Motivering
Feiten
1.1 Eiser is sinds 1 mei 2003 werkzaam in dienst van de gemeente Leeuwarden als parkeercontroleur bij de Dienst stadsontwikkeling en beheer.
1.2 In maart 2006 is de toenmalige leidinggevende van eiser, [C] (hierna: [C]), vervangen door [B] (hierna: [B]). In het kader van de overdracht van taken heeft [C] op 21 maart 2006 aan [B] een memo geschreven betreffende het functioneren van eiser. [C] beschrijft in deze memo de gesprekken die hij heeft gehad met eiser over diens gedrag in conflictsituaties met collega's, leidinggevende en burgers. Zo omschrijven collega's van eiser diens gedrag als bazig, bemoeizuchtig, drammerig en gelijkhebberig, en ondervinden zij als gevolg hiervan moeilijkheden in de samenwerking met eiser. Tevens wijst [C] op klachten van burgers over de bejegening door eiser. Volgens [C] lukt het eiser niet om kwesties los te laten, neemt hij altijd de positie in dat hij voor 100% gelijk heeft en drijft hij zijn zin door. Het lukt [C] niet om eiser te laten inzien dat hij een eigen aandeel heeft in de incidenten. Daarbij werken de verbale en non-verbale wijze van communiceren door eiser en zijn toonzetting in brieven en verslagen escalerend.
1.2 In april 2006 heeft eiser zich met stressklachten als gevolg van de arbeidsverhoudingen ziek gemeld.
1.3 Eisers nieuwe leidinggevende [B] heeft in juni en juli 2006 voortgangsgesprekken met eiser gevoerd. In dit kader is aan eiser de hulp van een coach aangeboden, die eiser mede met het oog op de re-integratie zou kunnen begeleiden in zijn gedrag. Vanaf september 2006 is eiser gecoacht door arbeids- en organisatiepsycholoog
[D]. Deze coach heeft verschillende gesprekken gevoerd met eiser en zijn leidinggevende en heeft op 8 maart 2007 verslag uitgebracht. [D] concludeert dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie tussen [B] en eiser. Zijn advies aan partijen is om nog eenmaal met elkaar om de tafel te gaan, de zaken te evalueren en om vervolgens opnieuw te proberen om tot praktische werkafspraken te komen.
1.4 In april 2007 is eiser door de bedrijfsarts medisch gezien in staat geacht om te starten met de re-integratie.
1.5 Op 26 april 2007 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen eiser en zijn leidinggevende. Tijdens dit gesprek heeft [B] aan eiser meegedeeld dat hij heeft besloten om de re-integratie van eiser niet binnen Stadstoezicht te laten plaatsvinden, maar op de afdeling Wijkzaken. Ter bevestiging van dit gesprek heeft [B] bij brief van 14 mei 2007 medegedeeld dat aan eiser de gelegenheid wordt gegeven om op een andere plek binnen of buiten de organisatie te re-integreren. Hierbij is aan eiser de begeleiding door een mobiliteitsadviseur aangeboden. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.6 In juni 2007 is een mediationtraject gestart. Partijen hebben overleg gevoerd over een minnelijke regeling, maar zijn niet tot overeenstemming gekomen.
1.7 Nadat hiertoe het voornemen was kenbaar gemaakt, heeft verweerder eiser bij besluit van 3 maart 2008 eervol ontslag verleend met toepassing van artikel 8:8 van de Arbeidsvoorwaardenregeling, wegens het ontbreken van een basis voor verdere vruchtbare samenwerking. Hierbij is bepaald dat aan eiser een uitkering op de voet van de Werkloosheidswet (hierna: WW), alsmede een aanvullende en aansluitende uitkering op grond van hoofdstuk 10a van de Arbeidsvoorwaardenregeling wordt toegekend. Eiser heeft ook tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.8 Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gericht tegen het re-integreren in een andere functie niet-ontvankelijk verklaard. Het bezwaar tegen het verlenen van eervol ontslag heeft verweerder ongegrond verklaard.