2.1 In deze zaak staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken en/of blijkend uit niet-betwiste producties het volgende vast:
a. NS Vastgoed heeft een perceel grond, hierna te noemen het perceel, in eigendom, gelegen aan de Stationsweg te Groningen, ter hoogte van km 80,5 L aan de spoorlijn Harlingen-Nieuweschans (kadastraal bekend gemeente Groningen, sectie C 12629).
b. In 1954 is door de gemeente Groningen (destijds eigenaresse van een gedeelte van het perceel) en (de rechtsvoorganger van) NS Vastgoed een recht van opstal verleend aan de N.V. Groninger Autobusdienst Onderneming G.A.D.O., zijnde een rechtsvoorganger van Arriva. Dit recht van opstal is vastgelegd in een tripartiete overeenkomst tussen de gemeente Groningen, de rechtsvoorganger van NS Vastgoed, zijnde N.V. Nederlandsche Spoorwegen, hierna te noemen NS, en de rechtsvoorganger van Arriva, zijnde G.A.D.O., met betrekking tot het inrichten van een tijdelijk autobusstation. G.A.D.O. heeft zich bij die overeenkomst verbonden voor haar rekening een tijdelijk wachtgebouw voor buspassagiers te bouwen, alsmede om een gebouw te stichten ten dienste van het personeel van de autobusmaatschappijen, die van het autobusstation gebruik maken. Voor die gebouwen heeft G.A.D.O. een recht van opstal verkregen.
c. Op 30 november 1953 is door de gemeente Groningen aan G.A.D.O. een bouwvergunning verleend inzake de bouw van “een dienstgebouwtje en een wachtkamer met kiosk”.
d. Bij brief van 2 juli 1954 werd aan de door G.A.D.O ingeschakelde architect door Burgemeester en Wethouders van Groningen kenbaar gemaakt dat er geen bezwaar bestond tegen het aanbrengen van een olietank ten behoeve van de centrale verwarming bij het dienstgebouw en bij de wachtkamer aan de Stationsweg, bedoeld in het besluit van 30 november 1953.
e. Op 28 september 1954 werd de bouw van genoemde opstallen voltooid, hetgeen blijkt uit de als productie 5 bij dagvaarding overgelegde kennisgeving.
f. In 1955 verkreeg de rechtsvoorganger van NS Vastgoed de volledige eigendom van het perceel, destijds kadastraal bekend gemeente Groningen, C 10235.
g. Het autobusstation had een tijdelijk karakter en in november 1964 sloten genoemde partijen een nieuwe overeenkomst, waarin onder meer is vastgelegd dat G.A.D.O. het recht van bouw en exploitatie van het (de) autobusstationsgebouw(en) verkrijgt.
h. Het busstation is in het najaar van 1985 gesloopt door de gemeente Groningen, in het kader van een herinrichting van het Groningse stationsgebied.
i. In september 2002 heeft MUG ingenieursbureau, hierna te noemen MUG, een indicatief bodemonderzoek verricht, waaruit is gebleken dat op één boorlocatie (B7) een geval van sterke verontreiniging van bodem en grondwater met minerale oliecomponenten aanwezig was.
j. Naar aanleiding van deze constatering is door MUG in de periode januari tot en met maart 2003 aanvullend onderzoek verricht. In het voorjaar van 2003 werd door MUG een nader bodemonderzoek uitgevoerd.
k. In 2004 is het perceel in opdracht van de gemeente Groningen gesaneerd, conform het door MUG opgestelde deelplan van aanpak “Zesde fase uitvoering sanering NS Emplacement Groningen (voormalige wachtkamer)”. De saneringskosten zijn naar rato door de Stichting Bodemsanering NS, hierna te noemen SBNS, en de gemeente gedragen.
l. Op 18 april 2007 heeft het historisch onderzoeksbureau ReGister in opdracht van SBNS historisch onderzoek naar de mogelijke bronnen van de bodemverontreiniging met minerale olie op het stationsplein aan de Stationsweg te Groningen verricht.
m. SBNS heeft op 30 januari 2007 Arriva namens NS Vastgoed schriftelijk aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade, bestaande uit de gemaakte onderzoeks- en saneringskosten en de eventueel nog te lijden schade als gevolg van de aanwezigheid van restverontreiniging, eventuele waardevermindering van de onroerende zaken en overige schade.