiktheidsverklaring te worden aangemerkt als (ernstig) plichtverzuim. Onder 'eigenmachtig' wordt verstaan het op subjectieve gronden, zonder dat daarvoor steun wordt gevonden in objectieve medische bevindingen, door een ambtenaar volharden bij het door hem ingenomen negatieve standpunt ter zake van hervatting van het werk (zie de uitspraak van de CRvB van 17 april 2003, LJN AR8798, te raadplegen op rechtspraak.nl). Op 31 mei 2010 heeft de bedrijfsarts eiseres geschikt geacht voor re-integratie en op 3 augustus 2010 schrijft de bedrijfsarts dat eiseres medisch geschikt is voor haar eigen werk. Voorts blijkt uit een tweetal deskundigenoordelen van het UWV (zie rechtsoverwegingen 1.13 en 1.18) dat eiseres op 6 juli 2010 en 26 augustus 2010 medisch geschikt was om haar werk te verrichten. De rechtbank ziet in het enkele feit dat eiseres zich (vanwege migraine) ziek heeft gemeld en zij haar huisarts over migraine heeft geïnformeerd onvoldoende aanleiding om de conclusies van de bedrijfsarts en het UWV in twijfel te trekken. Dat uit een onderzoek van 19 augustus 2010 is gebleken dat zij is besmet met de H. Pylori bacterie, maakt dit niet anders, nu daaruit niet kan worden afgeleid dat eiseres daardoor ongeschikt was voor haar werk. Bovendien hebben de bedrijfsarts (op 29 september 2010, na informatie te hebben ingewonnen bij de huisarts van eiseres) en het UWV na deze constatering geconcludeerd dat eiseres geschikt was voor haar werk. Nu eiseres in voornoemde adviezen van de bedrijfsarts en het deskundigenoordeel van 27 juli 2010 geen aanleiding heeft gezien haar werk te hervatten, heeft zij eigenmachtig niet voldaan aan opdrachten tot werkhervatting. Daarmee heeft zij zich schuldig gemaakt aan plichtverzuim, dat als ernstig kan worden gekwalificeerd. Gesteld noch gebleken is dat dit plichtsverzuim eiseres ook anderszins niet kan worden toegerekend.
3.5 Dat wordt niet anders als de rechtbank uitgaat van de juistheid van de stelling van eiseres dat zij de brief van 17 augustus 2010, waarin zij voor de laatste keer werd opgeroepen om op 18 augustus 2010 haar werk te hervatten, pas op 18 augustus 2010 heeft ontvangen. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het in dat geval op de weg van eiseres lag om direct contact op te (laten) nemen met haar werkgever teneinde haar werk te hervatten. Dat zij daartoe vanwege haar medische toestand en premedicatie voor een onderzoek niet in staat was, heeft zij onvoldoende onderbouwd. Bovendien had eiseres op 18 augustus 2010 reeds zes weken eigenmachtig geweigerd haar werk te hervatten.
3.6 Gelet op het toerekenbare plichtsverzuim was verweerder bevoegd eiseres disciplinair te straffen. Niet geoordeeld kan worden dat de straf van onvoorwaardelijk ontslag onevenredig is aan het door eiseres gepleegde plichtsverzuim. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiseres herhaaldelijk geweigerd heeft haar werk te hervatten, zonder dat de stopzetting van de bezoldiging daarin verandering heeft gebracht. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat ook gewicht toekomt aan het feit dat eiseres voorafgaand aan het plichtsverzuim zich niet coöperatief heeft opgesteld bij haar re-integratie en pas na stopzetting van haar bezoldiging heeft meegewerkt aan een in dit kader op te stellen plan van aanpak. Het feit dat verweerder geen andere casemanager heeft benoemd, zoals door de bedrijfsarts is geadviseerd, maakt dit alles niet anders. De rechtbank kan verweerder volgen in het standpunt dat de re-integratie naar de eigen werkplek in principe (vanuit praktisch oogpunt) door het eigen afdelingshoofd (in casu [A]) dient te worden begeleid. Verweerder behoefde daarop geen uitzondering te maken, nu eiseres onvoldoende heeft aangegeven waarom van haar niet kon worden gevergd dat zij zich bij haar re-integratie zou laten begeleiden door haar eigen leidinggevende. Dat eiseres zich niet serieus genomen heeft gevoeld, druk van haar werkgever heeft ervaren om het werk te hervatten en een lange tijd bij verweerder in dienst is geweest, maakt de straf ook niet onevenredig, nu het plichtsverzuim van ernstige aard is. Daarbij komt dat verweerder voordat eiseres haar werk zou hervatten [B] heeft ingeschakeld om te bemiddelen, waarmee eiseres destijds heeft ingestemd. Dat deze bemiddeling vroegtijdig is geëindigd, moet voor rekening van eiseres blijven, omdat zij zich tot tweemaal toe heeft afgemeld voor een vervolggesprek zonder dat zij, zoals hiervoor onder 3.4 overwogen, aannemelijk heeft gemaakt dat zij vanwege medische redenen niet tot een gesprek in staat was.
3.7 Uit het voorgaande volgt dat het beroep van eiseres ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, voorzitter, en door mrs. C.H. de Groot en K.J. de Graaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Jukema-Teertstra als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2011.
w.g. J. Jukema-Teertstra
w.g. P.G. Wijtsma
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Centrale Raad van Beroep
Postbus 16002
3500 DA Utrecht
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.