Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 13 juli 2006
Parketnummer: 17/744230-05
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 29 juni 2006.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.J. Meijer, advocaat te Sint Annaparochie.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is de telastelegging gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 juni 2005, bij Ferwert, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede heeft gereden over de wegen, de Ljouwerterdyk en de Rijp, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend, - terwijl verdachte (kort) tevoren alcoholhoudende drank had gebruikt - voornoemd motorrijtuig te besturen, doordat verdachte, met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse heeft gereden en toen, gekomen ter hoogte van een in die weg gelegen flauwe bocht naar links met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig in de -gezien verdachtes rijrichting- rechterberm is gereden en terechtgekomen en vervolgens met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig weer op de weg is terechtgekomen en vervolgens met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig een volledige slag om zijn as heeft gemaakt over die weg en met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig in een -gezien verdachtes rijrichting- links naast die weg gelegen sloot is terechtgekomen, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarde dat verdachte de eerste zes maanden van zijn proeftijd onder elektronisch toezicht staat alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaren;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol en met hoge snelheid heeft gereden, welk gedrag een zeer ernstig ongeluk heeft veroorzaakt waarbij zijn passagier is omgekomen. Dit heeft bij de nabestaanden van het slachtoffer onherstelbaar leed veroorzaakt. De rechtbank acht het zeer kwalijk dat verdachte, die, na op een feest veel gedronken te hebben, door anderen naar huis is gebracht, toch is gaan autorijden. Bovendien was hij kennelijk zo dronken, dat hij zich - al dan niet tegen beter weten in - niet eens kan herinneren dat hij zelf achter het stuur zat.
De rechtbank hanteert voor dit soort delicten landelijke oriëntatiepunten, waarbij een gevangenisstraf van 4 jaar en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 5 jaar het uitgangspunt vormen.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat er bij verdachte geen bijzondere problemen zijn: op zich functioneert hij op vrijwel alle sociaal maatschappelijke terreinen goed, zodat een reclasseringstoezicht geen toegevoegde waarde zal hebben.
De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat hij - hoe volstrekt ontoelaatbaar zijn gedrag ook is geweest - geen willekeurig slachtoffer heeft gemaakt en dat het slachtoffer een vriend van hem was, die hij nu heeft verloren. Verder is gebleken dat de ouders van het slachtoffer geen haatgevoelens jegens verdachte koesteren en nog contact met hem onderhouden.
Dit alles neemt niet weg dat de rechtbank, gezien de ernst van het delict en de uiterst verwijtbare omstandigheden waaronder dit plaatsvond, een werkstraf, zoals door de reclassering geadviseerd en door de officier van justitie geëist, geen passende straf vindt. Datzelfde geldt voor het door de reclassering geadviseerde electronisch toezicht. Slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid kunnen recht doen aan de zwaarte van het door verdachte gepleegde misdrijf. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 jaar.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 6, 8 (oud), 175 (oud), 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van TWEE JAREN.
Ten aanzien van het primaire feit voorts
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen -bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van VIER JAREN.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. P.G. Wijtsma en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2006.