In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 14 oktober 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [X] en de inspecteur van de Belastingdienst/Noord, kantoor Groningen. De zaak betreft de teruggaaf van omzetbelasting en een naheffingsaanslag die aan de stichting was opgelegd. De inspecteur had aan de stichting over het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006 een teruggaaf van nihil verleend en voor de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 55.436 opgelegd, vergezeld van een boete van € 4.802 en heffingsrente van € 7.901. De stichting heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de stichting, die zich richt op het bevorderen van culturele activiteiten en jaarlijks een muziekfestival organiseert, recht heeft op aftrek van voorbelasting. De rechtbank oordeelde dat de activiteiten van de stichting, ondanks dat deze aanvankelijk hoofdzakelijk uit subsidies werden gefinancierd, een economisch karakter hebben en dat de stichting als ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde de beroepen gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en verleende de stichting een teruggaaf van € 20.400 voor het tijdvak 2006. Tevens werd de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente voor het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 vernietigd.
De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de stichting, vastgesteld op € 805, en gelast dat het door de stichting betaalde griffierecht van € 288 wordt vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Leeuwarden.