ECLI:NL:RBLEE:2009:BH3556

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
19 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/1087
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet na ongeval tijdens herstelwerkzaamheden aan dak

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 19 februari 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. B.E. Dijkstra, en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door mr. J. Dos Santos. De zaak betreft een boete die aan eiser is opgelegd wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet na een ongeval dat plaatsvond op 17 november 2006. Eiser had [X] ingeleend voor agrarische werkzaamheden, maar tijdens herstelwerkzaamheden aan het dak viel [X] door een lichtplaat en liep ernstig letsel op. De Arbeidsinspectie stelde vast dat eiser geen maatregelen had getroffen om valgevaar te voorkomen, wat leidde tot de boete van € 2.700,=. Eiser betwistte de boete en stelde dat [X] op het moment van het ongeval geen werkzaamheden voor hem verrichtte, maar dit werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank oordeelde dat eiser verantwoordelijk was voor de arbeidsomstandigheden en dat hij onvoldoende voorzorgsmaatregelen had genomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de boete, waarbij zij oordeelde dat de hoogte van de boete in overeenstemming was met het beleid van de verweerder. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
procedurenummer: AWB 08/1087
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2009 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
in het geding tussen
[naam],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. B.E. Dijkstra, advocaat te Drachten,
en
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
verweerder,
gemachtigde: mr. J. Dos Santos, werkzaam bij verweerders ministerie.
Procesverloop
Bij brief van 6 juni 2008 heeft verweerder eiser mededeling gedaan van een besluit op bezwaar betreffende de toepassing van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep aangetekend.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, gehouden op 9 januari 2009. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Bij de aanvang van de behandeling ter zitting heeft de rechtbank eiser meegedeeld dat hij niet verplicht is om antwoord te geven op vragen.
Motivering
Feiten
1.1 Begin oktober 2006 heeft [X] op eisers boerderij een zendmast verwijderd, waarbij schade aan de dakplaten van een schuur is ontstaan. [X] stelt deze schade de volgende dag deels gerepareerd, waarna een storm opnieuw schade aan de dakplaten bleek te zijn. Op 17 november 2006 is [X] deze schade gaan herstellen en is hij daarbij door het dak gevallen.
1.2 Naar aanleiding van dat ongeval heeft een inspecteur van verweerders Arbeidsinspectie, T. Reitsma, op 6 maart 2007 op ambtseed een boeterapport opgemaakt. Daarin heeft hij vastgelegd dat [X] op vrijdag 17 november 2006, om ongeveer 18.15 uur, op eisers boerderij tijdens herstelwerkzaamheden van dakplaten op een hellend vlak, door een lichtplaat op een betonvloer is gevallen en daardoor ernstig letsel heeft opgelopen. Er waren geen maatregelen tegen valgevaar genomen. Het gebouw waaraan [X] werkzaamheden verrichtte, is eigendom van eiser. Bijgevoegd bij het rapport zijn onder meer verklaringen van eiser, van [X] en van degene die [X] tijdens de werkzaamheden hielp, [Y].
1.3 Na daartoe eerst het voornemen te hebben geuit en de zienswijze van eiser te hebben vernomen, heeft verweerder hem bij besluit van 11 oktober 2007 wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en van het Arbeidsomstandighedenbesluit een boete opgelegd van € 2.700,=. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers bezwaar tegen het besluit van 11 oktober 2007 ongegrond verklaard.
Standpunten van partijen
2.1 Verweerder stelt zich - onder meer en samengevat - op het standpunt dat vaststaat dat eiser [X] via AB Fryslân heeft ingeleend voor het verrichten van agrarische werkzaamheden voor 10 uur per week, ook in de week waarin het ongeval heeft plaatsgevonden. Het betrof het houden van toezicht en andere voorkomende werkzaamheden bij het rundvee. Eiser heeft zelf verklaard dat voor deze werkzaamheden onregelmatige tijden golden, gedurende de hele week inclusief het weekend. Verder woonde [X] op de boerderij van eiser, zonder huurbetaling, en maakte hij gebruik van diens bedrijfsauto. [X] en [Y] waren volgens hun verklaring bezig met de reparatie van schade aan dakplaten, die op 31 oktober 2006 door een storm was ontstaan. Verweerder vindt het aannemelijk dat [X] ten tijde van het ongeval werkzaamheden verrichtte als ingeleende kracht van eiser en dat deze [X] opdracht heeft gegeven om de schade te herstellen. Daaraan doet niet af dat eiser niet wist dat [X] de herstelwerkzaamheden op 17 november 2006 zou gaan uitvoeren. Verweerder concludeert al met al dat eiser geen enkele voorziening heeft getroffen om valgevaar tegen te gaan en dus de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit heeft overtreden. Gronden om de boete te matigen acht verweerder niet aanwezig: eiser heeft geen inventarisatie van de risico's gemaakt, geen voorzieningen getroffen, geen arbeidsmiddelen aan [X] ter beschikking gesteld, hem geen instructies gegeven en heeft geen toezicht gehouden of laten houden op de werkzaamheden, aldus verweerder.
