Vrijstellingenlijst
4.1 Vast staat dat het bouwplan in strijd is met de ingevolge het bestemmingsplan "Wons" ter plaatse geldende bestemming "woondoeleinden" met de aanduiding "verkeers- en verblijfsgebied". Om medewerking aan het bouwplan te kunnen verlenen heeft verweerder krachtens artikel 19, tweede lid, van de WRO vrijstelling en bouwvergunning verleend.
4.2 De rechtbank stelt - na raadpleging van de website van de provincie Fryslân (www.fryslân.nl) - vast dat de vrijstellingenlijst op rechtsgeldige wijze is gepubliceerd in het Provinciaal Blad, nr. 8, van 13 februari 2007. Dit betekent dat de vrijstellingenlijst rechtskracht heeft en de daarop betrekking hebbende beroepsgrond faalt.
4.3 De rechtbank overweegt ambtshalve het volgende. In de vrijstellingenlijst is bepaald dat slechts vrijstelling kan worden verleend voor het in de bebouwde kom bouwen van woningen ter invulling van open plekken, wanneer het aantal te bouwen woningen in overeenstemming is met een actueel gemeentelijk woonplan, dat de instemming van de provincie heeft. Ter zitting van 26 januari 2009 hebben de gemachtigden van verweerder verklaard dat de actualisatie van het woonplan, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van de gemeente Wûnseradiel van 1 november 2005, niet aan de provincie is toegestuurd. De rechtbank leidt daaruit af dat deze actualisatie niet de instemming van de provincie heeft. De rechtbank is van oordeel dat het in februari 2001 vastgestelde Woonplan Wûnseradiel, gelet op het tijdsverloop en het feit dat verweerder actualisatie (kennelijk) nodig achtte, niet langer actueel is. Dit betekent dat niet is voldaan aan voormelde voorwaarde voor het verlenen van vrijstelling. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder niet bevoegd was vrijstelling te verlenen met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de WRO. Reeds hieruit volgt dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met het bestemmingsplan en de vrijstellingenlijst.
4.4 In de vrijstellingenlijst is voorts bepaald dat slechts vrijstelling kan worden verleend voor het in de bebouwde kom bouwen van woningen ter invulling van open plekken, wanneer geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur ter plaatse. In haar advies van 22 december 2005 stelt Hûs & Hiem dat de locatie een belangrijk deel van het hart van het dorp vormt en dat de huidige structuur incidenteel en verbrokkeld oogt en nog slechts een moeizaam afleesbare logica herbergt. Hûs & Hiem is van mening dat de plaatsing van de twee woningen en de gerichtheid daarvan niet als een vanzelfsprekende keuze oogt en dat het plan zonder een begeleidende overtuigende argumentatie slechts leest als een verdere aantasting van de helderheid en de structuur ter plaatse, waardoor de locatie verder wordt versnipperd. Hoewel dit advies betrekking heeft op het bouwplan dat ten grondslag lag aan de eerdere vergunningsaanvraag van 21 december 2005 en dit bouwplan later op een aantal punten is gewijzigd, acht de rechtbank het niet zonder meer duidelijk dat het advies betreffende het eerdere bouwplan geen enkele waarde heeft voor het onderhavige bouwplan, nu genoemde wijzigingen niet (volledig) tegemoetkomen aan deze kritiekpunten. Daarbij acht de rechtbank van belang dat Hûs & Hiem in haar latere adviezen niet meer is ingegaan op de stedenbouwkundige aspecten van het eerdere of het onderhavige bouwplan en verweerder heeft daar ook niet om gevraagd. Zowel in de planvoorschriften als in de welstandsnota wordt beschreven dat de ruimtelijke structuur ter plaatse (in de genoemde stukken aangeduid als het gebied ten westen van de terp) thans open is en dat waarde wordt gehecht aan de handhaving van deze openheid. Door het bouwen van twee woningen wordt afbreuk gedaan aan deze open structuur. De enkele opmerkingen van verweerder dat het onderhavige bouwplan ziet op het invullen van een open plek in het dorp, dat de overige bebouwing voornamelijk uit woonbebouwing bestaat en dat de ruimtelijke structuur ter plaatse reeds is aangetast, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande onvoldoende om de stelling van eisers dat het onderhavige bouwplan onevenredige afbreuk doet aan de ruimtelijke structuur ter plaatse te weerleggen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom de afbreuk aan de open structuur ter plaatse niet onevenredig is. Ook dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met het bestemmingsplan en de vrijstellingenlijst.