Beoordeling van de geschillen
3.1 Alvorens inhoudelijk in te gaan op de geschilpunten ten aanzien van de berisping overweegt de rechtbank ten aanzien van de overplaatsing van [eiseres] het volgende. Desgevraagd heeft [eiseres] ter terechtzitting aangegeven dat zij tevreden is met haar huidige werksituatie en dat zij zich niet meer verzet tegen de overplaatsing. Daarmee heeft [eiseres] niet langer een belang bij het voeren van een procedure op dit punt. Weliswaar heeft [eiseres] aangegeven dat zij het niet eens is met de gang van zaken omtrent haar overplaatsing, maar een beroep dat er slechts nog op gericht is om een uitspraak te verkrijgen over de principiële betekenis van een besluit, is wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk. Aangezien uit vaste jurisprudentie volgt dat een proceskostenvergoeding onvoldoende grond is voor het aannemen van procesbelang en bovendien niet door [eiseres] is aangevoerd dat zij schade heeft geleden door het besluit, zal de rechtbank haar beroep tegen de overplaatsing (AWB 09/44) niet-ontvankelijk verklaren.
3.2 De vraag die thans nog ter beoordeling van de rechtbank staat is of Roobol terecht en op goede gronden heeft aangenomen dat sprake was van plichtsverzuim door [eiseres] en of Roobol daarop redelijkerwijs mocht overgaan tot het opleggen van een schriftelijke berisping.
3.3 Op grond van artikel 4.15, eerste lid, van de CAO kan de werknemer die zich aan plichtsverzuim schuldig maakt om die reden disciplinair worden gestraft. Ingevolge het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een werknemer bij een goede uitoefening van zijn functie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. In het derde lid is een limitatieve opsomming gegeven van disciplinaire maatregelen die kunnen worden opgelegd.
3.4 Het is tussen partijen niet in geschil dat [eiseres] in een brief aan de ouders buiten de schoolleiding om uiteen heeft gezet waarom zij het niet eens is met het schoolbeleid ten aanzien van het doorschuiven van leerlingen. Daarnaast staat niet ter discussie dat [eiseres] ten aanzien van hetzelfde onderwerp, eveneens buiten de schoolleiding om, een bijeenkomst heeft georganiseerd voor de ouders van de leerlingen. De rechtbank is van oordeel dat Roobol terecht en op goede gronden heeft geconcludeerd dat [eiseres] hiermee in strijd heeft gehandeld met hetgeen in het kader van een goede uitoefening van haar functie, van haar mocht worden verwacht en dat daarmee sprake is van plichtsverzuim. Immers, in het kader van een goede uitoefening van haar functie als basisschoolleerkracht mocht van [eiseres] verwacht worden dat zij, samen met de andere medewerkers van de school, het schoolbeleid naar buiten toe niet zou afvallen en dat zij haar ongenoegen over het schoolbeleid intern naar voren bracht. Daarnaast mocht van [eiseres] verwacht worden dat zij, wanneer zij intern geen medestanders zou vinden voor haar bezwaren tegen het schoolbeleid, op minder verstrekkende wijze naar een oplossing had gezocht. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet aan een leerkracht om, op persoonlijke titel, een brief naar ouders van leerlingen te verzenden en buiten medeweten van de schoolleiding een bijeenkomst te organiseren, aangezien voorzienbaar was dat deze werkwijze voor grote onrust binnen de school en binnen de kleine gemeenschap waarin de school is gevestigd, zou zorgen.
3.5 De stelling van [eiseres] dat zij niet alleen, maar samen met collega's, het initiatief tot de brief en de bijeenkomst heeft genomen, leidt niet tot een ander oordeel omtrent de aanwezigheid van plichtsverzuim. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat de collega's van [eiseres] een bijdrage aan de brief hebben geleverd, dan wel de bijeenkomst met haar hebben georganiseerd. Nog daargelaten of dit het geval was, vaststaat dat [eiseres] de brief aan de ouders op persoonlijke titel heeft geschreven. Daarmee wijkt haar situatie af van die van haar collega's, zodat niet kan worden geoordeeld dat zij door Roobol op dezelfde wijze behandeld had moeten worden als haar collega's.
3.6 Nu sprake is van plichtsverzuim kwam aan Roobol de bevoegdheid toe tot het opleggen van een disciplinaire maatregel. Roobol heeft van deze bevoegdheid gebruik gemaakt en [eiseres] schriftelijk berispt. Beoordeeld dient te worden of Roobol aldus bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Daarbij is met name van belang of sprake is van evenredigheid tussen het geconstateerde plichtsverzuim en de opgelegde maatregel.
3.7 Blijkens het bestreden besluit en het daaraan voorafgaande besluit van 13 maart 2008 heeft Roobol overwogen wat de ernst van het plichtsverzuim was en dat een schriftelijke berisping een daarop passende straf werd geacht. De rechtbank is van oordeel dat tussen deze opgelegde disciplinaire maatregel en de ernst van het vastgestelde plichtsverzuim geen onevenredigheid bestaat. Dit temeer nu een schriftelijke waarschuwing de minst verstrekkende disciplinaire maatregel is. Het beroep van [eiseres] tegen de berisping (AWB 08/1775) zal derhalve ongegrond worden verklaard.
3.8 Gelet op het vorenoverwogene ziet de rechtbank geen aanleiding om een proceskostenveroordeling uit te spreken.