2.2 Eiser heeft - onder meer en samengevat - aangevoerd dat er geen sprake is geweest van een arbeidsongeval, omdat [X] op het moment van het ongeluk geen arbeid verrichtte voor eiser. Toen eiser zijn bedrijf wilde verkopen, heeft hij [X] onder meer verzocht een zendmast die deze had geplaatst, te verwijderen. Bij het weghalen van de zendmast is de schade aan de schuur van eiser ontstaan. [X] heeft toen gezegd dat hij er wel voor zou zorgen dat die schade werd hersteld. Dit laatste hield geen verband met de taken waarvoor [X] was ingeleend. Hij was in het kader van zijn hobby, het amateurzenden, dus in zijn vrije tijd werkzaam. Eiser wist niet hoe en wanneer [X] dat zou doen en heeft hem daartoe geen opdracht gegeven. Uit urenoverzichten blijkt bovendien dat [X] op vrijdagavond 17 november 2006 helemaal niet was ingeleend door eiser. Van hem hoefde dan ook niet verwacht te worden dat hij voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van valgevaar nam, aldus eiser.
Wettelijk kader
3.1 In artikel 1, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet is bepaald dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. werkgever:
1°. degene jegens wie een ander krachtens arbeidsovereenkomst of publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid, behalve indien die ander aan een derde ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid, welke die derde gewoonlijk doet verrichten;
2°. degene aan wie een ander ter beschikking wordt gesteld voor het verrichten van arbeid als bedoeld onder 1°.;
b. werknemer: de ander, bedoeld onder a.
In het tweede lid van dit artikel wordt voorts bepaald dat in deze wet en de daarop berustende bepalingen mede wordt verstaan onder:
a. werkgever:
1°. degene die zonder werkgever of werknemer in de zin van het eerste lid te zijn, een ander onder zijn gezag arbeid doet verrichten.
Ingevolge artikel 16, tiende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet zijn - voor zover hier van belang - de werkgever en de werknemers verplicht tot naleving van de voorschriften en verboden vastgesteld bij of krachtens de op grond van dit artikel, artikel 20, eerste lid, en artikel 24, negende lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur voorzover en op de wijze als bij of krachtens deze maatregel is bepaald. Deze algemene maatregel van bestuur is het Arbeidsomstandighedenbesluit.
3.2 In artikel 3.16, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit is bepaald dat bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat, zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht is of het gevaar is tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzieningen.
In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat, indien de in het eerste lid genoemde voorzieningen niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen, ter voorkoming van het gevaar voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze zijn aangebracht of doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte worden gebruikt dan wel andere technische middelen worden toegepast, die ten minste een zelfde mate van beveiliging van de in het eerste lid bedoelde arbeid geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming.
In artikel 9.1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit is - voor zover hier van belang - bepaald dat de werkgever verplicht is tot naleving van de voorschriften en verboden welke bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld
Uit artikel 9.9c van het Arbeidsomstandighedenbesluit blijkt dat overtreding van artikel 3.16, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet een beboetbaar feit is, ter zake waarvan een boete kan worden opgelegd van de tweede categorie.
3.3 Verweerder voert ten slotte het beleid dat als:
? de werkgever aantoont dat hij de risico's van de werkzaamheden waarbij het beboetbare feit zich heeft voorgedaan voldoende heeft geïnventariseerd en op grond daarvan de nodige maatregelen heeft getroffen en deugdelijke, voor de arbeid geschikte, arbeidsmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking heeft gesteld, de boete met een derde wordt gematigd;
? als de werkgever bovendien aantoont dat hij voldoende instructies heeft gegeven, de boete met nog een derde wordt gematigd; en
? als de werkgever bovendien aantoont dat hij adequaat toezicht heeft gehouden, er geen boete wordt opgelegd.
