Motivering
De feiten
1.1 Eiseres is in 1990 in dienst getreden van de gemeente Skarsterlân, waar zij laatstelijk de functie van medewerker inningen vervulde.
1.2 Met ingang van 6 april 2009 heeft eiseres zich ziek gemeld vanwege buikklachten. Op 28 juli 2009 is eiseres geopereerd. [naam] (afdelingshoofd van de afdeling waar eiseres werkzaam was, hierna: [A]) is bij de re-integratie als casemanager opgetreden.
1.3 Per brief van 3 juli 2009 heeft verweerder bij de bedrijfsarts geïnformeerd of eiseres vanuit medisch oogpunt volledig arbeidsongeschikt is. In deze brief heeft verweerder een aantal voorvallen opgesomd die bij verweerder de nodige vragen opriepen over de ernst van de ziekte van eiseres, waaronder dat eiseres, in tegenspraak met de medische gegevens, volgens [A] had verteld dat ze de zomervakantie niet zou halen en dat eiseres geweigerd had telefonisch met [A] te spreken. Op 17 juli 2009 heeft de bedrijfsarts geantwoord dat eiseres op medische gronden volledig arbeidsongeschikt is.
1.4 Per brief van 25 februari 2010 heeft verweerder de bezoldiging gestaakt, omdat eiseres voor de tweede keer niet was verschenen op een afspraak voor het opstellen van een plan van aanpak in het kader van haar re-integratie. Na ondertekening van het plan van aanpak is de salarisbetaling met ingang van 8 maart 2010 hervat.
1.5 De bedrijfsarts adviseert (onder meer) op 28 april 2010 om een andere casemanager in te schakelen. Het UWV geeft in een deskundigenoordeel van 25 mei 2010 aan dat de communicatie tussen werkgever en werknemer verbeterd zou kunnen worden door een andere casemanager of een mediator in te schakelen, wat ook door de bedrijfsarts is voorgesteld. De duidelijke aanwijzingen van de bedrijfsarts dienen volgens het UWV opgevolgd te worden.
1.6 Op 31 mei 2010 heeft de bedrijfsarts gerapporteerd dat er geen objectieve medische basis is om re-integratie niet te starten en geadviseerd de re-integratie op te starten en de door eiseres ervaren spanning uit te praten.
1.7 Per brief van 1 juni 2010 heeft verweerder eiseres bericht dat hij om eventuele niet medische belemmeringen voor re-integratie te bespreken een externe re-integratiebemiddelaar heeft ingeschakeld ([naam], hierna: [B], van bureau Ontwikkelingspartners) en dat verweerder er naar streeft dat de re-integratie van eiseres in haar functie binnen enkele weken kan worden opgestart. Op 11 juni 2010 voert eiseres een gesprek met [B].
1.8 Per brief van 29 juni 2010 heeft verweerder, als reactie op een brief van eiseres van 22 juni 2010, eiseres zijn oprechte excuses aangeboden voor de brief van 3 juli 2009 (zie onder 1.3) en heeft verweerder eiseres onder meer bericht dat hij graag wil dat eiseres op korte termijn haar werkzaamheden weer geleidelijk gaat oppakken. Eiseres wordt verzocht zich op 5 juli 2010 te melden bij het cluster financiële administratie.
1.9 Eiseres meldt zich vervolgens af voor een vervolggesprek met [B] op 1 juli 2010 en ook voor een gesprek op 5 juli 2010.
1.10 Per brief van 5 juli 2010 sommeert verweerder eiseres om met ingang van 6 juli 2010 te starten met de re-integratie en bericht verweerder eiseres dat de doorbetaling van haar salaris zal worden gestaakt indien zij op 6 juli 2010 niet om 9.00 uur op haar werk verschijnt.
1.11 Eiseres is op 6 juli 2010 niet op haar werk verschenen. Eiseres bericht verweerder op 6 juli 2010 dat zij zich bij de bedrijfsarts wederom ziek heeft gemeld vanwege migraine.
1.12 Op 8 juli 2010 bericht verweerder eiseres dat de betaling van haar bezoldiging met ingang van 6 juli 2010 wordt gestaakt en dat de bemiddeling door [B] is geëindigd, omdat eiseres tweemaal de afspraak heeft afgezegd en [B] vanwege vakantie voorlopig niet meer beschikbaar is. Verweerder wijst eiseres erop dat bij een volharding van haar weigering om haar werkzaamheden te hervatten dit zal nopen tot het nemen van disciplinaire maatregelen, desnoods culminerend in strafontslag.
1.13 Eiseres hervat haar werkzaamheden niet, maar vraagt op 15 juli 2010 een deskundigenoordeel aan bij het UWV. Het UWV heeft in een deskundigenoordeel van 27 juli 2010 geconcludeerd dat eiseres op 6 juli 2010 niet medisch ongeschikt was voor haar eigen werk.
1.14 De bedrijfsarts bericht op 3 augustus 2010 dat eiseres medisch niet ongeschikt is voor haar eigen werk.
1.15 Bij brief van 17 augustus 2010 verzoekt verweerder eiseres om zich op 18 augustus 2010 om 9.00 uur te melden bij [A] en bericht verweerder eiseres dat het niet voldoen aan de sommatie wordt aangemerkt als plichtsverzuim en dat zij rekening moet houden met de straf van ontslag. Eiseres is op 18 augustus 2010 niet op haar werk verschenen.
1.16 Op 24 augustus 2010 heeft verweerder eiseres schriftelijk bericht dat hij voornemens is de straf van ongevraagd ontslag op te leggen. Per brief van 31 augustus 2010 heeft eiseres op dit voornemen gereageerd en verzocht het voornemen niet uit te voeren, omdat zij ziek is en niet in staat is te re-integreren.
1.17 Bij besluit van 7 september 2010 heeft verweerder eiseres per 11 september 2010 ontslag aangezegd. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
1.18 Uit een op verzoek van eiseres gegeven deskundigenoordeel van het UWV van 12 oktober 2010 blijkt dat eiseres op 26 augustus 2010 niet (medisch) ongeschikt was voor haar eigen werk.
1.19 De Commissie voor arbeids- en personele zaken heeft op 1 december 2010 geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren. Het niet hervatten van de werkzaamheden op 18 augustus 2010 kan volgens de commissie niet worden beschouwd als plichtsverzuim. Eiseres heeft zich wel schuldig gemaakt aan plichtsverzuim door (onder meer) haar werk niet te hervatten op 6 en 27 juli en 3 augustus 2010, terwijl zij niet ziek was. De straf van ontslag is volgens de commissie een te zware maatregel, omdat sprake is van verzachtende omstandigheden.
1.20 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.