ECLI:NL:RBLEE:2007:AZ7831

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
1 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
17/885198-06 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld in vereniging en de gevolgen van elektronisch toezicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 1 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De verdachte, bijgestaan door mr. T. Bruinsma, werd beschuldigd van het stelen van een beurs en een pakje shag van een slachtoffer in Drachten op 9 september 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een mededader het slachtoffer heeft vastgepakt, naar de grond heeft getrokken en onder bedreiging om geld heeft gevraagd. De rechtbank heeft het telastegelegde bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht, aangezien er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig waren.

Bij de strafmotivering heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het delict, de omstandigheden waaronder het gepleegd is, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 22 dagen, 180 uren werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden geëist. De rechtbank vond deze vordering onvoldoende recht doen aan de ernst van het delict en heeft een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven, omdat het elektronisch toezicht al was ingesteld.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er geen beslag was gelegd op een in beslag genomen tien eurobiljet, omdat dit niet daadwerkelijk uit de beschikkingsmacht van de verdachte was onttrokken. De uitspraak is gedaan met inachtneming van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de verdachte is vrijgesproken van andere telastegelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885198-06
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 februari 2007 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 18 januari 2007.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer.
Telastelegging
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 9 september 2006 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een beurs met inhoud en een pakje shag, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader die [slachtoffer]
- aan diens lichaam hebben vastgepakt en vervolgens vastgehouden en vervolgens
- naar de grond hebben getrokken en
- het woord hebben toegevoegd: "Geld" en
- aan diens kleding hebben onderzocht.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert op het misdrijf:
Diefstal voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voortgangsrapport d.d. 16 januari 2007 van Reclassering Nederland;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot 22 dagen gevangenisstraf, 180 uren werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden;
- het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij een man naar de grond is getrokken en is beroofd van een beurs met geld en van een pakje shag. De rechtbank tilt zwaar aan dit delict. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schending van de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, zijn eigendomsrecht en zijn recht zich ongestoord en veilig op te houden op de openbare weg. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij, zoals hij zelf heeft verklaard, zijn gedrag als een geintje had bedoeld en dat hij op deze onverschillig aandoende manier, midden in de nacht en op de openbare weg, met zijn mededader een beschonken man heeft beroofd.
Verdachte heeft zich tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis en het daarbij behorende elektronisch toezicht in voldoende mate aan de afspraken gehouden. Aan voorlichtingsrapportage van de reclassering heeft hij echter niet willen meewerken. Hij vond dat er inmiddels wel voldoende informatie over hem beschikbaar was. Ter zitting heeft hij daaraan nog toegevoegd dat de reclasseringsmedewerker zich pas kort voor de zitting bij hem vervoegd had en dat het van hem toen niet meer hoefde. Hoewel het verdachtes goed recht is om niet te willen meewerken aan voorlichtingsrapportage, heeft de rechtbank daardoor weinig inzicht kunnen krijgen in zijn persoon en in zijn beweegredenen. De reclasseringsmedewerker heeft niet méér kunnen constateren dan dat verdachte tegenover haar weinig inlevend vermogen heeft getoond, hetgeen zij zorgelijk vindt. Ook de rechtbank is ter zitting opgevallen dat verdachte een tamelijk onverschillige indruk maakt.
Voor een delict als het onderhavige hanteert de rechtbank landelijke oriëntatiepunten, op grond waarvan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 21 maanden het uitgangspunt is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst van het delict en zal verdachte dan ook een forse - deels voorwaardelijke - gevangenisstraf opleggen. De rechtbank merkt daarbij op, dat onder deze omstandigheden het feit dat de voorlopige hechtenis van verdachte inmiddels geschorst is en hij onder elektronisch toezicht staat, niet aan het alsnog opleggen van zo'n gevangenisstraf in de weg staat.
Strafverzwarend acht de rechtbank verdachtes onverschillige houding. In strafverminderende zin wil de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat het geweld dat verdachte bij het plegen van het delict heeft gebruikt, beperkt is gebleven. Daarnaast is verdachte nog jong en wil de rechtbank hem daarom niet al te lang een toekomstperspectief ontnemen. Verder houdt zij rekening met het feit dat verdachte wel een strafblad heeft, maar dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk geweldsdelict en dat hij behoorlijk aan het elektronisch toezicht heeft meegewerkt.
De rechtbank zal de duur van de gevangenisstraf dan ook stellen op 15 maanden, waarvan het voorwaardelijk deel 3 maanden zal bedragen. Dit voorwaardelijk deel zal ervoor moeten zorgen dat verdachte niet opnieuw delicten pleegt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan dat voorwaardelijk deel enige bijzondere voorwaarde te verbinden, nu zij daarvoor te weinig inzicht in de persoon van verdachte heeft gekregen.
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis opheffen omdat zij wil voorkomen dat het elektronisch toezicht na deze uitspraak zal voortduren totdat het vonnis onherroepelijk is.
Inbeslaggenomen goederen
De officier van justitie heeft ten aanzien van het in beslag genomen tien eurobiljet verbeurd verklaring gevorderd.
Artikel 134 van het Wetboek van Strafvordering geeft als definitie van inbeslagneming: 'het onder zich nemen of gaan houden van het voorwerp ten behoeve van de strafvordering'. De wijze van inbeslagneming wat betreft geld is vormvrij. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 2 juni 1936, NJ 1936, 1015 bepaald, dat van onder zich nemen sprake is als de vrije beschikking over het voorwerp aan hem, onder wie het in beslag werd genomen, wordt opgeheven en het voorwerp onder de macht van de beslagleggende ambtenaar is gekomen. Het wegnemen gebeurt in dit geval door het meenemen en elders opslaan van het voorwerp.
Uit de stukken blijkt dat de verbalisant vergeten is het tien eurobiljet daadwerkelijk uit de fouillering van verdachte te halen en het biljet dus niet daadwerkelijk aan verdachtes beschikkingsmacht onttrokken is. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van beslag ten aanzien van het tien eurobiljet en dat zij daarover dus geen beslissing hoeft te nemen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot drie maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. Severein, voorzitter, mr. P.G. Wijtsma en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 februari 2007.