Boordeling van het geschil
4.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of [X] ten tijde van het ongeval de werkzaamheden in kwestie verrichtte als ingeleende kracht van eiser, waardoor deze, door geen voorzorgsmaatregelen te nemen, de arbeidsomstandighedenregelgeving heeft overtreden.
4.2 Deze vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Tussen partijen is niet in geschil dat [X] voor 10 uur in de week was ingeleend voor het toezicht houden op en het verzorgen van het vee en het verrichten van andere voorkomende werkzaamheden bij het rundvee. [X] heeft verder verklaard dat hij naast bovengenoemde werkzaamheden alle voorkomende werkzaamheden op de boerderij deed, hij zonder huurbetaling op de boerderij van eiser woonde en gebruik maakte van diens bedrijfsauto. Gelet op die verklaring heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat laatstgenoemde werkzaamheden ook deel uitmaakten van de door hem te verrichten werkzaamheden. Eiser heeft zonder nadere onderbouwing betwist dat [X] dergelijke werkzaamheden moest verrichten; hij heeft enkel gesteld dat [X] een keer een hek heeft geschilderd. Verder mocht [X] op de boerderij van eiser wonen, omdat hij een bekende van hem was, aldus eiser. De rechtbank heeft in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om aan de verklaring van [X] te twijfelen.
4.3 Uit het vorengaande volgt dat de herstelwerkzaamheden aan het dak van eisers boerderij geacht konden worden onder de werkzaamheden van [X] te vallen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende komen vast te staan dat eiser [X] opdracht heeft gegeven om het dak te herstellen. Eiser heeft verklaard dat hij [X] er aan heeft moeten herinneren dat hij de herstelwerkzaamheden nog moest uitvoeren en dat hij tegen hem heeft gezegd dat de dakplaten toch wel voor december moesten zijn gerepareerd. [X] verklaart dat eiser hem op donderdag 16 november 2006 telefonisch vertelde dat het dak hersteld moest zijn vóór zaterdag 18 november 2006. Uit dit alles blijkt voldoende dat eiser [X] de opdracht heeft gegeven om het dak te herstellen. Daaraan doet niet af dat eiser niet wist wanneer en hoe [X] het werk zou gaan doen, omdat hij de organisatie kennelijk aan [X] zelf heeft overgelaten.
4.4 De rechtbank volgt eiser niet in zijn opvatting dat hij [X] geen opdracht tot het verrichten van arbeid heeft gegeven, maar hem enkel aansprakelijk heeft gesteld voor de schade die hij heeft veroorzaakt door het verwijderen van de zendmast van zijn boerderij. Nog los van de vraag of de op 17 november 2006 aanwezige schade mede te wijten was aan de verwijdering van de zendmast door [X], kan de mededeling van eiser dat de dakplaten voor december gerepareerd moet worden niet worden aangemerkt als een aansprakelijkheidsstelling en dient die mededeling, gelet op de werkzaamheden waarvoor [X] mede in het licht van de feiten was aangesteld, beschouwd te worden als een opdracht tot het verrichten van arbeid. Daarbij acht de rechtbank van belang dat met een aansprakelijkheidsstelling de schadeveroorzaker niet verplicht is de schade in natura te herstellen.
4.5 Gelet op het vorenstaande heeft verweerder eiser kunnen verwijten dat hij geen enkele voorzorgsmaatregel heeft genomen, geen instructies heeft gegeven en geen toezicht heeft gehouden ter voorkoming van valgevaar. Dat [X] mogelijk kan worden verweten dat hij zelf onvoorzichtig heeft gehandeld, doet hieraan, gezien eisers verantwoordelijkheid, niet af. In redelijkheid heeft verweerder geen gronden aanwezig geacht om met toepassing van zijn onder 3.3 aangegeven beleid de boete te matigen of achterwege te laten. De hoogte van deze boete is in overeenstemming met verweerders boetebeleid en de rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder van dat beleid had moeten afwijken..
4.6 Het bestreden besluit kan de rechterlijke toets doorstaan. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Zij ziet geen aanleiding om een partij in de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. P.G. Wijtsma, rechter, in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2009.
w.g. B.M. van der Doef
w.g. P.G. Wijtsma
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in artikel 6:13 juncto artikel 6:24 van de Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.